ECLI:NL:RBMNE:2024:5634

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
11034940
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van geleend geld en afgifte van persoonlijke spullen na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2024, vordert eiseres, die een affectieve relatie had met gedaagde, de terugbetaling van een bedrag van € 13.500,00 dat zij stelt dat gedaagde van haar heeft geleend. Daarnaast vordert zij de afgifte van persoonlijke spullen die gedaagde nog in zijn bezit zou hebben. Gedaagde ontkent echter dat hij geld heeft geleend en stelt dat hij een deel van de spullen niet in zijn bezit heeft.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering tot terugbetaling van het geleende bedrag. De rechter concludeert dat er geen bewijs is dat er een leningsovereenkomst is gesloten tussen partijen, en dat gedaagde daarom niet verplicht is om het bedrag terug te betalen. Eiseres heeft niet aangetoond dat er afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling van het geld.

Wat betreft de vordering tot afgifte van persoonlijke spullen, heeft de kantonrechter vastgesteld dat gedaagde wel enkele van de gevraagde spullen in zijn bezit heeft, waaronder een fotocamera en een portrettekening. De rechter heeft gedaagde veroordeeld om deze spullen binnen twee weken na de zitting af te geven bij het kantoor van de gemachtigde van eiseres. De vordering tot afgifte van andere kledingstukken is afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat gedaagde deze kleding in zijn bezit heeft.

De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11034940 \ AC EXPL 24-857 WMB/61313
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. H. Hulshof,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.G. van Westrenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 maart 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de akte aanvullende producties van [eiseres] ;
- de usb-stick met opnames van [eiseres] .
1.2.
Op 27 augustus 2024 is er een mondelinge behandeling gehouden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiseres] is daarbij verschenen, samen met haar gemachtigde, mr. Hulshof. De heer [A] was ook bij de zitting aanwezig ter ondersteuning van [eiseres] . [gedaagde] is op de zitting verschenen, bijgestaan door mr. Van Westrenen. Aan het begin van de zitting werd duidelijk dat [gedaagde] (dacht dat hij) niet over alle stukken beschikte die door [eiseres] in de procedure zijn ingebracht. In overleg met partijen heeft de kantonrechter daarom de zitting aangehouden en is de mondelinge behandeling voortgezet op 2 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij dezelfde personen aanwezig waren.
1.3.
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben samen een affectieve relatie gehad, die in [2023] is geëindigd. [eiseres] stelt dat [gedaagde] tijdens de relatie in totaal € 13.500,00 van haar heeft geleend en dat hij nog spullen van haar in zijn bezit heeft. [eiseres] wil dat [gedaagde] het geld terugbetaalt en dat hij de spullen teruggeeft, en is daarom deze procedure gestart. [gedaagde] ontkent dat hij geld van [eiseres] zou hebben geleend en weigert daarom te betalen. Van een deel van de spullen zegt [gedaagde] dat hij ze niet terug kan geven, omdat hij ze volgens hem niet in zijn bezit heeft. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] grotendeels afwijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Het is niet vast komen te staan dat [gedaagde] geld van [eiseres] heeft geleend
3.1.
De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] tot betaling van € 13.500,00 afwijzen, omdat het niet vast is komen te staan dat [gedaagde] dat bedrag van haar heeft geleend. [gedaagde] hoeft dat bedrag dus niet aan [eiseres] te betalen.
3.2.
[eiseres] beroept zich in deze procedure op een leningsovereenkomst, waarvan zij stelt dat zij die met [gedaagde] heeft gesloten tijdens hun relatie. Daarom is het ook aan haar om te onderbouwen dat [gedaagde] geld van haar heeft gekregen én dat zij hebben afgesproken dat hij dat geld aan haar zou terugbetalen. [1] Dat heeft zij niet voldoende gedaan.
3.3.
[gedaagde] heeft namelijk ontkend dat hij met [eiseres] heeft afgesproken dat hij haar geld zou terugbetalen, en [eiseres] heeft vervolgens onvoldoende onderbouwd dat partijen dat wel hebben afgesproken. Uit de stukken die [eiseres] heeft overgelegd blijkt dat namelijk niet. In de lijst met bij- en afschrijvingen die [eiseres] heeft overgelegd, is alleen te zien dat er verschillende bedragen naar [gedaagde] zijn overgemaakt, maar niet welke afspraken daarover zijn gemaakt. Uit de berichten die [eiseres] heeft overgelegd, volgt evenmin dat [gedaagde] geld aan [eiseres] zou moeten terugbetalen. [gedaagde] heeft namelijk aangegeven dat hij een deel van de berichten niet herkent en zegt dat dat deel van de berichten niet door hem is verstuurd. Zelfs als alle berichten wel van [gedaagde] afkomstig zouden zijn, dan volgt daaruit bovendien alleen dat [gedaagde] geld aan [eiseres] wilde betalen voor een tegenprestatie, en dus niet vanwege een eerder overeengekomen lening. In de berichten wordt namelijk gezegd dat er eerst “6 kilo terug” zou moeten, voordat [eiseres] daarvoor “12” zou krijgen. Uit het geheel van de overgelegde berichten wordt duidelijk dat het daarin gaat om een nog te sluiten overeenkomst voor een (vermoedelijk illegale) transactie en niet om de terugbetaling van een overeengekomen lening.
[gedaagde] moet een deel van de spullen teruggeven, voor zover hij dat nog niet heeft gedaan
3.4.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] nog verschillende spullen van haar in zijn bezit heeft die zij van hem terug wil hebben, namelijk:
  • een fotocamera van het merk Nikon D3200;
  • een portrettekening van [eiseres] , gemaakt door [B] met het bijbehorende boek ‘ [.] ’;
  • kleding, waaronder een grijze trui van het merk America Today en een zwarte legging van de Hema.
3.5.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat hij de fotocamera, de portrettekening met het bijbehorende boek en de trui van America Today inderdaad in zijn bezit heeft en dat hij die spullen terug zal geven. Op de zitting hebben partijen daarom afgesproken dat [gedaagde] die spullen binnen twee weken na de zitting zou afgeven bij het kantoor van mr. Van Westrenen, zodat [eiseres] ze daar kon (laten) ophalen. De kantonrechter zal [gedaagde] op grond van die afspraak veroordelen om die spullen af te geven bij het kantoor van mr. Van Westrenen. Voor zover hij dat nog niet heeft gedaan, zal [gedaagde] die spullen dus alsnog moeten afgeven.
3.6.
De kantonrechter zal de vordering tot afgifte van de (overige) kleding afwijzen. Volgens [gedaagde] heeft hij (behalve de eerder genoemde trui) geen kleding van [eiseres] , ook niet de door haar genoemde legging. [eiseres] heeft vervolgens niet onderbouwd dat [gedaagde] wel kleding van haar in zijn bezit heeft en om welke kleding het precies gaat en dat had zij wel moeten doen.
De proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd
3.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk op 16 september 2024 de spullen als bedoeld in rechtsoverweging 3.5. af te geven bij het kantoor van zijn gemachtigde, mr. Van Westrenen,
4.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.

Voetnoten

1.Artikel 7:129 lid 1 van het Burgerlijk wetboek.