ECLI:NL:RBMNE:2024:5636

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
16/185380-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, poging tot doodslag en rijden onder invloed

Op 30 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 november 2022 in [plaats 1] meerdere personen met zijn auto heeft bedreigd en geprobeerd hen van het leven te beroven. De verdachte werd aangesproken op zijn rijgedrag door een passagier, waarna hij deze passagier bedreigde met de dood. Vervolgens heeft hij met hoge snelheid geprobeerd op twee personen in te rijden, waarbij hij hen daadwerkelijk raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag en bedreiging, maar sprak hem vrij van poging tot doodslag op drie andere personen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op hen was ingereden. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, waarbij de verdachte € 1.000,- moest betalen voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/185380-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [.] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M.L. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
Primair
op 13 november 2022 te [plaats 1] , heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven door (meermalen) met hoge snelheid, dan wel met verhogende snelheid, op die personen in te rijden met een auto, dan wel (één van) deze personen aan te rijden;
Subsidiair
op 13 november 2022 te [plaats 1] heeft geprobeerd om, met eerdergenoemde handelingen, deze personen zwaar te mishandelen;
Meer subsidiair
op 13 november 2022 te [plaats 1] , met eerdergenoemde handelingen en door het (meermalen) raken met de auto, deze personen heeft mishandeld;
Feit 2
op 13 november 2022 te [plaats 1] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling met de woorden: 'ik maak je dood' en/of 'je moet voor mij oppassen' en daarbij met een voertuig op [slachtoffer 3] in te rijden;
Feit 3
op 13 november 2022 te [plaats 1] een auto heeft bestuurd, terwijl het alcoholgehalte in zijn bloed 595 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten, waaronder de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde omdat verdachte geen opzet op de dood van de genoemde personen had. Ook voor feit 1 subsidiair dient vrijspraak te volgen, nu het ontstane letsel niet te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte ook geen opzet heeft gehad op het teweegbrengen van dergelijk letsel. De raadsman heeft benadrukt dat twee personen zijn gevallen doordat een ander tegen hen aanviel, maar dat deze personen niet door verdachte met de auto zijn geraakt. De raadsman heeft opgemerkt dat mogelijk sprake kan zijn van mishandeling.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat uit het dossier niet blijkt dat exact de ten laste gelegde bewoordingen door verdachte zijn gezegd, althans niet richting [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte dit feit heeft bekend en refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 november 2022 bestuurde ik mijn auto in [plaats 1] , waarin een aantal mensen zaten. Later bleken deze mensen te zijn: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 november 2022 ben ik met vrienden naar [naam] gegaan om een leuke avond te hebben. Rond sluitingstijd wilden wij naar huis (
de rechtbank begrijpt: het is inmiddels 13 november 2022). Ik zat uiteindelijk in de auto die bestuurd werd door [verdachte (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: verdachte). Ik zat samen met [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] in de auto. [2] Toen de auto in [plaats 1] tot stilstand kwam, ben ik naar [verdachte (voornaam)] gelopen om hem aan te spreken op zijn rijgedrag. Ik vond het onverantwoord hoe hij reed. Ik hoorde [verdachte (voornaam)] zeggen dat hij mij dood zou maken en ik niet zou weten wie ik tegenover mij had.
Ik zag dat [verdachte (voornaam)] in zijn auto stapte. Ik zag en hoorde dat [verdachte (voornaam)] vol gas vooruit reed. Ik zag ineens dat [verdachte (voornaam)] achteruit kwam rijden. Ik zag en hoorde dat dit vol gas gebeurde. Ik hoorde de auto ronken. Ik voelde dat de auto vol gas tegen mij aanreed. Ik werd gelanceerd tegen de grond aan. Ik nam hierbij [slachtoffer 4 (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4]) en [slachtoffer 2 (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) mee naar de grond. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] weer vooruit reed. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] zijn auto weer achteruit reed. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] op [slachtoffer 5] inreed. Ik zag dat [slachtoffer 5] een paar keer de auto kon ontwijken. Ik zag dat [slachtoffer 5] een oprit op liep. Ik zag dat [slachtoffer 5] viel doordat [verdachte (voornaam)] tegen hem aan reed. [3] Ik zag dat [verdachte (voornaam)] weer volop achteruit reed. Ik hoorde [verdachte (voornaam)] schreeuwen dat hij mij dood ging maken. [4]
Een geschrift, inhoudende een Letselrapportage Forensische Geneeskunde van GGD Flevoland, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 3]
Datum letselonderzoek 23 november 2022
Datum incident 13 november 2022 [5] (...)
gemelde toedracht: Per ambulance naar ziekenhuis gebracht, in ambulance pijnstilling toegediend, daarna opname ziekenhuis ter observatie. Schouder zwaar gekneusd, hand zwaar gekneusd, rechter been is pijnlijk boven knieschijf. Geen botbreuken. [6] Letsel(s):Op de linker handrug is een zwelling over de gehele handrug zichtbaar.
Beoordeling:Past de gemelde toedracht bij het letsel: mogelijk [7]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Toen wij in [plaats 1] waren aangekomen, heeft [slachtoffer 3 (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3]) [verdachte (voornaam)] aangesproken op zijn rijgedrag. Ik besloot erbij te gaan staan. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] in de auto stapte en naar voren reed. Vervolgens zag ik dat de auto hard naar achter gereden kwam en hierbij mij en [slachtoffer 3 (voornaam)] raakte. Ik hoorde dat de banden van de auto slipten en ik hoorde dat de auto flink in de toeren ging. [8] Ik zag dat de auto weer omgedraaid was en dat hij met een hoge snelheid op mij af kwam rijden. Ik kon nog net op tijd aan de kant springen. Nadat [verdachte (voornaam)] mij voorbij gereden was, zag ik dat hij wederom zijn auto had gedraaid en nog een keer op mij af kwam rijden. Ik kon hem voor een tweede keer ontwijken. Ik ben toen op een oprit gaan staan bij een woning. Nadat ik op de oprit was gaan staan, zag ik dat [verdachte (voornaam)] nog een derde keer mijn richting op kwam rijden. Wederom zag ik dat hij dit met hoge snelheid deed. Hij kwam de oprit oprijden en zette de auto vervolgens stil op mijn linker voet en enkel. Ik kon mijn voet niet onder de band vandaan halen. [9]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat [verdachte (voornaam)] het gaspedaal intrapte en in volle vaart achteruit reed. [verdachte (voornaam)] raakte vervolgens [slachtoffer 3 (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 5] . Hierdoor werden ze gelanceerd richting [slachtoffer 2 (voornaam)] en mij. Ik zag en hoorde [verdachte (voornaam)] een paar keer heen en weer rijden om [slachtoffer 5 (voornaam)] en [slachtoffer 3 (voornaam)] aan te rijden. [10]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde [verdachte (voornaam)] zeggen tegen [slachtoffer 3 (voornaam)] : ‘je moet echt voor mij oppassen’.
Ten aanzien van feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 3 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 september 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed van 15 november 2022 (inclusief bijlagen, waaronder een afdruk van het resultaat van het ademanalyseapparaat, waaruit volgt dat verdachte 595 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht blies).
4.3.2
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 2
Poging doodslag en bedreiging
Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte heeft, als bestuurder van een auto, meerdere personen in zijn auto naar huis gebracht. Toen deze personen zijn auto vervolgens verlieten, heeft één van de passagiers, [slachtoffer 3] , verdachte aangesproken op zijn rijgedrag. [slachtoffer 5] is daarbij gaan staan. In reactie op het feit dat hij werd aangesproken, heeft verdachte [slachtoffer 3] bedreigd door te zeggen dat hij hem dood zou maken en dat hij voor hem, verdachte, moet oppassen. Vervolgens heeft verdachte met zijn auto achteruit op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] in proberen te rijden. [slachtoffer 3] beschrijft dat verdachte daarbij ‘vol gas’ reed. Verdachte heeft hem geraakt, waardoor hij gelanceerd werd en op twee anderen terechtkwam. Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij in de buurt van [slachtoffer 3] en verdachte stond, en ook werd geraakt toen verdachte hard achteruit kwam gereden. Zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 5] verklaren dat verdachte vervolgens ook meermalen op [slachtoffer 5] probeerde in te rijden, waarbij [slachtoffer 5] meermalen verdachte heeft moeten ontwijken. Verdachte is uiteindelijk de oprit opgereden waar [slachtoffer 5] op dat moment stond, en reed toen over de voet van [slachtoffer 5] heen. De verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] worden ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 4] die heeft gezien dat verdachte meermalen, in volle vaart, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] heeft proberen aan te rijden. Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte met hoge snelheid en ook bewust op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] is ingereden.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag jegens [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Van een strafbare poging is sprake als het voornemen van de dader om een feit te begaan zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Daarbij gaat het erom of de bewezenverklaarde feitelijke handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf; in dit geval de doodslag van personen.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen voortvloeit dat verdachte eerst heeft geroepen dat hij [slachtoffer 3] dood maakt, vervolgens op hem is ingereden en hem daarbij met zijn auto heeft geraakt. Verder heeft verdachte meermalen op [slachtoffer 5] ingereden, die hem een aantal keer heeft kunnen ontwijken, maar ook tenminste één keer heeft geraakt. Het handelen van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het teweegbrengen van de dood van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] dat verdachte daarop vol opzet heeft gehad. Door met een personenauto, op hoge snelheid, na het uitten van doodsbedreigingen, meermalen op deze voetgangers in te rijden, waardoor één van de aangevers zelfs gelanceerd werd, heeft verdachte willens en wetens geprobeerd om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] om het leven te brengen.
Partiele vrijspraak
De rechtbank acht de poging tot doodslag van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] niet bewezen en spreekt verdachte daarvan (partieel) vrij. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Anders dan bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , is op basis van het dossier niet duidelijk of verdachte op de drie eerdergenoemde personen is ingereden. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen waar zij zich precies bevonden ten opzichte van verdachte op het moment dat hij met verhoogde snelheid op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] inreed. Daarnaast heeft verdachte geen gerichte doodsbedreiging geuit richting deze personen en valt uit het dossier op te maken dat zij ten val zijn gekomen doordat [slachtoffer 3] door een aanrijding werd ‘gelanceerd’ en tegen hen aan viel. De rechtbank merkt op dat uit het dossier valt af te leiden dat de drie personen juist verder weg van de auto van verdachte leken te staan, aangezien in het dossier woorden worden gebruikt als ‘gelanceerd’ en ‘ik liep daarheen’. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte ook opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven door op hen in te rijden.
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging partieel vrijspreken, voor zover de bedreiging ziet op het inrijden met de auto op [slachtoffer 3] , nu de rechtbank deze handeling onder feit 1 al heeft aangemerkt als een poging tot doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 13 november 2022 te [plaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, met hoge snelheid op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] is ingereden met een auto, en deze personen heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 13 november 2022 te [plaats 1] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: 'ik maak je dood', en 'je moet voor mij oppassen';
Feit 3
op 13 november 2022 te [plaats 1] , als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto, merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 595 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (595 microgram).

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan een gedeelte van 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering (te weten: meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole);
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 18 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman verzoekt de rechtbank om, bij een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, te volstaan met de oplegging van één dag detentie en een forse taakstraf. Verdachte zou ook een geldboete kunnen betalen. Daarbij heeft de raadsman er op gewezen dat geen sprake is van zwaar letsel en dat bovendien de slachtoffers ook niet ter terechtzitting aanwezig waren om te verklaren hoe het nu met hen gaat. De raadsman heeft verder gewezen op het tijdsverloop en op het gegeven dat verdachte sinds zijn verhoor in januari 2023 een baan bij het bedrijf van zijn vader heeft gekregen en een behandeling in een kliniek heeft ondergaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst van het bewezenverklaarde
Uit het dossier volgt dat verdachte, terwijl hij meerdere passagiers in zijn auto had, gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond en onverantwoord heeft gereden onder invloed van alcohol. Toen hij op zijn gedrag werd aangesproken door één van de passagiers, heeft verdachte hem met de dood bedreigd en vervolgens zijn auto als een wapen gebruikt waarmee hij opzettelijk heeft geprobeerd om hem, en een ander, van het leven te beroven door met hoge snelheid meermalen op hen in te rijden. Uit de verklaringen van aangevers bij de politie valt af te leiden dat zij erg angstig waren en voor hun leven vreesden. Dat het niet erger is afgelopen, is niet aan verdachte te danken, maar aan het handelen van de slachtoffers zelf. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) van verdachte d.d. 29 augustus 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder strafbeschikkingen opgelegd heeft gekregen voor een mishandeling en voor het veroorzaken van gevaar/hinder op de weg. Gelet op het onderhavige feitencomplex, weegt de rechtbank dat in strafverzwarende zin mee. De rechtbank weegt ten gunste van verdachte mee dat hij nog relatief jong is.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 21 mei 2024, uitgebracht door [instelling 1] . De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding en medewerking aan middelencontrole. Uit het advies volgt ook dat verdachte was gestart met een klinische behandeling, maar dat deze na enkele dagen is beëindigd, omdat hij niet gemotiveerd was. De reclassering heeft daarbij opgemerkt dat verdachte (onder andere) een beperkt probleeminzicht heeft. Ter terechtzitting heeft verdachte toegelicht dat de plek van de klinische opname niet bij hem paste, omdat hij daar dingen zag die hij niet wilde zien. Hij heeft toen besloten om de behandeling te beëindigen. Verdachte heeft aangegeven akkoord te gaan met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, indien de rechtbank hem deze voorwaarden oplegt.
Oplegging van de straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, in het bijzonder de poging tot doodslag op twee personen, is alleen een vrijheidsbenemende straf van enige duur passend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en oplegging van de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden is. Daarnaast legt de rechtbank de maatregel op van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van deze maatregel in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop tussen de pleegdatum van de bewezenverklaarde feiten en de datum van veroordeling.
Omdat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van langer dan 6 maanden oplegt, merkt de rechtbank het volgende op. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,- Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, die zij zou hebben geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het verzoek tot schadevergoeding voldoende is onderbouwd. Gelet op vergelijkbare jurisprudentie, verzoekt zij echter het bedrag te matigen tot € 1.000,-. Voor het overige verzoekt zij om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek tot schadevergoeding. Tot slot heeft de officier van justitie verzocht om oplegging met wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding dient te worden gematigd, omdat de hoogte van de schade onvoldoende onderbouwd is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.000,-. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. Doordat verdachte met zijn auto tegen twee personen is aangereden, heeft de benadeelde partij schade geleden: één van deze personen is tegen haar aan gevallen, waardoor zij op haar beurt is gevallen en daarbij fysiek letsel heeft opgelopen, waaronder een gekneusd sleutelbeen. Ook heeft zij PTSS opgelopen, slapeloze nachten gehad en is zij sinds de betreffende avond angstig om bij anderen in de auto te stappen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van verdachte van oordeel dat het verzochte bedrag dient te worden gematigd, omdat zij niet bewezen acht dat verdachte het op de benadeelde partij had voorzien, maar op anderen. De rechtbank acht een bedrag van € 1.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van het meerdere niet-ontvankelijk verklaren, zodat zij deze nog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen indien verdere behandeling nodig blijkt voor de situaties waarmee zij moeite heeft als gevolg van haar PTSS.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 november 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 285, 287 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 8, 176, 179a Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
  • zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [instelling 1] op het adres [adres 2] te [plaats 2] ;
  • zich laat behandelen door [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien nodig werkt verdachte mee aan diagnostiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • zich, indien de situatie erom vraagt, inspant voor het volgen van een opleiding of het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijwilligerswerk, met een vaste structuur. Hij laat zich daarin begeleiden door een instantie indien de reclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. J.P. Verboom en mr. M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2024.
Mr. Van Straalen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 november 2022 te [plaats 1] , gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met
hoge snelheid, althans al snelheid verhogend, op die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3]
, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] is ingereden met een auto, en/of, een of
meerdere van deze, personen daarvan heeft aangereden, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2022 te [plaats 1] , gemeente Noordoostpolder
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2]
, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met hoge snelheid,
althans al snelheid verhogend, op die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] is ingereden met een auto, en/of, een of meerdere van deze,
personen daarvan heeft aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 november 2022 te [plaats 1] , gemeente Noordoostpolder [slachtoffer 2]
, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft mishandeld
door meermalen, althans eenmaal, met hoge snelheid, althans al snelheid
verhogend, die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] aan te
rijden met een auto, en hen daarbij meermalen, althans eenmaal, te raken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 13 november 2022 te [plaats 1] , gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] de woorden toe te
voegen: 'ik maak je dood', en/of 'je moet voor mij oppassen', en/of daarbij, met een
voertuig, op die [slachtoffer 3] en/of anderen in te rijden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 13 november 2022 te [plaats 1] , gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto, merk
Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [kenteken] ), dit voertuig heeft
bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in
zijn adem bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 595 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
( art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 augustus 2023, genummerd PL0900-2022347060, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 tot en met 101. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 9.
3.p. 10.
4.p. 11.
5.p. 94.
6.p. 94.
7.p. 95.
8.p. 28.
9.p. 29.
10.p. 69.
11.p. 79 - p. 81 en p. 86.