ECLI:NL:RBMNE:2024:5607

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
C/16/578710 / JE RK 24-1229
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een naar Polen ontvoerd kind en de rol van de kinderrechter

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 30 augustus 2024, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016, besproken. De zaak betreft een kind dat door de vader naar Polen is ontvoerd. De kinderrechter overweegt dat de gecertificeerde instelling (GI) een procedure tot teruggeleiding van het kind naar Nederland moet starten, ongeacht of de vader meereist. De kinderrechter heeft eerder, op 3 juni 2024, het kind voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging verleend voor tijdelijke uithuisplaatsing bij de grootmoeder in Polen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een definitieve ondertoezichtstelling voor een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De kinderrechter constateert dat de gewone verblijfplaats van het kind nog steeds in Nederland is en dat er sprake is van ongeoorloofde overbrenging door de vader. De kinderrechter maakt zich grote zorgen over de ontwikkeling van het kind, dat eerder onder toezicht heeft gestaan vanwege een onrustige opvoedsituatie. De vader heeft het kind zonder toestemming van de moeder meegenomen, wat leidt tot ernstige zorgen over de ontwikkeling en stabiliteit van het kind. De kinderrechter besluit het kind onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met als doel zicht te krijgen op het welzijn van het kind en het faciliteren van contact met de moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/578710 / JE RK 24-1229
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.P. Scheer,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in Polen,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft het verzoekschrift met bijlagen ontvangen op 24 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader (via een Teams videoverbinding);
- de moeder;
- mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de Raad;
- mevrouw [C] namens de GI.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft met de vader bij de oma vaderszijde (vz) in Polen.
2.3.
Bij beschikking van 3 juni 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 3 september 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft toen ook een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de oma vz in Polen voor de duur van twee weken. Die maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 3 september 2024.
2.5.
De Raad verzoekt de (definitieve) ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

3.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.1.
Aangezien de gewone verblijfplaats van [minderjarige] nog steeds in Nederland is en er sprake is van ongeoorloofde overbrenging van [minderjarige] naar Polen door de vader, is de Nederlandse rechter bevoegd om het verzoek van de Raad te beoordelen. [1] Op dat verzoek is Nederlands recht van toepassing. [2]
De beslissing
3.2.
De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Wettelijk kader
3.3.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
De ontwikkelingsbedreiging
3.4.
De kinderrechter maakt zich grote zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] heeft eerder onder toezicht gestaan (2018-2022) vanwege zijn zeer onrustige opvoedsituatie: er zijn wisselingen geweest in zijn woonsituatie, hij is getuige geweest van ontregelingen voortkomend uit de psychiatrische problematiek (bipolaire stoornis) van de moeder en hij is opgegroeid met ouders tussen wie de verstandhouding ernstig is verstoord. [minderjarige] is hierdoor regelmatig geconfronteerd met spanningsvolle, onrustige en onvoorspelbare situaties. Dat is schadelijk voor zijn ontwikkeling. Hoewel de opvoedsituatie in 2021/2022 enige tijd iets stabieler is geweest, namen de zorgen over [minderjarige] daarna weer geleidelijk toe. De moeder werd een aantal keer opgenomen vanwege haar psychiatrische problematiek, er ontstonden zorgen over de opvoedsituatie bij de vader, de vader hield fysiek contact tussen de moeder en [minderjarige] af (ondanks de rechterlijke beslissingen daarover) en de school van [minderjarige] begon eind 2023 ander gedrag te signaleren bij [minderjarige] . [minderjarige] werd onrustiger, had moeite met zich te concentreren, raakte snel afgeleid en maakte een vermoeide indruk. De school vermoedde dat dit te maken had met de thuissituatie van [minderjarige] en de ingrijpende gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt. Er is eerder aangegeven dat het in het belang van [minderjarige] zou zijn om hulpverlening in te schakelen voor het verwerken van deze gebeurtenissen (“Piep zei de muis”), maar die hulp is niet van de grond gekomen.
3.5.
Afgelopen maart is daar nog een grote zorg bij gekomen. De vader heeft [minderjarige] zonder toestemming van de moeder meegenomen naar (familie in) Polen, waar [minderjarige] sindsdien verblijft. Omdat de moeder ook het gezag heeft, maakt de vader zich daarmee schuldig aan het onttrekken van [minderjarige] aan het gezag en aan kinderontvoering. Dat [minderjarige] goed wordt verzorgd in Polen en daar naar school gaat, is daarbij niet van doorslaggevend belang. De vader heeft [minderjarige] in strijd met het gezagsrecht van de moeder naar Polen meegenomen. Daarmee toont de vader niet alleen geen respect voor de moeder en de rechtsorde, maar brengt de vader bovendien schade toe aan (de ontwikkeling van) [minderjarige] . Door het handelen van de vader is [minderjarige] namelijk plotseling uit zijn vertrouwde omgeving weggehaald zonder dat hij daarvan afscheid heeft kunnen nemen, terwijl [minderjarige] juist stabiliteit en voorspelbaarheid nodig heeft, gelet op zijn onrustige jeugd. Daar komt bij dat de vader het fysieke contact tussen [minderjarige] en de moeder op geen enkele wijze faciliteert. De vader is stellig in zijn overtuiging dat het niet in het belang van [minderjarige] is om (onbegeleid) fysiek contact te hebben met de moeder, gelet op haar psychiatrische problematiek. De behandelaren van de moeder hebben echter verklaard dat de moeder al sinds mei 2023 stabiel is en dat zij in staat is om op structurele wijze contact te hebben met [minderjarige] . De moeder heeft een hogere dosering medicatie gekregen en dat slaat goed aan. Daarbij komt de moeder haar behandelafspraken na, is zij medicatietrouw en haar nieuwe partner lijkt een stabiele factor te zijn voor haar. De behandelaren van de moeder hebben geprobeerd om daarover in gesprek te gaan met de vader, maar de vader wil niet naar hen luisteren en blijft bij zijn standpunt. De vader heeft er ook geen vertrouwen in dat hulpverlening ervoor kan zorgen dat het contact met de moeder op een veilige manier kan plaatsvinden. Volgens de vader gaat het goed met [minderjarige] in Polen en hij is niet van plan om terug te keren naar Nederland. De vader geeft daarmee aan zich van niets en niemand iets aan te trekken.
Gedwongen kader
3.6.
Gelet op de grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en de stelligheid van de vader in het niet willen terugkeren van Nederland, vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de GI opnieuw betrokken raakt bij het gezin binnen het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling. De ouders staan namelijk lijnrecht tegenover elkaar wat de toekomst van [minderjarige] betreft en er is op dit moment geen zicht op de ontwikkeling van [minderjarige] . De moeder beschikt bovendien niet over de middelen om een procedure te starten om [minderjarige] terug te geleiden naar Nederland. De regie van de GI is nodig om zo’n procedure te starten, om zicht te krijgen op de ontwikkeling van [minderjarige] en om ervoor te zorgen dat er op structurele basis fysiek contact is tussen [minderjarige] en de moeder. [minderjarige] dient zo spoedig mogelijk naar Nederland terug te keren, met of zonder de vader. Indien de vader [minderjarige] niet vergezelt bij zijn terugreis is het aan de GI om een (netwerk)pleeggezin te vinden of ervoor te zorgen dat [minderjarige] met zijn moeder in een moeder/kindhuis kan wonen.
De doelen van de ondertoezichtstelling
3.7.
De doelen waar binnen de ondertoezichtstelling aan moet worden gewerkt, zijn:
  • er is zicht op het welzijn van [minderjarige] ;
  • [minderjarige] heeft duidelijkheid over hoe en wanneer hij contact met de moeder heeft;
  • [minderjarige] heeft onbelast contact met beide ouders;
  • er is passende hulp voor [minderjarige] omtrent de gebeurtenissen uit zijn verleden en de psychische problematiek van de moeder.
3.8.
De kinderrechter heeft vooralsnog de verwachting dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] zelf weer kunnen dragen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 30 augustus 2024 tot 30 augustus 2025;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Nettekoven als griffier, en op schrift gesteld op 13 september 2024. De beslissing is ondertekend door mr. H.E. Spruit, kinderrechter.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 7 Verordening Brussel II-ter in samenhang met artikel 9 Verordening Brussel II-ter.
2.Artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.