In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 september 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1982 op de Nederlandse Antillen. De verdachte is veroordeeld voor huisvredebreuk, gepleegd op 8 juni 2024, door wederrechtelijk binnen te dringen in een winkelcentrum in [plaats]. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 20 augustus 2024, waar de officier van justitie, mr. F. Leeman, de vordering heeft gedaan en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.T. van Vulpen, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de verdachte het winkelverbod niet kon lezen en niet begreep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor huisvredebreuk en dat er sprake is van complexe problematiek, waaronder verslaving en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van het voorarrest, in plaats van de vier weken die door de officier van justitie was geëist. De rechtbank heeft in strafverminderende zin afgeweken van de eis, gezien de beperkingen van de verdachte en het gebrek aan behandeling in het verleden.