Overwegingen
2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is namelijk in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
3. De rechtbank merkt in dit kader op dat [arbeidsdeskundige] niet praktiserend verpleegkundige en arbeidsdeskundige is. Hij is dus geen arts, medisch behandelaar of verzekeringsarts. Dit maakt dat de standpunten die [arbeidsdeskundige] over de medische beoordeling inneemt, zonder nadere onderbouwing van een arts of medisch behandelaar, onvoldoende zijn om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Hij voert daartoe aan dat arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] en psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] aanwezig waren op de hoorzitting in bezwaar, maar dat het Uwv geen gebruik heeft gemaakt van hun deskundigheid.
5. Voor zover eiser hiermee heeft bedoeld aan te voeren dat het Uwv [arbeidsdeskundige] en [psychiatrisch verpleegkundige] onvoldoende het woord heeft laten voeren tijdens de hoorzitting, overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 7:8 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen op verzoek van eiser door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord. Uit dit artikel vloeit geen verplichting voor het Uwv voort om meegebrachte getuigen of deskundigen te horen. Uit het verslag van de hoorzitting van 30 januari 2024 blijkt evenwel dat [arbeidsdeskundige] en [psychiatrisch verpleegkundige] zijn gehoord. Het kan zo zijn dat eiser vindt dat zij onvoldoende op de hoorzitting zijn gehoord, maar hiermee is geen rechtsregel geschonden. Bovendien blijkt uit het rapport van 21 februari 2024 dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel de inbreng van de op de hoorzitting meegebrachte deskundigen heeft betrokken bij de beoordeling. De grond slaagt niet.
6. Eiser stelt verder dat de medische beoordeling is gebaseerd op een aantal insinuaties. De opmerking van de primaire verzekeringsarts dat sprake zou zijn van ziektewinst, is een niet gemotiveerde stelling van de verzekeringsarts. Verder vindt eiser het opmerkelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geschreven dat eiser problemen ondervindt met het seksleven. Dit is irrelevant voor de vaststelling van de belastbaarheid van eiser. Ten slotte duidt de opmerking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser een diagnose nodig had om bij het Uwv in te brengen volgens eiser op vooringenomenheid en subjectiviteit bij deze verzekeringsarts.
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de medische beoordeling is gebaseerd op insinuerende opmerkingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De opmerkingen over ziektewinst, het seksleven en een diagnose zijn immers niet de eigen bewoordingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De primaire verzekeringsarts heeft op 22 februari 2023 onder het kopje ‘psychisch onderzoek’ gerapporteerd dat er aanwijzingen voor ziektewinst zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze opmerking in haar rapport onder een samenvatting van het psychisch onderzoek door de primaire verzekeringsarts herhaald. Bovendien is de opmerking over ziektewinst niet zo stellig geponeerd als eiser beweert. Volgens de primaire verzekeringsarts zijn er aanwijzingen voor ziektewinst. Er wordt niet gerapporteerd dát er sprake is van ziektewinst.
8. Verder wordt in het rapport van primaire verzekeringsarts van 22 februari 2023 onder de ‘medische anamnese’ vermeld dat eiser stelt problemen te ondervinden met het seksleven. Dat eiser deze problemen ondervindt, is dus een weergave van hetgeen eiser zelf heeft verteld aan de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit ook zo gerapporteerd op 21 februari 2024.
9. Ten slotte blijkt uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 22 februari 2023 dat eiser tijdens een terugkoppeling bij [geestelijke gezondheidszorg 1] heeft aangegeven dat het voor hem belangrijk was om een diagnose te krijgen in verband met het Uwv. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 februari 2024 blijkt ook dat het om de bewoordingen van [geestelijke gezondheidszorg 1] gaat dat eiser een diagnose nodig had om in te brengen bij het Uwv.
10. Uit het voorgaande volgt dat de opmerkingen over ziektewinst, problemen met het seksleven en het nodig hebben van een diagnose, niet de eigen bewoordingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn. Deze kunnen daarom aan haar niet worden toegeschreven. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen conclusies aan deze opmerkingen verbonden.
11. De rechtbank ziet wel dat de formulering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser het revalidatietraject niet heeft gevolgd niet geheel zuiver is. Eiser is immers wel begonnen met de revalidatiebehandeling maar is daarmee begin april 2023 gestopt in verband met zijn psychosociale problematiek. Het komt er in ieder geval op neer dat eiser op de datum in geding (27 april 2023) niet bezig was met zijn revalidatiebehandeling. Dit erkent eiser ook.
Opvragen van medische informatie
12. Eiser voert in het beroepschrift aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, bij het bemerken van zoveel onduidelijkheden, nadere informatie omtrent het revalidatietraject had moeten opvragen. Er is volgens eiser geen sprake van een volledige heroverweging, omdat niet alle medische feiten zijn meegewogen en er geen vragen zijn gesteld aan de behandelaars over onduidelijke punten. Op de zitting voert eiser aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep te stellig conclusies heeft getrokken op grond van onvolledige informatie.
13. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser onderzocht op het spreekuur van 22 februari 2023. De primaire verzekeringsarts heeft verder medische informatie van de huisarts, de neuroloog, [geestelijke gezondheidszorg 1] , [GGZ-kliniek] en de psycholoog van de [geestelijke gezondheidszorg 2] bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op de hoorzitting. Op deze hoorzitting hebben arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] en psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] opmerkingen gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze opmerkingen bij de medische beoordeling betrokken. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de in bezwaar door eiser ingebrachte informatie van [arbeidsdeskundige] van 9 augustus 2023 en [psychiatrisch verpleegkundige] van
9 augustus 2023 bij de beoordeling meegewogen.
14. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)volgt dat verzekeringsartsen van het Uwv in beginsel mogen varen op hun eigen medisch oordeel en bestaat er geen aanleiding om informatie in te winnen bij de behandelend sector, tenzij sprake is van een in gang gezette of een nog in gang te zetten behandeling die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, of als de behandelend sector een beredeneerd afwijkend oordeel heeft over de medische beperkingen van de betrokkene.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie ingewonnen over het revalidatietraject van eiser. Uit het schrijven van [psychiatrisch verpleegkundige] blijkt dat eiser begin april 2023 met zijn revalidatie is gestopt op advies van de arts. Er was dus geen reden om aan te nemen dat de medische situatie op 27 april 2023, de datum in geding, wezenlijk was veranderd. Uit de toelichting van eiser op de zitting en de door hem ingebrachte informatie is niet gebleken dat sprake is van relevante medische informatie die niet zou zijn meegewogen of van onduidelijkheden waarover nadere vragen aan deskundigen hadden moeten worden gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was er dan ook niet toe gehouden om nadere medische informatie op te vragen of aanvullende vragen aan behandelaars te stellen.
Geen benutbare mogelijkheden
16. Eiser stelt zich op het standpunt dat de medische beoordeling onjuist is, omdat hij volledig arbeidsongeschikt is. Op de zitting voert eiser aan dat er sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM) gelet op zijn onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is in bezwaar niet uitgebreid op dit punt ingegaan. Omdat eiser op de zitting in beroep pas voor het eerst heeft aangevoerd dat er sprake is van GBM in verband met een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat in de bezwaarfase ook niet hoeven doen. De primaire verzekeringsarts heeft zich in het rapport van 14 februari 2022 wel over dit punt uitgelaten. Die heeft overwogen dat er geen sprake is van één van de criteria op grond waarvan kan worden besloten tot volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden (GBM). Er is immers geen sprake van ADL-afhankelijkheid, bedlegerigheid, een langdurige opname in een WLZ-instelling of van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren ten gevolge van een ernstige psychische stoornis of van een zeer ongunstige prognose. Als de verzekeringsarts bezwaar en beroep het eens is met die beoordeling en er geen bezwaargronden over worden aangevoerd, hoeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit niet opnieuw uitvoerig te motiveren. Uit het feit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de arbeidsmogelijkheden van eiser beoordeelt, volgt immers al dat zij het eens is met het oordeel van de primaire verzekeringsarts dat er sprake is van benutbare mogelijkheden.
18. De rechtbank kan de primaire verzekeringsarts hierin ook volgen. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat sprake is van de hiervoor genoemde criteria. De enkele stelling van eiser dat er sprake is van GBM op grond van zijn onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de verzekeringsarts hier onjuist over heeft geoordeeld. Met de gestelde diagnoses die in het rapport van de primaire verzekeringsarts worden benoemd, kan de rechtbank de primaire verzekeringsarts volgen dat er geen sprake is van een ernstige psychische stoornis waaruit een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren blijkt.
Aanvullende beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren
19. [arbeidsdeskundige] heeft op de zitting aangevoerd dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren in de FML. Volgens [arbeidsdeskundige] gaat het om de items: herinneren in het dagelijks functioneren, inzicht in eigen kunnen in het dagelijks functioneren, doelmatig handeling in het dagelijks functioneren, zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten. Dit standpunt wordt voor het eerst op de zitting aangevoerd door [arbeidsdeskundige] , een niet praktiserende verpleegkundige en arbeidsdeskundige. [arbeidsdeskundige] is zelf geen medicus en heeft zijn standpunt niet onderbouwd met medische stukken. De rechtbank ziet hierin onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
20. Eiser voert verder aan dat er een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. De poliklinische revalidatiebehandeling is gestart op 27 februari 2023. Eiser was dus al voor de datum in geding gestart met de revalidatietherapie voor twee tot drie dagen per week.
21. De rechtbank stelt voorop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht de medische situatie van eiser per 27 april 2023 heeft beoordeeld. Dit is datum waarop het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser heeft omgezet in een
WGA-vervolguitkering. Dit wordt de datum in geding genoemd. Eiser was op
27 april 2023 niet meer in behandeling. Het revalidatietraject is blijkens informatie van psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] namelijk begin april 2023 gestopt. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting toegelicht dat deze behandeling tijdelijk is stopgezet in verband met de psychosociale problematiek van eiser.
22. De rechtbank vindt het voorstelbaar dat eiser door zijn psychosociale problematiek niet in staat was om een revalidatiebehandeling te volgen. Maar de omstandigheid dat de behandeling op de datum in geding was gepauzeerd, maakt dat er geen sprake was van verminderde beschikbaarheid op grond waarvan een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. De rechtbank merkt daarbij op dat eiser, als hij in de toekomst verder zou gaan met het revalidatietraject, een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid kan doen bij het Uwv.
23. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft consistent en inzichtelijk gemotiveerd waarom de in de FML van 23 april 2023 vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
Verzoek tot benoeming van een onafhankelijke deskundige
24. Eiser heeft de rechtbank op de zitting verzocht om een psycholoog of een psychiater als onafhankelijke deskundige te benoemen om onderzoek te laten verrichten.
25. De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiser heeft in de procedure voldoende ruimte gehad om stukken in te dienen. Die ruimte heeft hij ook benut door (in bezwaar) stukken van [medisch adviseur] , [arbeidsdeskundige] en [psychiatrisch verpleegkundige] over te leggen. Zoals hierboven overwogen twijfelt de rechtbank ook niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige.
Arbeidsdeskundige beoordeling
26. Eiser voert ten slotte aan dat er in de primaire fase onterecht geen arbeidsdeskundig onderzoek is verricht. Dit gebrek is in de bezwaarfase niet hersteld. De primaire verzekeringsarts heeft de FML volgens eiser gewijzigd, maar dit heeft niet geleid tot een arbeidsdeskundige onderzoek. Dit had wel moeten gebeuren volgens eiser.
27. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die het Uwv bij eiser heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 14 februari 2022. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 december 2022 blijkt dat eiser in staat toen wordt geacht om de volgende functies te verrichten: textielproductenmaker (SBC-code 111160), assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) en medewerker binderij (SBC-code 268030). De arbeidsdeskundige heeft in dit rapport voldoende gemotiveerd dat deze drie functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiser zoals omschreven in de FML van 14 februari 2022. De rechtbank stelt vast dat deze functies ook op 27 april 2023 actueel waren. Omdat het Uwv in deze procedure uitgaat van een ongewijzigde medische situatie en de functies uit de eerdere beoordeling op de datum in geding nog actueel waren, is er geen reden voor het Uwv om nóg een arbeidsdeskundig onderzoek te verrichten. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat eiser de geduide functies niet zou kunnen verrichten. Op grond van deze functies heeft de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 58,75%. De rechtbank kan dit volgen.