Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 26 april 2023, waarin haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had destijds geoordeeld dat opposante het verschuldigde griffierecht niet tijdig had voldaan, en daarom geen zitting nodig was om de zaak te behandelen. Opposante ging in verzet, stellende dat zij de griffierechtnota van 9 februari 2023 niet had ontvangen en ook niet had getekend voor ontvangst.
De rechtbank heeft in deze uitspraak de argumenten van opposante overwogen. Het bleek dat de griffierechtnota wel was verzonden naar het kantoor van de gemachtigde van opposante, maar dat er geen handtekening was van de gemachtigde of kantoorgenoten op het moment van ontvangst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er twijfels bestaan over de ontvangst van de aangetekende brief, en dat het niet betalen van het griffierecht opposante niet kan worden aangerekend.
Hierdoor heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 26 april 2023 vervallen verklaard. De rechtbank zal het onderzoek hervatten in de stand waarin het zich bevond voordat de uitspraak van 26 april 2023 werd gedaan. De beslissing over de proceskosten zal pas in de einduitspraak over het beroep worden genomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan niet in hoger beroep worden gegaan tegen deze beslissing.