ECLI:NL:RBMNE:2024:5582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
580975
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over geschil inzake hulpverlening en ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 26 september 2024, wordt een geschil behandeld dat voortvloeit uit de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder heeft verzocht om het hulpverleningstraject bij Youké, specifiek fase 2 van het stappenplan, op te schorten voor de duur van een jaar. De moeder vreest dat de uitvoering van fase 2 schadelijk zal zijn voor de kinderen, die al een geschiedenis van onveiligheid in het contact met de vader hebben. De vader en de gecertificeerde instelling (GI) zijn tegen dit verzoek en pleiten voor voortzetting van het traject, dat gericht is op contactherstel tussen de kinderen en hun vader.

De kinderrechter heeft de procedure op 12 september 2024 behandeld, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren. De kinderrechter heeft de relevante stukken en de standpunten van de partijen in overweging genomen. De kinderrechter concludeert dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek, maar dat het verzoek om het hulpverleningstraject op te schorten niet in het belang van de kinderen is. De kinderrechter benadrukt dat het van groot belang is dat de kinderen hun emoties op een gezonde manier kunnen uiten en dat zij ondersteuning van professionals nodig hebben om hun negatieve ervaringen met de vader te verwerken.

Uiteindelijk wijst de kinderrechter het verzoek van de moeder af en stelt dat het hulpverleningstraject bij Youké moet doorgaan. De kinderrechter onderstreept dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de hulpverlening bij de GI ligt, en dat de kinderrechter in het kader van de geschillenregeling een beslissing moet nemen die in het belang van de minderjarigen is. De kinderrechter heeft de kinderen ook rechtstreeks geïnformeerd over de beslissing en het belang van hun deelname aan de gesprekken met Youké.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/16/580975 / JE RK 24-1476
Datum uitspraak: 26 september 2024
Beschikking van de kinderrechter op basis van de geschillenregeling
in de zaak van
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. K.M. Lans,
over
[minderjarige 1], geboren op [2011] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2009] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Utrecht,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.I. Dierkx.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 10 september 2024;
  • het bericht van de vader met bijlagen van 9 september 2024;
  • het bericht van de moeder met bijlagen van 9 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 september 2024. Deze zaak is samen behandeld met de zaak over de verlenging van de ondertoezichtstelling (C/16/577596 / JE RK 24-1088) en de zaak over de zorgregeling (C/16/551046 / FO RK 23-66). Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de GI;
  • mevrouw [C] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Mr. Lans heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 20 september 2023 zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht gesteld. Op 12 september 2024 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 20 september 2025.
2.4.
In “Start plan van aanpak, Ouderschapsbemiddeling” van 11 maart 2024 van Youké staat onder meer het volgende:
“Doel 2: Er vinden binnen 6 maanden één of enkele gesprekken herstelgesprekken plaats tussen vader en de kinderen onder begeleiding van de hulpverlening.
Fase 2: zowel de ouders als de kinderen gaan in traject, in voorbereiding op de herstelgesprekken.
De kinderen werken aan:
  • het leren nuanceren van gedachtepatronen (gericht op zwart/wit denken van de kinderen op dit moment)
  • Vergroten van begrip met betrekking tot angstcirkels (gericht op angst die kinderen hebben uitgesproken)
  • Voorbereiding van herstelgesprek (gericht op woorden geven aan dat wat voor hen tot de weerstand heeft geleid)
Vader werkt aan:
  • Voorbereiding op herstelgesprek (gericht op in ontvangstnemen van de zorgen)
  • Sensitief aansluiten op de kinderen (ook wanneer zij nog in weerstand zitten)
  • Verwachtingsmanagement en verdraagzaamheid in dit proces
Moeder werkt aan:
  • Uit kunnen dragen naar de kinderen van het belang van relatieherstel
  • Uit kunnen dragen van een veilige setting waarbinnen dit gebeurt, met passende begeleiding
  • Kinderen positief bekrachtigingen in de stappen die zij zetten in aanloop naar het de herstelgesprekken
  • Vergroten van begrip met betrekking tot angstcirkels van de kinderen
  • Het kunnen opvangen van de kinderen na het contact op een wijze die bijdraagt aan het proces richting relatie herstel tussen de kinderen en hun vader.
De hulpverleners hebben onderling contact met als doel iedereen zo goed mogelijk voor te bereiden. Zij begeleiden het herstelgesprek tussen vader en de kinderen.
Met de gezinsvoogd wordt een evaluatiegesprek gehouden met de hulpverleners en ouders en kinderen afzonderlijk na het herstelgesprek.
Doel 3: Onderzoeken of en hoe toegewerkt kan worden naar relatieherstel tussen vader en de kinderen op de langere termijn.
Afhankelijk van de uitkomsten uit fase 2 wordt gewerkt aan verder relatieherstel, waarbij de aanpak uit fase 2 uitgebouwd wordt.
In fase 3 kan tevens onderzocht worden of ouders toe kunnen werken naar het gezamenlijk maken van afspraken onder regie van de hulpverlening.”

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Zij vraagt de kinderrechter op grond van artikel 1:262b BW te beslissen dat het stappenplan (fase 2) van Youké wordt opgeschort voor de duur van een jaar, omdat dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
De moeder maakt zich grote zorgen over de kinderen als fase 2 wordt doorgedrukt. Naar Youké gaan, iedere week gesprekken voeren en na een maand contact met de vader, zal ze kapot maken. Bovendien weet de moeder niet hoe ze twee pubers met een sterke eigen wil daar moet krijgen. Een periode van rust is in het belang van de kinderen noodzakelijk. De moeder stelt dat er helemaal geen oog meer is voor de belangen van de kinderen maar dat er een standaard protocol wordt gevolgd. Er is onvoldoende onderzoek gedaan en met de kinderen erover gesproken. De kinderen hebben jarenlang onveiligheid ervaren in het contact met de vader. Ze hebben een negatief beeld over de vader en zijn boos. De kinderen zijn hulpverleningsmoe. De kinderen willen echt niet en naar hen moet geluisterd worden. De vader geeft alleen maar de moeder de schuld. Maar het ligt in de band tussen de kinderen en vader. Het beeld van de kinderen over de vader moet eerst bijgesteld worden.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het niet eens met het verzoek van de moeder. Hij verzoekt de kinderrechter om de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek of om dat verzoek af te wijzen.
De moeder heeft haar verzoek niet in de juiste procedure (in de procedure over de zorgregeling) en laat (drie werkdagen voor de zitting) ingediend. Daarbij komt dat de kinderrechter op grond van artikel 1:262b BW niet de bevoegdheid heeft om te interveniëren in het traject van Youké. Of als de kinderrechter wel mag interveniëren, dan moet de moeder aantonen dat zij eerst stappen heeft genomen om bij de GI en Youké aan te geven dat fase 2 niet mag plaatsvinden. Dat is niet gebeurd. De moeder heeft zelfs akkoord gegeven op fase 2.
Het is belangrijk dat fase 2 bij Youké wordt voortgezet. Die fase is gericht op contactherstel en dat kan alle kanten op. De kinderen moeten het vertrouwen krijgen dat zij hun zegje mogen doen. De moeder wil dat niet. Zij laat het afhangen van wat de kinderen willen. Zij zegt dat zij de kinderen niet wil dwingen, maar het is juist haar taak om de kinderen te motiveren om te praten met de hulpverlening. Doordat de moeder de kinderen met volwassenzaken heeft belast, zitten de kinderen in een loyaliteitsconflict. De kinderen hebben de kant van de moeder gekozen. De moeder zegt dat de kinderen gebaat zijn bij rust, maar het is zeer schadelijk voor de kinderen dat zij geen contact hebben met hun vader.
4.2.
De GI wijst erop dat een doel binnen de ondertoezichtstelling is dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] weer contact hebben met hun vader. Als met de kinderen over (contactherstel met) de vader wordt gesproken, schieten zij direct in de emotie en vertonen boosheid en verdriet. De GI ziet heftige emoties bij de kinderen en maakt zich daar grote zorgen over. De GI gunt het de kinderen dat daar meer rust in komt. De GI ziet net als Youké nog ruimte om te groeien en toe te werken naar contactherstel tussen de kinderen en de vader. Daarom heeft Youké een planning gemaakt (fase 2) waarbij gestart wordt met gesprekken tussen de kinderen en de hulpverlening. Maar de kinderen zijn na het eerste gesprek niet meer gegaan. Het doel van de gesprekken is dat de kinderen hun verhaal doen en uitspreken waar zij last van hebben, zodat dat voor de kinderen beter wordt. Dat is meerdere keren aan de kinderen uitgelegd maar het is onduidelijk of de kinderen dat ook zo hebben begrepen. Contact met de vader of dat de kinderen de vader in hun leven hebben in welke vorm komt pas in fase 3 aan de orde. De GI hoopt daar te komen met de kinderen en ouders.
4.3.
De Raad vindt het belangrijk dat de kinderen op een gezonde manier hun gevoelens een plek kunnen geven. Het is niet in het belang van de kinderen dat zij zo’n negatief beeld over hun vader hebben en dat zij daar zo’n last van hebben. De kinderen hebben het gevoel dat er niet naar hen wordt geluisterd. In fase 2 wordt er juist naar hen geluisterd. Door het voeren van gesprekken en het uiten van hun gevoelens richting de vader kunnen de kinderen rust krijgen. De kinderen kunnen vertellen waarom zij boos en verdrietig zijn en dat afsluiten. Voor het herstelgesprek tussen de kinderen en de vader kan worden gekeken naar een alternatief, zoals een brief. De regie daarvoor ligt bij de volwassenen en niet bij de kinderen zoals het nu gaat. Als de kinderen niet naar de gesprekken met de hulpverlening gaan, zullen de emoties, boosheid en verdriet, bij de kinderen juist in stand blijven.
4.4.
De kinderen hebben aangegeven dat zij niet meer met hulpverleners over hun vader in gesprek willen. Zij hebben de kinderrechter verteld dat dergelijke gesprekken veel stress veroorzaken.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid
5.1.
De kinderrechter vindt dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek. Er is samenhang tussen dit verzoek en de verzoeken over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de zorgregeling. Bij de behandeling van alle drie de verzoeken wordt het hulpverleningstraject bij Youké besproken.
Geschillenregeling
5.2.
Op grond van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter is van oordeel dat de vraag of het inzetten door de GI van fase 2 bij Youké een geschil is dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreft. De vraag is dus of de GI de hulpverlening van Youké kan inzetten. De vraag welke hulpverlening ingezet kan worden is bij uitstek een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het is geen geschil dat in de klachtenregeling kan worden beoordeeld.
De kinderrechter neemt daarbij een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de GI op de hoogte was dat de moeder grote aarzelingen heeft bij het doorgaan naar fase 2. Van haar was niet te verwachten dat zij hierover nog in gesprek zou gaan. De kinderrechter zal het verzoek dan ook inhoudelijk beoordelen.
5.4.
Bij de beoordeling van dit geschil, houdt de kinderrechter rekening met het wettelijk systeem rondom de verdeling van taken tussen de GI en de kinderrechter. Het is namelijk aan de GI en niet de kinderrechter om keuzes te maken bij de inzet van de hulpverlening. Aan de andere kant moet de kinderrechter in het kader van de geschillenregeling een beslissing nemen die in het belang van de kinderen is.
De kinderrechter is van oordeel dat toewijzing van het verzoek van de moeder om het hulpverleningstraject bij Youké op te schorten niet in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is. Het verzoek van de moeder wordt daarom afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
5.5.
De kinderrechter stelt voorop dat er grote zorgen zijn om de kinderen. De kinderen laten heftige emoties zien als met hen over (contactherstel met) de vader wordt gesproken. Zij hebben vervelende ervaringen rond het contact met de vader. Zij zijn boos en verdrietig. De kinderen hebben hier veel last van. Op langere termijn kan deze situatie hun verdere ontwikkeling beschadigen en leiden tot psychische klachten.
De kinderrechter vindt het net als de Raad en de GI belangrijk dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun vervelende ervaringen rond het contact met de vader kunnen verwerken. Het is in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] dat zij daarbij de ondersteuning krijgen van professionals. Daarvoor heeft Youké een stappenplan (fase 2) gemaakt. Eerst zullen de kinderen gesprekken hebben met de hulpverlening. Daar kunnen zij hun verhaal vertellen en leren om hun emoties op een gezonde manier te uiten. Daarna zal er een herstelgesprek zijn tussen de kinderen en de vader waar de kinderen aan de vader kunnen vertellen hoe zij bepaalde situaties met hem hebben ervaren en hoe zij zich voelen. In fase 2 wordt nog geen start met contact tussen de kinderen en de vader gemaakt. Deze fase is bedoeld voor de kinderen, zodat zij zich minder boos en verdrietig gaan voelen. De kinderrechter heeft gehoord dat de kinderen geen gesprekken meer met de hulpverlening willen en dat zij rust willen. Maar de professionals vinden dat het goed is voor de kinderen om hun emoties op een gezonde manier te uiten. Het is belangrijk dat de moeder de kinderen hierin motiveert en steunt. Daar kan de moeder bij ondersteund worden door de hulpverlening. Van belang is dat de volwassenen de verantwoordelijkheid en regie op zich nemen om deze situatie te verbeteren en dat het niet aan de kinderen wordt overgelaten of zij gesprekken met de hulpverlening willen. De kinderrechter benadrukt dat pas als fase 2 is doorlopen, gekeken zal worden of contactherstel tussen de kinderen en de vader kan komen en hoe dat eruit kan komen te zien. Dit traject sluit aan bij het advies van de Raad in het rapport van 4 augustus 2023. Op de zitting heeft de Raad gezegd dat het advies nog steeds in het belang van de kinderen is. De GI zal voornoemd traject monitoren.
5.6.
De kinderrechter vindt het belangrijk op de kinderen rechtstreeks te informeren over deze beslissing. Zij heeft de kinderen elk de volgende brief gestuurd:
“Op 6 september 2024 heb ik met jou gepraat. Daarna zou ik met je moeder, vader en jeugdbeschermer praten. Dat heb ik gedaan op 12 september 2024. Ik wil jou informeren over mijn beslissing over de ondertoezichtstelling en het contactherstel met je vader.
De ondertoezichtstelling heb ik verlengd met een jaar, omdat iedereen het erover eens is dat het goed is dat er een jeugdbeschermer is.
Over het contactherstel tussen jou en je vader heb ik nog geen beslissing genomen. Deze beslissing is uitgesteld, omdat ik vind dat de hulpverlening die de jeugdbeschermer heeft ingezet moet worden afwacht. Hierna zal ik dat uitleggen.
Ik heb van jou maar ook van je moeder en de jeugdbeschermer gehoord dat jij erg veel last hebt van de situatie rondom je vader. Je hebt vervelende ervaringen rond het contact met je vader. Je bent boos en verdrietig. Dat is niet goed voor jou. De jeugdbeschermer, de Raad voor de Kinderbescherming en Youké werken met kinderen en weten heel goed wat in het belang van kinderen is. Zij vinden dat het in jouw belang is als je met een professional van Youké praat over hoe je je voelt en hoe je hiermee kan omgaan. Dit zodat jij je weer beter gaat voelen. Daarom is het zo belangrijk dat je naar de gesprekken met Youké gaat.
Het is niet de bedoeling dat terwijl deze gesprekken tussen jou en Youké gaande zijn er contact met je vader komt. Maar tijdens deze gesprekken wordt wel over je vader gepraat. Daarnaast wordt je erop voorbereid hoe je aan je vader kan vertellen hoe je je voelt. Het moment waarop je dit aan de vader kan vertellen wordt een ‘herstelgesprek’ genoemd. De professionals denken dat het goed is voor jou om dit aan je vader te kunnen vertellen, zodat jij je beter gaat voelen en minder boos en verdrietig bent.
Pas na dat herstelgesprek gaat Youké nadenken of het goed zou zijn als er weer contact tussen jou en je vader komt. Hoe dat contact er dan uit komt te zien, ligt helemaal open.
Hoe verder?
Ik hoor eind april 2025 van je moeder, vader en jeugdbeschermer hoe het met de gesprekken bij Youké is gegaan en hoe het met jou gaat.”

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de moeder om het hulpverleningstraject bij Youké ten aanzien van fase 2 op te schorten af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024, in aanwezigheid van mr. Ö. Duran als griffier.