ECLI:NL:RBMNE:2024:5632

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
UTR_24_2144
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die zich arbeidsongeschikt heeft gemeld, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die voorheen als werkvoorbereider werkte, is sinds 28 juni 2018 uitgevallen door gezondheidsklachten. Na een beoordeling in 2019 werd hij in staat geacht meer dan 65% van zijn maatmanloon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering. Eiser heeft sindsdien meerdere beoordelingen ondergaan, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 70,65% en later op 58,75% na bezwaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om aan de vastgestelde beperkingen te twijfelen. Eiser heeft aangevoerd dat er sprake is van geen benutbare mogelijkheden (GBM), maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen medische onderbouwing is voor deze claim. Het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige te benoemen is afgewezen, omdat de rechtbank geen onzorgvuldigheden in het medisch onderzoek heeft geconstateerd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere besluiten van het Uwv in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2144

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

1.1.
Eiser heeft voor het laatst als werkvoorbereider gewerkt. Hij is op 28 juni 2018 uitgevallen voor dit werk wegens gezondheidsklachten. Bij de eerstejaars Ziektewet beoordeling op 3 juni 2019 werd hij in staat geacht meer dan 65% te verdienen van zijn maatmanloon. De uitkering op grond van de Ziektewet van eiser werd daarom beëindigd.
1.2.
Vervolgens heeft eiser zich op 22 januari 2020 arbeidsongeschikt gemeld terwijl hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. De primaire verzekeringsarts heeft op 14 februari 2022 een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgemaakt waarin in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden beperkingen zijn opgenomen. In de rubriek werktijden zijn de beperkingen opgenomen dat eiser gemiddeld 8 uur per dag en 30 uur per week kan werken, en dat hij tot en met 32 uur per week kan werken. Op grond van deze FML heeft de primaire arbeidsdeskundige in het rapport van 21 februari 2022 drie functies geduid en eiser op grond daarvan 70,65% arbeidsongeschikt geacht.
1.3.
In een besluit van 24 februari 2022 heeft het Uwv per 19 januari 2022 een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser toegekend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In een besluit van 21 december 2022 heeft het Uwv dit bezwaar gegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML van 14 februari 2022 niet herzien. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 20 december 2022 echter een aantal van de eerder geduide functies laten vervallen en een aantal nieuwe functies geduid. Op grond daarvan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een arbeidsongeschiktheidspercentage van 58,75% vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep dat eiser tegen het besluit van 21 december 2022 heeft ingesteld, ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep dat eiser tegen de uitspraak van de rechtbank heeft ingesteld, bevestigd.
1.4.
In een besluit van 19 januari 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv meegedeeld dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser op 27 april 2023 verandert in een
WGA-vervolguitkering. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt, omdat er voorafgaand aan dit besluit geen heronderzoek heeft plaatsgevonden.
1.5.
Op verzoek van de afdeling bezwaar en beroep van het Uwv heeft de primaire verzekeringsarts de zaak opnieuw beoordeeld. In het rapport van 22 februari 2023 heeft de primaire verzekeringsarts gerapporteerd dat er geen medisch inhoudelijke redenen zijn om het vastgestelde belastbaarheidsprofiel te wijzigen. Eiser komt echter in aanmerking voor een gerichte behandeling gedurende enkele dagen/dagdelen in de week. Dit is een reden om eventueel een hogere urenbeperking aan te nemen. Dit zal vastgesteld worden na het ontvangen van informatie van revalidatiearts [revalidatiearts] ( [revalidatiearts] ). De belastbaarheid van eiser is volgens de primaire verzekeringsarts nog niet vast te stellen.
1.6.
In een brief van 6 maart 2023 heeft revalidatiearts [revalidatiearts] vermeld dat de behandeling van eiser uit maximaal vijf uur per week zou bestaan, verdeeld over twee à drie dagen.
1.7.
De primaire verzekeringsarts heeft op 21 april 2013 aanvullend gerapporteerd dat de belastbaarheid niet tot nauwelijks is gewijzigd. Wel is van belang is dat eiser een behandeltraject van vijf uur per week, verdeeld over twee tot drie dagen gaat volgen. Dit zou een verdere urenbeperking met zich meebrengen tot zes uur per dag.
1.8.
Op 23 april 2023 heeft de primaire verzekeringsarts een nieuwe FML opgesteld. In deze FML worden dezelfde beperkingen in rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen aangenomen ten opzichte van de FML van 14 februari 2022. In de rubriek werktijden heeft de verzekeringsarts in de FML van 23 april 2023 geen aanvullende urenbeperking aangenomen.
1.9.
Eiser heeft vervolgens een aanvullend bezwaarschrift en de volgende informatie naar het Uwv gestuurd:
  • een rapportage van arts en medisch adviseur [medisch adviseur] ( [medisch adviseur] ) van
  • een rapportage van niet praktiserend verpleegkundige en arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] ( [arbeidsdeskundige] ) van 9 augustus 2023;
  • een verslag van psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] ( [psychiatrisch verpleegkundige] ) van Stichting [stichting] van 2023.
1.10.
Op 30 januari 2024 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden. Daarbij waren eiser, zijn gemachtigde, [arbeidsdeskundige] en [psychiatrisch verpleegkundige] aanwezig.
1.11.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 21 februari 2024 gerapporteerd dat de poliklinische revalidatiebehandeling op 27 februari 2023 is gestart voor twee of drie dagen per week. Uit het verslag van [stichting] is gebleken dat het revalidatietraject niet is gevolgd. Begin 2023 is het revalidatietraject gestaakt, volgens de psychiatrisch verpleegkundige vanwege vermoeidheid en psychosociale problematiek. Er is, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep, sprake van een ongewijzigd medisch feitencomplex ten opzichte van 19 januari 2022, de datum einde wachttijd in het kader van de Wet WIA. Een nadere urenbeperking is niet aan de orde. Er zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen objectief medisch inhoudelijke argumenten om de FML te herzien.
1.12.
In een besluit van 11 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Nu de belastbaarheid niet is gewijzigd, worden de in bezwaar geduide functies van 20 december 2022 ongewijzigd geschikt geacht voor eiser.
1.13.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft op 21 mei 2024 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft hier op 28 mei 2024 op gereageerd en daarbij een brief van [arbeidsdeskundige] van 27 mei 2024 meegestuurd.
1.14.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder heeft eiser [arbeidsdeskundige] en [psychiatrisch verpleegkundige] mee naar de zitting genomen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Beoordelingskader
2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is namelijk in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
3. De rechtbank merkt in dit kader op dat [arbeidsdeskundige] niet praktiserend verpleegkundige en arbeidsdeskundige is. Hij is dus geen arts, medisch behandelaar of verzekeringsarts. Dit maakt dat de standpunten die [arbeidsdeskundige] over de medische beoordeling inneemt, zonder nadere onderbouwing van een arts of medisch behandelaar, onvoldoende zijn om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is.
Zorgvuldigheid
Hoorzitting
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Hij voert daartoe aan dat arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] en psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] aanwezig waren op de hoorzitting in bezwaar, maar dat het Uwv geen gebruik heeft gemaakt van hun deskundigheid.
5. Voor zover eiser hiermee heeft bedoeld aan te voeren dat het Uwv [arbeidsdeskundige] en [psychiatrisch verpleegkundige] onvoldoende het woord heeft laten voeren tijdens de hoorzitting, overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 7:8 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen op verzoek van eiser door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord. Uit dit artikel vloeit geen verplichting voor het Uwv voort om meegebrachte getuigen of deskundigen te horen. Uit het verslag van de hoorzitting van 30 januari 2024 blijkt evenwel dat [arbeidsdeskundige] en [psychiatrisch verpleegkundige] zijn gehoord. Het kan zo zijn dat eiser vindt dat zij onvoldoende op de hoorzitting zijn gehoord, maar hiermee is geen rechtsregel geschonden. Bovendien blijkt uit het rapport van 21 februari 2024 dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel de inbreng van de op de hoorzitting meegebrachte deskundigen heeft betrokken bij de beoordeling. De grond slaagt niet.
Insinuaties
6. Eiser stelt verder dat de medische beoordeling is gebaseerd op een aantal insinuaties. De opmerking van de primaire verzekeringsarts dat sprake zou zijn van ziektewinst, is een niet gemotiveerde stelling van de verzekeringsarts. Verder vindt eiser het opmerkelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geschreven dat eiser problemen ondervindt met het seksleven. Dit is irrelevant voor de vaststelling van de belastbaarheid van eiser. Ten slotte duidt de opmerking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser een diagnose nodig had om bij het Uwv in te brengen volgens eiser op vooringenomenheid en subjectiviteit bij deze verzekeringsarts.
7. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de medische beoordeling is gebaseerd op insinuerende opmerkingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De opmerkingen over ziektewinst, het seksleven en een diagnose zijn immers niet de eigen bewoordingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De primaire verzekeringsarts heeft op 22 februari 2023 onder het kopje ‘psychisch onderzoek’ gerapporteerd dat er aanwijzingen voor ziektewinst zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze opmerking in haar rapport onder een samenvatting van het psychisch onderzoek door de primaire verzekeringsarts herhaald. Bovendien is de opmerking over ziektewinst niet zo stellig geponeerd als eiser beweert. Volgens de primaire verzekeringsarts zijn er aanwijzingen voor ziektewinst. Er wordt niet gerapporteerd dát er sprake is van ziektewinst.
8. Verder wordt in het rapport van primaire verzekeringsarts van 22 februari 2023 onder de ‘medische anamnese’ vermeld dat eiser stelt problemen te ondervinden met het seksleven. Dat eiser deze problemen ondervindt, is dus een weergave van hetgeen eiser zelf heeft verteld aan de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit ook zo gerapporteerd op 21 februari 2024.
9. Ten slotte blijkt uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 22 februari 2023 dat eiser tijdens een terugkoppeling bij [geestelijke gezondheidszorg 1] heeft aangegeven dat het voor hem belangrijk was om een diagnose te krijgen in verband met het Uwv. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 februari 2024 blijkt ook dat het om de bewoordingen van [geestelijke gezondheidszorg 1] gaat dat eiser een diagnose nodig had om in te brengen bij het Uwv.
10. Uit het voorgaande volgt dat de opmerkingen over ziektewinst, problemen met het seksleven en het nodig hebben van een diagnose, niet de eigen bewoordingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn. Deze kunnen daarom aan haar niet worden toegeschreven. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen conclusies aan deze opmerkingen verbonden.
11. De rechtbank ziet wel dat de formulering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser het revalidatietraject niet heeft gevolgd niet geheel zuiver is. Eiser is immers wel begonnen met de revalidatiebehandeling maar is daarmee begin april 2023 gestopt in verband met zijn psychosociale problematiek. Het komt er in ieder geval op neer dat eiser op de datum in geding (27 april 2023) niet bezig was met zijn revalidatiebehandeling. Dit erkent eiser ook.
Opvragen van medische informatie
12. Eiser voert in het beroepschrift aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, bij het bemerken van zoveel onduidelijkheden, nadere informatie omtrent het revalidatietraject had moeten opvragen. Er is volgens eiser geen sprake van een volledige heroverweging, omdat niet alle medische feiten zijn meegewogen en er geen vragen zijn gesteld aan de behandelaars over onduidelijke punten. Op de zitting voert eiser aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep te stellig conclusies heeft getrokken op grond van onvolledige informatie.
13. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiser onderzocht op het spreekuur van 22 februari 2023. De primaire verzekeringsarts heeft verder medische informatie van de huisarts, de neuroloog, [geestelijke gezondheidszorg 1] , [GGZ-kliniek] en de psycholoog van de [geestelijke gezondheidszorg 2] bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op de hoorzitting. Op deze hoorzitting hebben arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] en psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] opmerkingen gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze opmerkingen bij de medische beoordeling betrokken. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de in bezwaar door eiser ingebrachte informatie van [arbeidsdeskundige] van 9 augustus 2023 en [psychiatrisch verpleegkundige] van
9 augustus 2023 bij de beoordeling meegewogen.
14. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat verzekeringsartsen van het Uwv in beginsel mogen varen op hun eigen medisch oordeel en bestaat er geen aanleiding om informatie in te winnen bij de behandelend sector, tenzij sprake is van een in gang gezette of een nog in gang te zetten behandeling die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, of als de behandelend sector een beredeneerd afwijkend oordeel heeft over de medische beperkingen van de betrokkene.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie ingewonnen over het revalidatietraject van eiser. Uit het schrijven van [psychiatrisch verpleegkundige] blijkt dat eiser begin april 2023 met zijn revalidatie is gestopt op advies van de arts. Er was dus geen reden om aan te nemen dat de medische situatie op 27 april 2023, de datum in geding, wezenlijk was veranderd. Uit de toelichting van eiser op de zitting en de door hem ingebrachte informatie is niet gebleken dat sprake is van relevante medische informatie die niet zou zijn meegewogen of van onduidelijkheden waarover nadere vragen aan deskundigen hadden moeten worden gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was er dan ook niet toe gehouden om nadere medische informatie op te vragen of aanvullende vragen aan behandelaars te stellen.
Medische beoordeling
Geen benutbare mogelijkheden
16. Eiser stelt zich op het standpunt dat de medische beoordeling onjuist is, omdat hij volledig arbeidsongeschikt is. Op de zitting voert eiser aan dat er sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM) gelet op zijn onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is in bezwaar niet uitgebreid op dit punt ingegaan. Omdat eiser op de zitting in beroep pas voor het eerst heeft aangevoerd dat er sprake is van GBM in verband met een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat in de bezwaarfase ook niet hoeven doen. De primaire verzekeringsarts heeft zich in het rapport van 14 februari 2022 wel over dit punt uitgelaten. Die heeft overwogen dat er geen sprake is van één van de criteria op grond waarvan kan worden besloten tot volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden (GBM). Er is immers geen sprake van ADL-afhankelijkheid, bedlegerigheid, een langdurige opname in een WLZ-instelling of van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren ten gevolge van een ernstige psychische stoornis of van een zeer ongunstige prognose. Als de verzekeringsarts bezwaar en beroep het eens is met die beoordeling en er geen bezwaargronden over worden aangevoerd, hoeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit niet opnieuw uitvoerig te motiveren. Uit het feit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de arbeidsmogelijkheden van eiser beoordeelt, volgt immers al dat zij het eens is met het oordeel van de primaire verzekeringsarts dat er sprake is van benutbare mogelijkheden.
18. De rechtbank kan de primaire verzekeringsarts hierin ook volgen. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat sprake is van de hiervoor genoemde criteria. De enkele stelling van eiser dat er sprake is van GBM op grond van zijn onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de verzekeringsarts hier onjuist over heeft geoordeeld. Met de gestelde diagnoses die in het rapport van de primaire verzekeringsarts worden benoemd, kan de rechtbank de primaire verzekeringsarts volgen dat er geen sprake is van een ernstige psychische stoornis waaruit een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren blijkt.
Aanvullende beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren
19. [arbeidsdeskundige] heeft op de zitting aangevoerd dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren in de FML. Volgens [arbeidsdeskundige] gaat het om de items: herinneren in het dagelijks functioneren, inzicht in eigen kunnen in het dagelijks functioneren, doelmatig handeling in het dagelijks functioneren, zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten. Dit standpunt wordt voor het eerst op de zitting aangevoerd door [arbeidsdeskundige] , een niet praktiserende verpleegkundige en arbeidsdeskundige. [arbeidsdeskundige] is zelf geen medicus en heeft zijn standpunt niet onderbouwd met medische stukken. De rechtbank ziet hierin onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Urenbeperking
20. Eiser voert verder aan dat er een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. De poliklinische revalidatiebehandeling is gestart op 27 februari 2023. Eiser was dus al voor de datum in geding gestart met de revalidatietherapie voor twee tot drie dagen per week.
21. De rechtbank stelt voorop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht de medische situatie van eiser per 27 april 2023 heeft beoordeeld. Dit is datum waarop het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering van eiser heeft omgezet in een
WGA-vervolguitkering. Dit wordt de datum in geding genoemd. Eiser was op
27 april 2023 niet meer in behandeling. Het revalidatietraject is blijkens informatie van psychiatrisch verpleegkundige [psychiatrisch verpleegkundige] namelijk begin april 2023 gestopt. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting toegelicht dat deze behandeling tijdelijk is stopgezet in verband met de psychosociale problematiek van eiser.
22. De rechtbank vindt het voorstelbaar dat eiser door zijn psychosociale problematiek niet in staat was om een revalidatiebehandeling te volgen. Maar de omstandigheid dat de behandeling op de datum in geding was gepauzeerd, maakt dat er geen sprake was van verminderde beschikbaarheid op grond waarvan een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. De rechtbank merkt daarbij op dat eiser, als hij in de toekomst verder zou gaan met het revalidatietraject, een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid kan doen bij het Uwv.
Conclusie
23. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft consistent en inzichtelijk gemotiveerd waarom de in de FML van 23 april 2023 vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
Verzoek tot benoeming van een onafhankelijke deskundige
24. Eiser heeft de rechtbank op de zitting verzocht om een psycholoog of een psychiater als onafhankelijke deskundige te benoemen om onderzoek te laten verrichten.
25. De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiser heeft in de procedure voldoende ruimte gehad om stukken in te dienen. Die ruimte heeft hij ook benut door (in bezwaar) stukken van [medisch adviseur] , [arbeidsdeskundige] en [psychiatrisch verpleegkundige] over te leggen. Zoals hierboven overwogen twijfelt de rechtbank ook niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige.
Arbeidsdeskundige beoordeling
26. Eiser voert ten slotte aan dat er in de primaire fase onterecht geen arbeidsdeskundig onderzoek is verricht. Dit gebrek is in de bezwaarfase niet hersteld. De primaire verzekeringsarts heeft de FML volgens eiser gewijzigd, maar dit heeft niet geleid tot een arbeidsdeskundige onderzoek. Dit had wel moeten gebeuren volgens eiser.
27. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die het Uwv bij eiser heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 14 februari 2022. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 december 2022 blijkt dat eiser in staat toen wordt geacht om de volgende functies te verrichten: textielproductenmaker (SBC-code 111160), assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) en medewerker binderij (SBC-code 268030). De arbeidsdeskundige heeft in dit rapport voldoende gemotiveerd dat deze drie functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiser zoals omschreven in de FML van 14 februari 2022. De rechtbank stelt vast dat deze functies ook op 27 april 2023 actueel waren. Omdat het Uwv in deze procedure uitgaat van een ongewijzigde medische situatie en de functies uit de eerdere beoordeling op de datum in geding nog actueel waren, is er geen reden voor het Uwv om nóg een arbeidsdeskundig onderzoek te verrichten. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat eiser de geduide functies niet zou kunnen verrichten. Op grond van deze functies heeft de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 58,75%. De rechtbank kan dit volgen.

Conclusie en gevolgen

28. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:733.