ECLI:NL:RBMNE:2024:5628

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
514989
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter na huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2024 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen een vader en moeder over de zorgregeling voor hun minderjarige dochter. De rechtbank heeft na meerdere aanhoudingen geconcludeerd dat er geen ruimte is voor omgang tussen de minderjarige en haar vader. De vader heeft tijdens de relatie huiselijk geweld gepleegd tegen de moeder en heeft de minderjarige tijdens de omgang een tik gegeven. De rechtbank oordeelt dat de impact van deze gebeurtenissen op de minderjarige zodanig is dat zij wordt overvraagd als omgang verlangd wordt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel niet openstaat voor contact met haar vader en dat het in haar belang is om haar grenzen te respecteren en ruimte te geven voor haar verwerkingsproces.

De rechtbank heeft het verzoek van de vader om de zorgregeling uit het ouderschapsplan te handhaven afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de vader moet loslaten dat contactherstel met de minderjarige op dit moment mogelijk is. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de vader wel kaartjes naar de minderjarige kan blijven sturen, maar dat deze luchtig moeten zijn en geen druk mogen uitoefenen. De moeder moet de vader blijven informeren over de minderjarige, zodat hij betrokken kan blijven bij haar leven. De rechtbank heeft de vader aangeraden om hulp te zoeken voor zijn eigen proces van verwerking van de gebeurtenissen van de afgelopen jaren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/514989 / FO RK 20-1366
Zorgregeling
Beschikking van 30 augustus 2024
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Gorissen,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft in deze procedure beslissingen genomen op 2 maart 2021, 27 mei 2022, 22 september 2022, 15 september 2023, 25 januari 2024 en 25 maart 2024.
De rechtbank verwijst voor het procesverloop naar deze eerdere beschikkingen.
1.2.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het werkplan van het Frontteam van 21 november 2023;
  • het verslag van het kindgesprek van SAVE met [minderjarige] van 1 maart 2024;
  • het verslag van Driehoekzorg ten aanzien van de vader van 25 juni 2024;
  • het verslag van Driehoekzorg verslag ten aanzien van [minderjarige] en de moeder van
  • de eindevaluatie van Opgroeiconsult van 3 juli 2024;
  • het verslag van de leerkracht [minderjarige] van 11 juli 2024;
  • het verslag van school (juf [A] ) van 11 juli 2024;
  • de afsluitrapportage van SAVE ten behoeve van de ondertoezichtstelling van 25 juli 2024;
  • de brief van SAVE gericht aan de moeder met daarin de beslissing om geen verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken van 26 augustus 2024;
  • de brief van SAVE gericht aan de vader met daarin de beslissing om geen verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken van 26 augustus 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling (zitting) is voortgezet op 30 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader met zijn advocaat;
  • [B] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • [C] , namens de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI).

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Zij zijn de ouders van
[minderjarige], geboren op [2014] in [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over haar nemen.
2.3.
Bij beschikking van 22 september 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 22 september 2023. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd tot 22 september 2024.
2.4.
De ouders zijn het niet eens over de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] .
2.5.
De ouders hebben in het ouderschapsplan – kort samengevat – afgesproken dat [minderjarige] één weekend per twee weken bij de vader verblijft, van vrijdagavond tot zondagavond, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
2.6.
De rechtbank heeft bij beschikking van 27 mei 2022 de volgende voorlopige zorgregeling bepaald:
  • vanaf 13 mei 2022 hebben de vader en [minderjarige] om de week omgang bij het omgangshuis [naam] , de eerste twee keer gedurende één uur en daarna gedurende twee uur;
  • voor het geval de ouders niet, of niet direct, bij [naam] terecht kunnen hebben de vader en [minderjarige] vanaf 13 mei 2022 om de week omgang bij de McDonalds, de eerste twee keer gedurende één uur en daarna gedurende twee uur, waarbij de moeder [minderjarige] brengt en ophaalt.
2.7.
Bij beschikking van 22 september 2022 heeft de rechtbank de zorgregeling gewijzigd in die zin dat de volgende voorlopige zorgregeling geldt tussen de vader en [minderjarige] :
- [minderjarige] en de vader hebben minimaal één keer in de twee á drie weken minimaal twee uur begeleide omgang op een nader te bepalen plek en begeleid door een nader te bepalen instantie, waarbij de omgangsmomenten zowel met de moeder als met de vader worden voor- en nabesproken, en waarbij tijdens de omgang ondersteuning wordt geboden om het contact tussen [minderjarige] en de vader prettig en op een passende manier te laten verlopen.
De rechtbank heeft de beslissing over de definitieve zorgregeling aangehouden.
2.8.
De vader heeft verzocht dat de moeder de zorgregeling uit het ouderschapsplan stipt dient na te komen, inhoudende dat [minderjarige] bij de vader verblijft:
  • een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt en terugbrengt;
  • de helft van de vakanties en feestdagen zoals in het ouderschapsplan overeengekomen;
op straffe van een dwangsom van € 200,- per keer/dag dat de moeder in gebreke blijft aan het in de beschikking gestelde te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.
2.9.
Vervolgens heeft de vader – aanvullend – verzocht een voorlopige zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader vast te stellen, die de rechtbank in goede justitie juist acht, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer of dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat de moeder in gebreke blijft aan de door de rechtbank vastgestelde (voorlopige) zorgregeling te voldoen, met een maximum van € 25.000,-, althans op straffe van een dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
2.10.
Bij mondelinge uitspraak van 25 maart 2024 heeft de rechtbank de beslissing over de zorgregeling aangehouden.
2.11.
Tijdens de zitting van 30 augustus 2024 heeft de vader zijn verzoek waarbij hij verzoekt dat de moeder de zorgregeling uit het ouderschapsplan stipt dient na te komen op straffe van een dwangsom ingetrokken. Ook heeft de vader de dwangsom die aan het aanvullende verzoek is gekoppeld ingetrokken. Verder heeft de vader het aanvullende verzoek geconcretiseerd, in die zin dat hij de rechtbank verzoekt een voorlopige zorgregeling vast te stellen in die zin dat er wordt gewerkt aan contactherstel tussen [minderjarige] en de vader.
Voorgaande betekent dat de rechtbank alleen nog een beslissing hoeft te nemen op het aanvullende verzoek van de vader.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de vader afwijzen. Hierna zal de rechtbank deze beslissing uitleggen.
Waarom neemt de rechtbank deze beslissing?
3.2.
De rechtbank is – net als de GI en de Raad – van oordeel dat het nu niet in het belang van [minderjarige] is om haar te verplichten om mee te werken aan contactherstel met de vader. Inmiddels is er al lange tijd geen omgang meer geweest tussen [minderjarige] en de vader. De afgelopen jaren is er onder andere in het kader van de ondertoezichtstelling geprobeerd om het contact tussen [minderjarige] en de vader te herstellen, maar dit is niet gelukt. Uit de verslagen van Opgroeiconsult en Driehoekzorg volgt dat [minderjarige] (nog steeds) een negatieve houding heeft ten opzichte van haar vader en dat zij niet openstaat voor contact. De weerstand van [minderjarige] lijkt te zijn versterkt doordat de moeder haar tot voor kort verplichtte om de kaartjes van de vader open te maken en te lezen. Tijdens de zitting heeft de moeder toegelicht dat de vader, in overleg met Driehoekzorg en zijn begeleider, inmiddels is gestopt met het sturen van de kaartjes vanwege het negatieve effect daarvan op [minderjarige] . Daarnaast lijkt [minderjarige] het lastig te vinden dat de moeder informatie over haar deelt met de vader.
3.3.
Door de hulpverlening is waargenomen dat [minderjarige] nog last heeft van onverwerkte trauma’s en dat het niet verwerken daarvan (ook) bijdraagt aan het negatieve beeld dat [minderjarige] heeft van haar vader. Hoewel de ouders van mening verschillen over de aard en frequentie, zijn zij het erover eens dat de vader tijdens de relatie huiselijk geweld heeft gepleegd naar de moeder. [minderjarige] is hiervan getuige geweest. Ook heeft de vader [minderjarige] tijdens de omgang eens een tik gegeven. De hulpverlening constateert dat [minderjarige] op dit moment niet toekomt aan het verwerkingsproces, vermoedelijk vanwege de huidige verplichtingen omtrent de vader. Daar komt bij dat [minderjarige] inmiddels veel hulpverleners wantrouwt, omdat de hulpverlening telkens als doel heeft gehad om het contact met de vader te herstellen. Verder concludeert de hulpverlening dat de druk die [minderjarige] ervaart om het contact met de vader aan te gaan bij haar veel stress oplevert, haar relatie met de moeder onder druk zet en haar beperkt in haar verdere ontwikkeling.
3.4.
Op basis van de stukken en het gesprek op de zitting is de rechtbank van oordeel dat het voor nu belangrijk is dat [minderjarige] haar grenzen worden gerespecteerd, zodat zij de ruimte krijgt en ervaart om aan de slag te gaan met haar verwerkingsproces. Dit vraagt van de vader dat hij het nastreven van contactherstel met [minderjarige] voor nu gaat loslaten, hoe verdrietig dat ook is. Hoewel de vader dat anders ziet, is de rechtbank van oordeel dat de vader iets vraagt van [minderjarige] dat zij simpelweg niet kan, en dat daarom ook niet van haar gevraagd mag worden. Ook de rechter was er in eerste instantie van overtuigd dat contactherstel mogelijk zou moeten zijn, maar constateert nu, met voortschrijdend inzicht, dat zij de impact van wat [minderjarige] heeft meegemaakt heeft onderschat.
3.5.
Formeel betekent de afwijzing van het verzoek van de vader dat de zorgregeling uit het ouderschapsplan herleeft. De moeder heeft immers geen verzoek gedaan om te bepalen dat er geen omgang zal zijn tussen de vader en [minderjarige] . Uit hetgeen ter zitting is besproken, en ook gelet op de inhoud het gewijzigde verzoek van de vader, leidt de rechtbank af dat dat wel is wat partijen voor ogen hebben als consequentie van het afgewezen verzoek van de vader. Als de moeder dat wil formaliseren dienen ouders dat formeel vast te leggen, en als dat niet lukt moet de moeder een verzoek bij de rechtbank doen.
3.6.
Nu contactherstel voorlopig niet aan de orde is betekent dit overigens niet dat de vader moet stoppen met het sturen van kaartjes naar [minderjarige] . Het is belangrijk dat de vader in elk geval op belangrijke momenten kaartjes blijft sturen zoals op de verjaardag van [minderjarige] , andere feestdagen en bij het afronden van een schooljaar. Op deze manier weet [minderjarige] dat haar vader aan haar denkt en dat de deur voor haar openstaat, ook als wellicht het moment komt dat zij weer contact met de vader wil en kan hebben. Tijdens de zitting heeft de Raad uitgelegd dat het van belang is dat [minderjarige] door de kaartjes geen druk ervaart vanuit de vader. Daarvoor is nodig dat de tekst van de kaartjes luchtig is en aansluit bij [minderjarige] . In de kaarten die de vader eerder stuurde deed hij soms toch een appel op haar, bijvoorbeeld door te vragen of hij een keer bij haar hockeywedstrijd mocht komen kijken. Het is daarom raadzaam dat de vader hulp van een professional zoekt bij het schrijven van de kaartjes. Vervolgens is het aan de moeder om aan [minderjarige] te laten weten als er een kaartje van de vader is binnengekomen, maar om [minderjarige] niet meer te verplichten om de kaartjes te lezen. Als [minderjarige] een kaartje niet wil lezen dan zal de moeder het kaartje op een plek (bijvoorbeeld in een doos) bewaren waar [minderjarige] bij kan op het moment dat zij het kaartje wél wil openmaken en wil lezen. Op deze manier houdt [minderjarige] zelf de regie, maar weet zij wel dat haar vader aan haar denkt.
3.7.
Ondanks dat [minderjarige] veel wantrouwen ervaart richting hulpverleners, heeft zij inmiddels wel een vertrouwensband opgebouwd met de hulpverleenster van Driehoekzorg. Daarom zou het voor [minderjarige] goed zijn als deze hulp wordt voortgezet waarbij het tempo van de hulpverlening wordt bepaald door de draagkracht van [minderjarige] . Hopelijk zal [minderjarige] door deze beslissing niet langer de druk ervaren van verplicht contactherstel met de vader en zal er daardoor bij haar haar ruimte ontstaan om te kunnen beginnen aan haar verwerkingsproces.
3.8.
De rechtbank benadrukt dat het van belang is dat de moeder conform de beslissing van 25 januari 2024 de vader blijft informeren over [minderjarige] . Het is belangrijk dat de vader weet wat er in het leven van [minderjarige] speelt, zodat hij samen met de moeder zijn gezag over [minderjarige] kan blijven uitoefenen en dus kan meebeslissen over belangrijke onderwerpen in het leven van [minderjarige] . Daarnaast is het verstrekken van informatie over [minderjarige] belangrijk zodat de vader beter kan aansluiten bij [minderjarige] als er in de toekomst contactherstel plaatsvindt. Het is aan de moeder om aan [minderjarige] uit te leggen dat die informatie wel aan de vader gegeven moet worden, ook als [minderjarige] dat liever niet wil.
3.9.
Tot slot geeft de rechtbank de vader ter overweging mee om bij de gemeente om hulp te vragen voor zijn eigen proces. Het is de vader gegund om ondersteuning te krijgen bij het verwerken van de gebeurtenissen van de afgelopen jaren en van de huidige situatie waarbij hij een ouder op afstand is.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek van de vader af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
30 augustus 2024 en op schrift gesteld op 19 september 2024.