In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot herziening van het besluit van 14 juli 2020, waarbij zijn aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven werd afgewezen. Het Schadefonds had op 20 juli 2023 het verzoek om herziening afgewezen, en de rechtbank behandelt het beroep op 5 september 2024. Eiser stelt dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die zijn aanvraag onderbouwen, waaronder erkenning vanuit Commissie De Winter en correspondentie met het Openbaar Ministerie. De rechtbank oordeelt echter dat deze elementen niet voldoende zijn om aan te tonen dat eiser daadwerkelijk slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf, zoals vereist onder de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). De rechtbank concludeert dat het Schadefonds terecht heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die de afwijzing van het verzoek om herziening kunnen rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.