Beoordeling door de rechtbank
Grondslag van het bestreden besluit
1. Volgens het Uwv heeft eiseres geen recht op een Wajong-uitkering, omdat zij over arbeidsvermogen beschikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat eiseres niet vier uur per dag kan werken, maar wel twee uur per dag waarmee zij per uur het minimumloon kan verdienen. Ook kan eiseres één uur aaneengesloten werken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt dat eiseres de taak ‘montagemedewerker/bestukker’ kan uitvoeren. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoet eiseres voor deze functie aan de opleidingseisen en past de functie bij haar belastbaarheid. Ook is eiseres volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in staat om in twee uur per dag het wettelijk minimumloon te verdienen. Verder beschikt eiseres volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep over werknemersvaardigheden. Eiseres wordt in staat geacht om instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en ook kan eiseres afspraken met een werkgever nakomen.
Kan eiseres twee uur per dag het wettelijk minimumloon verdienen?
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiseres in staat is om in twee uur per dag het wettelijk minimumloon te verdienen. Het geschil spitst zich ten aanzien van dit punt toe op de vraag of het loon in de geduide functie Montagemedewerker/bestukker voldoet aan het wettelijk minimumuurloon van € 10,67 in oktober 2022.
3. Eiser heeft in laatste instantie aangevoerd dat het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit) onder het minimumloon per uur het bedrag verstaat dat op grond van artikel 8 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) voor de werknemer als minimumloon geldt, verminderd tot een bedrag per uur. Alleen de geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking worden tot het loon gerekend, volgens de WML. Op grond van artikel 6 van de WML zijn onder meer vakantiebijslagen en eindejaarsuitkeringen hiervan uitgezonderd. Vakantiebijslag speelt dus geen rol. Het loon exclusief vakantiebijslag in de functie Montagemedewerker/bestukker is € 10,44. Dit is lager dan het wettelijk minimumuurloon van € 10,67. Volgens eiser is de werkwijzer aanvraag arbeidsvermogen verder niet relevant en is de uitleg van de WML door het Uwv niet correct.
4. Het Uwv heeft zich in laatste instantie op het standpunt gesteld dat de functie Montagemedewerker/bestukker een drempelfunctie is, waarmee men het wettelijk minimumuurloon kan verdienen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verwijst naar de werkwijzer aanvraag arbeidsvermogen waarin deze functie als drempelfunctie is opgenomen, omdat daarmee het wettelijk minimumloon wordt verdiend. Verder is in artikel 15 van de WML wettelijk geregeld dat een werknemer naast zijn loon recht heeft op tenminste 8% vakantietoeslag en dat dit dus wel degelijk een onderdeel is van het (uur)loon. Het uurloon van € 11,12 dat in de functie gehanteerd wordt is het sociaal verzekeringsuurloon. Bij de vaststelling van het bruto uurloon dient de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep echter uit te gaan van het bruto uurloon met vakantietoeslag en zonder aftrek van het werkgeversdeel pensioenpremie. Op de datum in geding van oktober 2022 is het minimumuurloon van € 10,67 vermeerderd met 8% vakantietoeslag dus € 11,52.
5. De rechtbank is het niet met het Uwv eens. Uit artikel 6 van de WML blijkt duidelijk dat de vakantiebijslag uitgezonderd is van het minimumloon. De stelling van het Uwv dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij het vaststellen van het bruto uurloon dient uit te gaan van het bruto uurloon met vakantiebijslag, is verder niet onderbouwd. Dit betekent dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres in staat is om twee uur per dag het wettelijk minimumloon te verdienen. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste zoals opgenomen in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit zal wegens strijd met het motiveringsbeginsel worden vernietigd. De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten, nu verweerder een nieuwe functie heeft geduid.
De extra geduide functie Fabricage dekbedden/slaapzakken
6. Het Uwv heeft met het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 mei 2024 een nieuwe drempelfunctie aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Het betreft de functie Fabricage dekbedden/slaapzakken (SBC-code 272043) met een basisuurloon van 11,71 exclusief vakantiebijslag. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is deze functie ook passend en geschikt voor eiseres, waarmee eiseres ook zonder vakantietoeslag meer verdient dan het wettelijk minimumloon.
7. Ten aanzien van de extra toegevoegde drempelfunctie voert eiseres aan dat zij niet voldoet aan de opleidingseis van enkele jaren VMBO en de opleidingsrichting. Ook is zij niet in staat om de interne bedrijfstraining te volgen. Als een goed tempo behalen normaliter een half jaar duurt bij een 7,5-urige werkdag, zal dat circa vierentwintig maanden duren om te behalen bij een twee-urige werkdag. Ook kan eiseres niet zolang staan als vereist in de functie en overschrijden de til- en draaibewegingen de belastbaarheid van eiseres.
8. De rechtbank stelt vast dat in de functiebeschrijving van de functie Fabricage dekbedden/slaapzakken onder meer vermeld staat dat de medewerker in een grote productiehal werkt waar zeven biestafels achter elkaar staan opgesteld. De medewerker moet een halve dag in de week achter een drukknoopmachine staan om twee dekbedden aan elkaar te verbinden met drukknopen. Ook dient de medewerker tijdens de werkzaamheden meerdere til- en draaibewegingen te maken. De primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep concluderen echter in de rapporten van 19 januari 2023 en van 12 oktober 2023 dat eiseres twee uur per dag belastbaar wordt geacht, waarbij eiseres werk kan verrichten zonder de noodzaak van een hoog handelingstempo. Het dient fysiek licht werk te zijn zonder zwaar tillen of dragen. Er dient een afwisseling te zijn in zitten, staan en lopen en dit dient naar eigen inzicht mogelijk te zijn. Ook moeten er goede ergonomische- en afstelbare voorzieningen aanwezig zijn. Uit de enkele omschrijving van de functie, zoals nu overgelegd, kan de rechtbank niet opmaken of deze functie past bij de beperkingen die voor eiseres gelden. Het gaat daarbij in ieder geval om de beperkingen ten aanzien van het afwisselend zitten, staan en lopen, naar eigen inzicht. Ook voor de andere beperkingen is niet op voorhand duidelijk of de functie inderdaad passend is. De rechtbank kan op grond van de overgelegde stukken op dit moment niet beoordelen of de functie voor eiseres geschikt is en de rechtbank kan dus ook niet vaststellen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand kunnen blijven. Het Uwv zal hierover een nieuw besluit moeten nemen.
9. Het beroep is gegrond, omdat sprake is van een motiveringsgebrek in de besluitvorming. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank doet in deze zaak geen tussenuitspraak omdat het Uwv een nieuwe beoordeling moet maken. Het gevolg hiervan is dat het Uwv een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
10. Omdat het beroep gegrond is, moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden. Het Uwv moet ook de proceskosten van eiseres vergoeden. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van de schriftelijke reacties na de zitting) met een waarde per punt van € 875,-, bij een wegingsfactor 1. De proceskostenvergoeding bedraagt in totaal € 2.187,50.