ECLI:NL:RBMNE:2024:5602

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
16/054460-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel corrumperen van een minderjarige door een grootouder in de eigen woning

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel corrumperen van zijn minderjarige kleindochter. De verdachte, geboren in 1954, heeft op 12 juni 2021 in Veenendaal, in het bijzijn van zijn 5-jarige kleindochter, zijn geslachtsdeel uit zijn broek gehaald en zich afgetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zijn kleindochter de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar, onder bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft geen dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop bevolen, omdat het feit al geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en sindsdien geen nieuwe zaken op het strafblad van de verdachte zijn geregistreerd.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat volgde op een melding van de verdachte's gedrag. Tijdens de terechtzitting op 28 augustus 2024 heeft de officier van justitie de verdachte beschuldigd van het primair ten laste gelegde feit, dat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen, waaronder de kleindochter, in haar oordeel betrokken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die eerder in aanraking is gekomen met justitie voor een zedendelict.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/054460-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1954 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. S.J.F. van Merm, advocaat te Maastricht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 12 juni 2021 in Veenendaal [slachtoffer] , waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen;
subsidiair:
op 12 juni 2021 in Veenendaal de eerbaarheid heeft geschonden door in een woning, terwijl zijn minderjarige kleindochter [slachtoffer] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was, zijn blote penis vast te houden en/of zich af te trekken en/of klaar te komen in zijn hand(en).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de feiten aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van onderstaande feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 augustus 2024:
Ik ben op 12 juni 2021 bij mijn zoon thuis op de bank gaan zitten. Ik heb mijn penis uit mijn broek gehaald en laten zien. [slachtoffer] zat toen naast mij op de bank en natuurlijk kijk je elkaar dan aan. Op een gegeven moment lag er sperma.
Een proces-verbaal uitwerking studioverhoor van [slachtoffer] , genummerd PL0900-2021186105-16, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] : Mijn opa kwam zomaar bij mijn vader zijn huis om op bezoek te komen. [2]
Vraag: Waar is dat gebeurd?
[slachtoffer] : In de woonkamer. Toen zag ik zijn blote piemel. Hij had zijn broek aan, die ging hij uit doen en toen ging hij weer op de bank zitten en toen zag ik zijn piemel omdat hij geen onderbroek aan had.
Vraag: Waar was jij toen [verdachte] zijn broek uitdeed?
[slachtoffer] : Ik zat naast hem op de bank. Toen ging hij in zijn hand plassen.
Vraag: Hoe zag die plas eruit?
[slachtoffer] : Het was wit en het leek een beetje op melk. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen informatie gesprek zeden, genummerd PL0900-2021186105-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[ouder] verklaarde dat hij twee kinderen heeft waaronder [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2015. De kinderen waren het weekend van 12 juni 2021 bij hem thuis in [plaats] . 12 juni 2021 was zijn vader [verdachte] bij hen op bezoek geweest. [4]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 12 juni 2021 te Veenendaal een persoon van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten zijn kleindochter [slachtoffer] , met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door in het bijzijn en in de directe nabijheid van die [slachtoffer] zijn blote penis vast te houden en zich af te trekken en klaar te komen in zijn handen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals weergegeven in het rapport van de reclassering (meldplicht en ambulante behandeling).
De officier van justitie heeft verder gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om, indien er tot een bewezenverklaring wordt gekomen, een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst en omstandigheden van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zijn geslachtsdeel uit zijn broek gehaald en zich vervolgens afgetrokken, terwijl zijn 5-jarige kleindochter naast hem zat. Dit deed hij bij haar thuis, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Door dit te doen heeft verdachte het vertrouwen van [slachtoffer] en zijn zoon [ouder] (de vader van [slachtoffer] ) op grove wijze beschaamd.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] het er nu, drie jaar later, nog moeilijk mee heeft en haar leven en persoonlijke ontwikkeling negatief zijn beïnvloed. Op alle voor haar bekende en veilige plekken hebben anderen het vertrouwen van [slachtoffer] opnieuw moeten winnen. Ze heeft zich lange tijd angstig gevoeld en kon moeilijk van moederszijde wijken. Als haar eigen opa dit kon doen, waarom een ander persoon dan niet?, zo wordt namens [slachtoffer] geschreven.
Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van zijn gedrag en de impact die zijn gedrag heeft gehad op [slachtoffer] . Ook ter terechtzitting lijkt verdachte weinig oog te hebben voor de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Als hij concreet wordt bevraagd op een eventuele zorg voor [slachtoffer] staat hij kort bij [slachtoffer] stil maar over het algemeen brengt hij vooral naar voren hoe alles hem heeft geraakt en wat de gevolgen voor hem zijn.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 18 juli 2024 waaruit volgt dat hij eerder een transactie heeft voldaan voor een zedendelict, te weten schennis van de eerbaarheid. Dit neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het ten behoeve van verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 6 augustus 2024. Uit de rapportage volgt dat de reclassering de kans op recidive moeilijk in te schatten vindt, omdat verdachte toen niet inhoudelijk op het delict wilde ingaan. De reclassering vindt het wel zorgelijk dat verdachte eerder in aanraking met justitie is geweest wegens het plegen van schennis. De reclassering schrijft dat verdachte in het verleden veel alcohol heeft gedronken en dat dit bij de schennispleging destijds een rol heeft gespeeld. Het risico op onttrekken aan bijzondere voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als laag. Verdachte lijkt mee te willen werken aan nadere diagnostiek en behandeling indien hem dit wordt opgelegd. Er wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven af en toe de neiging tot het plegen van schennis te hebben, waar hij, onder invloed van alcohol, minder weerstand tegen kan bieden. Nadere diagnostiek en behandeling acht de reclassering daarom geïndiceerd.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij geen hulp nodig heeft voor zijn alcoholgebruik omdat hij hiermee volledig is gestopt. Hij geeft aan wel mee te willen werken aan begeleiding van de reclassering.
De op te leggen straf
Alles afwegend en gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd acht de rechtbank de volgende straf passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met een aanzienlijk tijdsverloop sinds het ten laste gelegde en het feit dat verdachte daarna niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. Vanwege de ernst van het feit is de rechtbank echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de officier van justitie geëist en door de verdediging bepleit. Verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren. De rechtbank zal daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, opleggen. Hiermee zal verdachte gedurende de proeftijd een flinke stok achter de deur hebben om de bijzondere voorwaarden na te komen. Aan het voorwaardelijk strafdeel verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals ook vermeld in het rapport van de reclassering, namelijk een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte inzicht krijgt in zijn gedrag en behandeling ondergaat, om dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen.
Geen dadelijke uitvoerbaarheid
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Gelet op het gegeven dat het onderhavige feit al geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en sindsdien geen nieuwe zaken op het strafblad van verdachte zijn geregistreerd, heeft de rechtbank op dit moment geen reden om er ernstig rekening mee te houden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht vereist.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 248d van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor onder 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals onder 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis.
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na ingang van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt (op telefoonnummer 088-8041405) om een afspraak te maken voor een eerste gesprek. Verdachte blijft zich melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft;
* zijn medewerking verleend aan nadere diagnostiek en behandeling bij Kairos, IrisZorg of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de
reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. van den Brink, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2021 te Veenendaal , althans in Nederland, een persoon van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten zijn kleindochter [slachtoffer] , met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer] zijn blote penis vast te houden en/of zich af te trekken en/of klaar te komen in zijn hand(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juni 2021 te Veenendaal de eerbaarheid heeft geschonden
op een niet openbare plaats, te weten een woning, terwijl een ander, te weten zijn minderjarige kleindochter [slachtoffer] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door zijn blote penis vast te houden en/of zich af te trekken en/of klaar te komen in zijn hand(en).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 maart 2024 genummerd PL0900-2021186105, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 71. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 41.
3.p. 42.
4.p. 19.