ECLI:NL:RBMNE:2024:5627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
579838
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing over hervatten van de begeleide omgang

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 30 augustus 2024, wordt de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland (GI) van 30 juli 2024 vervallen verklaard. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.G.M. ter Avest, had verzocht om deze aanwijzing te laten vervallen, omdat zij van mening was dat deze niet op de juiste wijze tot stand was gekomen en niet voldeed aan de beginselen van behoorlijk bestuur. De kinderrechter oordeelt dat de GI onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht in de procedure, vooral gezien het feit dat er een incident had plaatsgevonden tijdens de omgangsbegeleiding, waarbij de moeder aangifte had gedaan. De kinderrechter stelt vast dat de GI niet adequaat heeft gereageerd op de zorgen van de moeder en dat de schriftelijke aanwijzing in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De beslissing van de kinderrechter is dat de schriftelijke aanwijzing vervalt, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, om zo de omgang tussen de kinderen en de vader niet verder te bemoeilijken. De kinderrechter benadrukt dat de GI de belangen van de kinderen en de moeder beter had moeten afwegen en dat de nadelige gevolgen van de aanwijzing niet in verhouding stonden tot het beoogde doel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/579838 / JE RK 24-1349
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J.G.M. ter Avest,
over
[minderjarige 1], geboren op [2016] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2018] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [2020] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift (met producties 1 tot en met 47) van
13 augustus 2024 mee in haar beoordeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
30 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader;
- [A] als vertegenwoordiger van de GI.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 29 januari 2024 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van de GI tot 29 januari 2025.
2.4.
De GI heeft op 30 juli 2024 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Hierin is het volgende opgenomen:

SAVE verzoekt mevrouw [de moeder] om uiterlijk 2 augustus voor 12.00 uur in overleg te gaan met Het Opstapje en SAVE om de punten van zorg die ze heeft te bespreken en met als doel om weer tot samenwerking te komen met Het Opstapje, waardoor de omgang tussen de kinderen en de heer [de vader] kan worden hervat conform beschikking.Indien mevrouw [de moeder] en/of de heer [de vader] zich niet aan de omgang houden zal SAVE de kinderrechter verzoeken om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.”

3.Het verzoek van de moeder

3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 30 juli 2024 geheel vervallen te verklaren, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De moeder heeft haar verzoek als volgt gemotiveerd. De moeder vindt dat de schriftelijke aanwijzing vervallen dient te worden verklaard, omdat die volgens haar niet juist tot stand is gekomen en ten onrechte is afgegeven. De moeder stelt zich op het standpunt dat de schriftelijke aanwijzing niet voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

4.De standpunten

Wat vindt de GI van het verzoek?
4.1.
De GI heeft op de zitting uitgelegd dat zij de schriftelijke aanwijzing heeft gegeven en in stand heeft gelaten, omdat zij het (nog steeds) belangrijk vindt dat er op korte termijn een gesprek komt tussen de moeder, Het Opstapje en de GI. Na dit gesprek kan worden besloten of de overdracht in de toekomst nog door Het Opstapje kan worden begeleid, of dat hiervoor een andere instantie moet worden ingezet. Daarnaast denkt de GI dat het gesprek voor moeder fijn kan zijn om erkenning te krijgen voor de situatie die zij met Het Opstapje heeft meegemaakt.
Wat vindt de vader van het verzoek?
4.2.
De vader heeft op zitting verteld dat hij de kinderen eind juni 2024 voor het laatst heeft gezien. Hij mist de kinderen heel erg en hoopt dat hij ze snel weer kan zien. De afgelopen periode zijn er nog wel videobelmomenten geweest tussen de vader en de kinderen.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing van 30 juli 2024 vervallen verklaren. Hierna zal de kinderrechter uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De ontvankelijkheid
5.2.
De termijn die de ouder met gezag heeft om de kinderrechter te vragen om een schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren, bedraagt twee weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt. De kinderrechter stelt vast dat de schriftelijke aanwijzing van de GI is gedateerd op 30 juli 2024. De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder op 13 augustus 2024 ontvangen. De moeder is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.
Het juridisch kader
5.3.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Een ondertoezichtstelling geeft de GI bepaalde bevoegdheden. Tegelijkertijd brengt het verplichtingen voor de ouders met gezag mee, want een ondertoezichtstelling beperkt het gezag van de ouders. Als een ouder met gezag niet wil meewerken aan de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling kan de GI die ouder een schriftelijke aanwijzing geven. [1] De ouder met gezag kan de kinderrechter vragen om een schriftelijke aanwijzing (geheel of gedeeltelijk) vervallen te verklaren. [2]
5.4.
Op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek kan de moeder vragen om vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. Bij de beoordeling van het verzoek van de moeder dient de kinderrechter te beoordelen of de schriftelijke aanwijzing volgens de regels van de Algemene wet bestuursrecht en de ongeschreven algemene beginselen van behoorlijk bestuur tot stand is gekomen. Dit betekent dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand moet zijn gekomen, dat het voldoende is gemotiveerd en de nadelige gevolgen daarvan voor een of meer belanghebbenden niet onevenredig zijn in verhouding tot het te dienen doel (het evenredigheidsbeginsel). Bij de beoordeling wordt gekeken naar de situatie zoals deze was ten tijde van het geven van de schriftelijke aanwijzing. Verder dient de schriftelijke aanwijzing het doel van de ondertoezichtstelling te dienen en in het belang van de minderjarige(n) te worden geacht. De kinderrechter kan de aanwijzing vervolgens slechts marginaal toetsen, namelijk of de schriftelijke aanwijzing op een juiste wijze tot stand is gekomen.
De toelichting
5.5.
De kinderrechter benadrukt allereerst dat het hier niet gaat om de vraag of zij vindt dat de GI de schriftelijke aanwijzing terecht heeft gegeven. Dat is een bevoegdheid die de GI toekomt en die de kinderrechter als gezegd marginaal toetst. De kinderrechter is echter van oordeel dat aan de schriftelijke aanwijzing procedurele gebreken kleven. Hierdoor komt zij aan een marginale toets van de inhoud van de schriftelijke aanwijzing niet toe.
5.6.
Ten eerste is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De moeder had aan de GI verklaard dat er tijdens de overdracht van 29 juni 2024 een heftig incident had plaatsgevonden, waarbij de begeleidster van Het Opstapje één van de kinderen heel hardhandig heeft vastgepakt en op een onaanvaardbare toon tegen de kinderen sprak. Daardoor de begeleiding van de overdracht door Het Opstapje voor haar en de kinderen niet meer haalbaar was. De moeder heeft van het incident aangifte gedaan. De politie heeft een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis. Los van de vraag wat zich precies heeft afgespeeld tijdens de betreffende overdracht, en of moeders bezwaar tegen verdere begeleiding door Het Opstapje terecht was, had de vereiste zorgvuldigheid van de GI gevraagd om allereerst deze gebeurtenis met de moeder te bespreken. Vervolgens had de GI moeten onderzoeken of er ondersteuning nodig was voor de moeder en/of de kinderen en wat er nodig was om de begeleide omgang, in welke vorm dan ook, weer op te pakken. De kinderrechter constateert op basis van de mailwisseling dat de GI echter heeft volstaan met benadrukken dat de omgang weer door moet gaan. Daarbij is het bij de moeder neergelegd om te zoeken naar begeleiding. Hoewel de kinderrechter begrijpt dat de GI belang hechtte aan het spoedig hervatten van de omgang, vindt zij de manier waarop de GI heeft gehandeld onvoldoende zorgvuldig.
5.7.
De kinderrechter is verder van oordeel dat de GI in de schriftelijke aanwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd waarom Het Opstapje de overdracht moest blijven begeleiden. Weliswaar heeft de GI tijdens de zitting naar voren gebracht dat het lastig is om een andere organisatie te vinden die de gemeente wil financieren, maar dat is onvoldoende reden om – zonder daarover met de moeder in gesprek te gaan – vast te houden aan de begeleiding vanuit Het Opstapje.
5.8.
Ten slotte is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De kinderrechter vindt dat de nadelige gevolgen van de schriftelijke aanwijzing voor de moeder en de kinderen onevenredig zijn in verhouding tot het te dienen doel, namelijk het hervatten van de omgang tussen de kinderen en de vader. De GI heeft hoog spel gespeeld door de schriftelijke aanwijzing aan de moeder te geven. De schriftelijke aanwijzing is daarmee, ondanks de intenties waaraan de kinderrechter op zichzelf niet twijfelt, contraproductief geweest voor het hervatten van de omgang. De afstand tussen de kinderen en de vader is hierdoor immers juist vergroot en dat is precies wat de GI niet beoogde.
5.9.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen verklaren, zoals de moeder heeft verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 30 juli 2024 vervallen;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024 door mr.
T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 19 september 2024.

Voetnoten

1.Artikel 1:263, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:264, eerste lid, BW.