ECLI:NL:RBMNE:2024:5626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
16-096034-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging tot doodslag met jeugddetentie en voorwaardelijke pij-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die op 7 april 2023 in [plaats 1] een poging tot doodslag heeft gepleegd door een steekwond toe te brengen aan [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 234 dagen, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast een voorwaardelijke pij-maatregel opgelegd. De behandeling vond plaats achter gesloten deuren, gezien de minderjarigheid van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een onvoorwaardelijke jeugddetentie en een voorwaardelijke pij-maatregel had geëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 11.580,92 aan [slachtoffer] voor de geleden schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard voor het overige deel van de vordering, dat bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De uitspraak is gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-096034-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op de [adres] , [postcode] te [plaats 1] ,
verblijvend in [verblijfplaats] te [plaats 2] ,
hierna: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 februari 2024, 14 mei 2024, 4 juni 2024 en 27 augustus 2024. Op 4 juni 2024 en 27 augustus 2024 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De behandeling heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [verdachte (voornaam)] minderjarig is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de toelichting hierop van zijn advocaat mr. G.S. Jongstra en diens waarnemer mr. F.H. van der Pol, advocaten te Almere. Ook waren aanwezig en zijn gehoord [A] en [B] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en [C] namens [organisatie 1] (hierna: [organisatie 1] ).

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte (voornaam)] :
primair: op 7 april 2023 in [plaats 1] een poging tot doodslag op [slachtoffer] heeft gepleegd door hem met een mes te steken;
subsidiair en meer subsidiair is dit ten laste gelegd als een (poging) zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het ten laste gelegde steken met het mes in de buik van [slachtoffer] bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] ter terechtzitting van 4 juni 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 april 2023, genummerd MD1R023027-31, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 102-103;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 augustus 2023, genummerd MD1R023027-84, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 234 met bijlagen, doorgenummerde pagina’s 235-238.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] op 7 april 2023 in [plaats 1] heeft geprobeerd om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer (voornaam)] ) van het leven te beroven door hem met een mes in de buikstreek te steken. [verdachte (voornaam)] heeft daarbij tenminste voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] heeft namelijk bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer (voornaam)] door zijn handelen zou overlijden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de buikstreek vitale organen bevinden en dat een steekwond in de buikstreek tot de dood kan leiden. De rechtbank merkt hierbij op dat het mes van [verdachte (voornaam)] zo’n 30 centimeter lang was en aan beide kanten gekarteld was. [slachtoffer (voornaam)] bloedde dan ook hevig en omstanders moesten de wond dichthouden om doodbloeden te voorkomen. Uit de letselrapportage volgt dat door de messteek de lever en het middenrif van [slachtoffer (voornaam)] zijn geraakt, waardoor bloed in de borstkas is gekomen en ook de long is beschadigd. [slachtoffer (voornaam)] moest met spoed geopereerd worden. Zonder medisch ingrijpen had [slachtoffer (voornaam)] de messteek met de dood moeten bekopen. De kans dat [slachtoffer (voornaam)] zou overlijden was dus aanmerkelijk.
[verdachte (voornaam)] heeft die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Het steken door [verdachte (voornaam)] in de buikstreek van [slachtoffer (voornaam)] moet naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op de dood van [slachtoffer (voornaam)] , dat het niet anders kan dan dat [verdachte (voornaam)] willens en wetens de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard en het opzet van hem is dan ook in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Daarvoor acht de rechtbank ook van belang dat [verdachte (voornaam)] door het centrum van [plaats 1] liep met zijn vriend [D (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] had een mes bij zich en een balaclava op. [D (voornaam)] had eerder die dag een conflict met vrienden en familie van [slachtoffer (voornaam)] . Toen [verdachte (voornaam)] en [D (voornaam)] , [slachtoffer (voornaam)] en zijn groep zagen, is [verdachte (voornaam)] naar eigen zeggen op hen afgestapt om woordelijk verhaal te halen. Daarmee nam [verdachte (voornaam)] het risico dat het conflict kon oplaaien en dat hij daarbij zijn mes zou kunnen gebruiken. Het conflict laaide daadwerkelijk op en [slachtoffer (voornaam)] trok een wapenstok. Hierop trok [verdachte (voornaam)] zijn mes en heeft hij [slachtoffer (voornaam)] in de buikstreek gestoken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
primair
op 7 april 2023 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in de buik van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 234 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert zij oplegging van de maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: pij-maatregel) voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan en zich inzetten voor behandeling in [verblijfplaats] , ITB Harde Kern, een middelenverbod, het meewerken aan begeleiding van een buddycoach en het meewerken aan elektronische monitoring tijdens de verloven vanuit [verblijfplaats] alsook in het kader van ITB Harde Kern. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Ook vordert zij opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de eis van de officier van justitie te volgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte (voornaam)] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een mes in de buik van [slachtoffer (voornaam)] te steken. [slachtoffer (voornaam)] heeft hierdoor leverschade, longschade en een beschadigd middenrif opgelopen. Met zijn handelen heeft [verdachte (voornaam)] een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer (voornaam)] en het risico aanvaard dat hij kon overlijden. [slachtoffer (voornaam)] moest met spoed geopereerd worden, heeft enkele dagen in het ziekenhuis doorgebracht en heeft er flinke littekens op zijn buik aan overgehouden. Ook heeft [slachtoffer (voornaam)] last van de psychische gevolgen van het steekincident. Uit de slachtofferverklaring blijkt ook hoe moeilijk [slachtoffer (voornaam)] het nog altijd heeft met deze gebeurtenis.
De rechtbank neemt het [verdachte (voornaam)] kwalijk dat hij gewapend met een mes verhaal wilde halen bij [slachtoffer (voornaam)] en zijn vrienden over een eerder conflict waar [verdachte (voornaam)] zelf niet bij betrokken was, wat uiteindelijk heeft geleid tot dit steekincident. Het steekincident heeft zich in het openbaar afgespeeld op een tijdstip waarop er veel mensen op straat waren. Een steekincident als deze veroorzaakt sterke gevoelens van onveiligheid bij in het bijzonder het slachtoffer en de getuigen, maar ook in de maatschappij in bredere zin. De rechtbank rekent dit alles [verdachte (voornaam)] aan.
[verdachte (voornaam)] liep al een tijd rond met problemen. Het is, zowel voor [verdachte (voornaam)] als [slachtoffer (voornaam)] , verdrietig dat hij en zijn ouders niet tijdig de juiste hulp hebben kunnen vinden of kregen aangeboden.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)]
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte (voornaam)] van 8 juli 2024 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Adviezen van deskundigen
Uit het psychiatrisch onderzoek van 21 april 2024 en het psychologisch onderzoek van 16 april 2024 blijkt dat bij [verdachte (voornaam)] sprake is van psychische stoornissen in de vorm van ADHD, ODD met borderlinepersoonlijkheidstrekken en depressie. Voorts kan ook worden gesproken van een stoornis in cannabisgebruik en een ouder-kind-relatieprobleem. Van de ADHD, ODD en stoornis in cannabisgebruik was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde feit. [verdachte (voornaam)] beschikte vanwege de ADHD en ODD in onvoldoende mate over adequate regulatie van zijn emoties en zijn (agressieve) impulsen. Zijn gewetensfuncties functioneerden niet afdoende waardoor hij intern gebrekkig werd bijgestuurd in zijn impulsen en agressieve gedrag. Het ten laste gelegde feit is [verdachte (voornaam)] in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt zonder behandeling hoog geacht. Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke pij-maatregel op te leggen met behandeling in een forensisch klinische jeugdpsychiatrische setting, zoals [verblijfplaats] , waar aandacht is voor de psychische stoornissen van verdachte om vooral de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (met borderline trekken) in gunstige zin te kunnen beïnvloeden.
Uit het advies van de Raad van 23 augustus 2024 blijkt dat het recidiverisico gemiddeld wordt geschat. De Raad acht het belangrijk dat de behandeling in [verblijfplaats] wordt voortgezet om recidive te voorkomen en structuur en begrenzing te bieden. De Raad adviseert om een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen. Daarnaast adviseert zij oplegging van een voorwaardelijke pij-maatregel met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan en zich inzetten voor behandeling in [verblijfplaats] , een middelenverbod, het meewerken aan begeleiding van een buddycoach en het meewerken aan elektronische monitoring in het kader van ITB Harde Kern.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over de verminderde toerekeningsvatbaarheid van [verdachte (voornaam)] ten tijde van de bewezenverklaarde feiten over en maakt die tot de hare.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op het handelen van [verdachte (voornaam)] niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank heeft gekeken naar de strafoplegging in soortgelijke zaken. De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 234 dagen passend en geboden, en legt dit op. Dit is gelijk aan de duur die [verdachte (voornaam)] in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat [verdachte (voornaam)] niet opnieuw gedetineerd raakt.
Gelet op de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde feit en de aard en ernst van de persoonlijke problematiek van verdachte, acht de rechtbank daarnaast oplegging van de voorwaardelijke pij-maatregel passend en geboden.
Om een pij-maatregel te kunnen opleggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht zijn vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank is hieraan voldaan. Er was bij [verdachte (voornaam)] ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake van psychische stoornissen in de vorm van ADHD, ODD met borderlinepersoonlijkheidstrekken en depressie. Daarnaast is het bewezen verklaarde feit een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ook acht de rechtbank de pij-maatregel noodzakelijk voor de veiligheid van andere personen of goederen, nu het recidiverisico zonder behandeling hoog dan wel gemiddeld wordt geschat. Ten slotte is de pij-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] .
De rechtbank acht het gelet op het door de deskundigen geschatte recidiverisico van groot belang dat [verdachte (voornaam)] niet onbehandeld terugkeert in de maatschappij. De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de behandeling die [verdachte (voornaam)] nodig heeft, niet kan worden verbonden aan een voorwaardelijke straf, omdat in dat geval het risico bestaat dat [verdachte (voornaam)] bij overtreding van een of meer voorwaarden het voorwaardelijke strafdeel uitzit en de verplichting tot behandeling vervalt. Om te voorkomen dat [verdachte (voornaam)] onbehandeld of onvoldoende behandeld terugkeert in de maatschappij acht de rechtbank het noodzakelijk om de behandelverplichting te verbinden aan een pij-maatregel. De rechtbank is onder meer vanwege de bereidheid van [verdachte (voornaam)] om mee te werken aan de behandeling en de vooruitgang die hij de afgelopen tijd in [verblijfplaats] al heeft laten zien, van oordeel dat oplegging van de pij-maatregel in voorwaardelijke vorm de passende manier is waarop de maatschappij kan worden beveiligd en [verdachte (voornaam)] de intensieve behandeling kan krijgen die hij nodig heeft, waardoor het recidiverisico vermindert en het ontwikkelingsperspectief van [verdachte (voornaam)] verbetert.
Aan de voorwaardelijke pij-maatregel verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door De Raad, te weten: het meewerken aan en het zich inzetten voor behandeling in [verblijfplaats] , ITB Harde Kern, een middelenverbod, het meewerken aan begeleiding van een buddycoach en het meewerken aan elektronische monitoring.
De rechtbank merkt hierbij op dat de ITB Harde Kern van start gaat zodra [verdachte (voornaam)] [verblijfplaats] zal verlaten ook wanneer dit in het kader van verloven is, met daaraan verbonden de elektronische monitoring. De elektronische monitoring zal echter daarvoor al van start gaan, omdat die ook moet kunnen worden ingezet als [verdachte (voornaam)] vanuit [verblijfplaats] op verlof mag.
Verder acht de rechtbank het van belang dat de begeleiding door de buddycoach hervat zal worden na afloop van de behandeling van [verblijfplaats] .
Mocht de voorwaardelijke PIJ-maatregel omgezet worden in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, dan geldt dat deze verlengd kan worden, aangezien verdachte wordt veroordeeld voor een geweldsfeit als bedoeld in artikel 6:6:31 lid 3 Sv.
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op bovengenoemde adviezen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte (voornaam)] opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die [verdachte (voornaam)] worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank wijkt hiermee af van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2024, waarin is overwogen dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest een voorwaardelijke pij-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. [1] De rechtbank ziet namelijk in de tekst van de wet, de bedoeling van de wetgever en in het doel van de voorwaardelijke PIJ-maatregel voldoende argumenten om wel over te gaan tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden. Het doel van het dadelijk uitvoerbaar verklaren is om te voorkomen dat een veroordeelde door het instellen van hoger beroep zich aan het toezicht van justitie onttrekt. De rechtbank vindt dat dit doel, en deze noodzaak, ook bestaat bij een voorwaardelijke pij-maatregel. Dat de voorwaardelijke pij-maatregel niet met zoveel woorden is genoemd in de kamerstukken 32 319, nr. 3. betekent niet zonder meer dat bedoeld is om deze uit te sluiten van de mogelijkheid uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De rechtbank heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 16.665,92. Dit bedrag bestaat uit € 1.665,92 materiële schade en € 15.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte (voornaam)] ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht dat het bedrag van de immateriële schade wordt gematigd tot
€ 10.000,-. Daarnaast is verzocht dat de wettelijke rente wordt gematigd, bijvoorbeeld door die alleen te berekenen over de periode van 7 april 2024 tot en met de dag van de uitspraak, omdat het niet aan [verdachte (voornaam)] te wijten is dat de strafprocedure zo lang heeft geduurd. Tot slot heeft de raadsvrouw de schadeposten ‘schade iPhone’ en ‘verzorging/mantelzorg moeder’ betwist.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft de volgende schadeposten ingediend:
  • opname ziekenhuis €175
  • bezoekkosten moeder €162,72
  • verzorging/mantelzorg moeder €1.050,-
  • Ajax jas €82,50
  • trainingsbroek €33,75
  • sneakers €45,-
  • sweater €31,95
  • schade iPhone €85,-.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten opname ziekenhuis, bezoekkosten moeder, Ajax jas, trainingsbroek, sneakers en sweater komt voor vergoeding in aanmerking. De verdediging heeft hier geen verweer op gevoerd en deze posten komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Ook de schadepost ‘verzorging/mantelzorg moeder’ komt voor vergoeding in aanmerking. Anders dan de verdediging begrijpt de rechtbank uit de vordering dat het niet gaat om gederfde inkomsten van de moeder van de benadeelde partij, maar dat het gaat om een redelijke vergoeding voor verrichte mantelzorg, die anders door een professional geleverd had moeten worden (tegen een hoger ‘tarief’).
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk met betrekking tot de ‘schade iPhone’, omdat uit het dossier niet blijkt dat de iPhone van [slachtoffer (voornaam)] schade heeft opgelopen en de vordering op dit punt geen verdere onderbouwing heeft.
Immateriële schade
De rechtbank zal, mede gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, wat de immateriële schade betreft een bedrag toewijzen van € 10.000,-. Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij naast het fysieke letsel, ook psychisch letsel heeft opgelopen. Hij is getraumatiseerd en zal moeten leren leven met de grote littekens op zijn buik.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van de geleden schade dus de dag van het bewezenverklaarde, te weten 7 april 2023. De rechtbank begrijpt dat het proces lang heeft geduurd. De lange duur is echter ook niet aan de benadeelde partij te wijten, die lang heeft moeten wachten op vergoeding van zijn schade. De rechtbank ziet in de duur van de procedure geen reden om af te wijken van de gebruikelijke wettelijke rente.
Oordeel
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 11.580,92 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[verdachte (voornaam)] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan [verdachte (voornaam)] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.580,92, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte (voornaam)] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat [verdachte (voornaam)] minderjarig is.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
BEM-clausule
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een zogenoemde BEM (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen)-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

  • verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • legt aan verdachte op
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* meewerkt aan en zich inzet voor behandeling bij [verblijfplaats] , zolang de [organisatie 2] en de jeugdreclasseerder dat nodig achten;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van de gecertificeerde instelling te weten de [organisatie 1] te [plaats 1] in het kader van Toezicht en begeleiding, waarbij verdachte vanaf een door de jeugdreclasseerder te bepalen moment intensieve begeleiding accepteert in het kader van ITB Harde Kern voor de periode van twaalf (12) maanden, of zoveel korter als de jeugdreclasseerder dat nodig acht en/of de proeftijd nog duurt;
* zich onthoudt van het gebruik van verdovende middelen en ten behoeve van de naleving van dit verbod zal meewerken aan controles hierop zolang de [organisatie 2] en de jeugdreclasseerder dat nodig achten;
* meewerkt aan begeleiding van een buddycoach. De begeleiding zal worden hervat zodra verdachte niet meer in [verblijfplaats] verblijft en duurt zolang de jeugdreclasseerder dat nodig acht;
* gedurende twaalf (12) maanden onder
elektronisch toezichtwordt gesteld ter controle op de eventuele verloven vanuit [verblijfplaats] en schoolgang buiten [verblijfplaats] en de nakoming van de voorwaarden, wat de verloven en schoolgang betreft, indien en zolang de [organisatie 2] en de jeugdreclasseerder dat nodig achten, en vanaf het moment dat verdachte niet meer in [verblijfplaats] verblijft, indien en zolang de jeugdreclasseerder dat nodig acht;
  • waarbij aan de [organisatie 1] te [plaats 1] , opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 11.580,92;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 11.580,92 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij te openen rekening met een
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 september 2024.
De griffier en de voorzitter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 april 2023 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buik, althans het bovenlijf, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 april 2023 te [plaats 1] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een groot litteken van) een steekwond en/of een scheur in de lever en/of een beschadigd middenrif, heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buik, althans het bovenlijf, van die [slachtoffer] te steken;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 april 2023 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buik, althans het bovenlijf, van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten