ECLI:NL:RBMNE:2024:5580

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
16/214236-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en openlijk geweld op het Jaarbeursplein in Utrecht

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag en openlijk geweld. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 24 augustus 2023 op het Jaarbeursplein in Utrecht. De verdachte heeft op klaarlichte dag een ander in de borst gestoken met een mes, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn beroep op noodweer, aanvallend heeft gehandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beoordeling van de eigen schuld van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/214236-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] (Algerije),
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 december 2023 (pro forma), 11 maart 2024 (pro forma), 5 juni 2024 (pro forma), 26 augustus 2024 (pro forma) en 9 september 2024 (inhoudelijk) en 11 september 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht, alsmede mr. W. van Egmond, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 24 augustus 2023 in Utrecht heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden door met een mes in (de richting van) zijn borst te steken;
subsidiair is dit ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling.
feit 2:
op 24 augustus 2023 in Utrecht openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door hen te steken met een mes en hen te slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde omdat niet is gebleken waarmee verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt en verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] .
De raadsvrouw bepleit ook vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde omdat geen sprake is van het in vereniging plegen van geweld.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde feit. Hieronder zal de rechtbank nader uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van bevindingen analyse rolverdeling van verbalisant [verbalisant] , genummerd 20232508.1345.20967, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 augustus 2023 omstreeks 20:30 heeft er een steekincident plaatsgevonden op het [straat] te Utrecht. De beelden van cameratoezicht laten het volgende zien:
De personen in de rode en gele cirkel komen ter hoogte van het reclamebord bij elkaar. [2] Aangekomen bij het terras is te zien dat de persoon met de lichtblauwe broek uit de rode cirkel, zijn jas/shirt omhoog haalt en met zijn rechterhand een voorwerp pakt. [3] Gezien het
kledingsignalement komt deze persoon sterk overeen met de aangehouden verdachte [verdachte] . [4] De andere persoon in de rode cirkel komt qua kledingsignalement sterk overeen met de aangehouden verdachte [medeverdachte] . [5]
Van de tweede groep komt een persoon sterk overeen met het kledingsignalement van de aangehouden verdachte [slachtoffer 2] . [6]
Een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, genummerd 230827.1053.57888, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de camerabeelden van het steekincident dat zich op 24 augustus 2023, rond 20:30 uur, rondom de locatie Westplein te Utrecht heeft afgespeeld.
Afbeelding 2:
Op de camera Van Sijpesteijnkade-Westplein is te zien dat rechts in beeld een drietal aan komt gelopen. Tegelijkertijd komt linksboven in beeld een tweetal aangelopen. [7] Het tweetal links wordt in het verbaal van verbalisant [verbalisant] geïdentificeerd als [verdachte] en [medeverdachte] . Van het drietal wordt in hetzelfde proces-verbaal de middelste persoon geïdentificeerd als [slachtoffer 2] . In het verhoor van [slachtoffer 1] verklaarde hij dat hij zelf een witte pet droeg van het merk Nike Jordan, een bruin trainingspak en beige schoenen. Tevens verklaarde [slachtoffer 1] dat hij samen met [slachtoffer 2] was (van het drietal in het midden met de beige pet op) en dat de persoon met de blauwe pet [A] (fonetisch) zou heten. We zien dus [slachtoffer 1] met een witte pet, [slachtoffer 2] met een beige pet en [A] met een blauwe pet. [8]
Afbeelding 9:
De groep heeft contact met elkaar. [9] [slachtoffer 1] en [verdachte] lopen iets weg van de andere drie.
Tegelijkertijd staan [medeverdachte] , [slachtoffer 2] en [A] dicht bij elkaar. Te zien is dat de rechter elleboog van [verdachte] ineens ver naar buiten steekt en hij met zijn rechterhand iets bij zijn broeksband vandaan lijkt te trekken.
Afbeelding 11:
Vervolgens is te zien dat [verdachte] terug gaat naar de groep terwijl hij zijn rechterarm omhoog brengt en in een hoek van ongeveer 90 graden boven zijn hoofd geheven houdt. [10] Hierna is te zien dat hij in de daaropvolgende seconden in ieder geval zeven stekende/hakkende bewegingen maakt met zijn arm in de richting waar [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [medeverdachte] staan. Eerst twee bovenhandse bewegingen en vervolgens in ieder geval vijf onderhandse bewegingen. Na de eerste bovenhandse steek/hakbeweging van [verdachte] is te zien dat [slachtoffer 2] de groep in rent, [verdachte] naar achteren duwt en dat hij [verdachte] vast lijkt te
hebben. Hierna is te zien dat zij zich naar rechts bewegen en [verdachte] meerdere malen onderhands stekende bewegingen naar [slachtoffer 2] maakt.
Op afbeelding 14 is te zien dat hij zijn arm krachtig naar voren heeft gebracht naar het lichaam van [slachtoffer 2] . [11]
Afbeelding 18 en 19:
Hierna verplaatsen de vijf zich snel en al vechtend naar rechts. Te zien is dat er door alle personen wordt getrokken, geduwd, geschopt en geslagen.
Afbeelding 20 en 21:
Op zeker moment klimt er een man in een witte blouse en donkere broek over de rand van het terras van het [naam] en rent naar de vechtende groep toe. Op de beelden is te zien dat hij richting het terras loopt en iets achter het hek lijkt te leggen. [12]
Afbeelding 22:
De groep gaat door met vechten en gaat iets meer uit elkaar. Na enige seconden komt [medeverdachte] op [slachtoffer 1] af. [medeverdachte] maakt vervolgens met zijn rechterarm maaiende bewegingen richting [slachtoffer 1] . Te zien is dat [slachtoffer 1] sprongen achterwaarts maakt op de momenten dat [medeverdachte] de zwaaiende bewegingen naar hem maakt. [medeverdachte] maakt de zwaaiende bewegingen ter hoogte van de borst en het middel van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] houdt op enkele momenten zijn linkerarm in een afwerende houding voor zich. [13]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 10 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het gaat om iets wat op 24 augustus 2023 gebeurd is vlakbij het [naam] aan het [straat] in Utrecht. [14] Wat voor gevechtshandelingen heeft u gezien?
Ik keek naar buiten en ik zag misschien vier/vijf/zes jongens buiten. Toen ben ik naar de
andere kant van de schutting gegaan. Terwijl ik daar naartoe liep, zag ik op de grond een mes liggen. Ik heb dat mes vervolgens opgepakt en aan mijn collega [getuige 2] gegeven. Daarna wilde ik nog verder actie ondernemen. Toen schreeuwde [getuige 2] : “ abi, abi , tweede mes”. Er waren waarschijnlijk drie jongens rechts aan het vechten en voor mij zag ik twee jongens. Ik zag dat één van de twee jongens werd getrapt tegen zijn gezicht, alsof zijn gezicht een voetbal was. Degene tegen wiens gezicht werd geschopt, die zag ik met zijn rechterhand bewegen naar een mes dat op de grond lag en dat pakte hij op en hij stond op. Vervolgens zag ik dat hij met dat mes uithaalde, een zwaaiende beweging maakte, en dat de ander een afwerende beweging maakte met de tas voor zich. [15]
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , genummerd PL0900-2023257345-34, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was aan het werk in het [naam] dat was gevestigd aan het [adres] te [plaats] .
Ik zag dat een groepje van ongeveer 4 a 5 jongemannen met elkaar in gevecht raakte. Ik zag dat zij doelbewust over en weer erg hard op elkaar aan het inslaan en aan het inschoppen waren. Ik zag ook een zwart vleesmes op de grond vallen tijdens het gevecht. [16] Ik zag dat er nog een mes in het spel was. Ik zag dat er met dat mes gezwaaid werd door een van de vechtende mannen. [17]
Een geschrift, te weten een GGD letselrapportage van [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
naam [slachtoffer 1]
Dit betreft een letselbeschrijving op basis van door de politie aangeleverde foto's. [18]
Halverwege de buitenzijde van de rechter onderarm [
de rechtbank begrijpt: linker onderarm], een wijkende, in de breedte van de onderarm georiënteerde, scherprandige huidonderbreking reikend tot in het onderhuidse vet- en spierweefsel van de onderarm. De zichtbare wondhoek is scherp met mogelijk een kleine uitloper. De geschatte lengte van deze huidonderbreking is tussen de 10 en 15 cm.
Soort: Snijwond. [19]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023257345-30, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 augustus 2023 omstreeks 20:30 uur, hoorden wij dat er zojuist een steekpartij had
plaatsgevonden ter hoogte van het [naam] op [adres] te [plaats] . Aanrijdend hoorden wij dat de betrokkenen van de steekpartij zouden lopen op de Leidsekade te Utrecht. Ik kwam ik bij de Leidse Kade te Utrecht aan. Ik zag dat een van de jongens hevig bloede vanuit zijn borst en zag dat hij een steekwond in zijn been had.
Het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer 2] , geboren [2006] . Ik ben vervolgens met de ambulance en het slachtoffer mee naar het UMC in Utrecht gegaan. Omstreeks 22.00 uur is hij verplaatst naar de High care afdeling op de eerste hulp. [20]
Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , genummerd 230827.1030.17555, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: We kregen een woordenwisseling. Toen wij meeliepen met hen, toen begonnen ze ons te slaan. Ze hebben toen ook de messen uitgetrokken. [21]
V: Waar bent u precies gewond geraakt?
A: Hier bij mijn borstkas en mijn linkerbeen en rechterbeen.
V: Is dat allemaal gekomen door het steken met een mes?
A: Ja. [22]
Een kennisgeving van inbeslagneming, genummerd PL0900-2023257345-15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats [adres]
Datum: 24 augustus 2023
Goednummer: PL0900-2023257345-3210643
Object: Mes (Vleesmes) [23]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 240826.1316.57888, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan het goednummer is het volgende SIN-nummer toegekend:
goed 3210643, mes, SIN: AANA1956NL. [24]
Een geschrift, te weten een deskundigenrapportage forensisch DNA onderzoek van The Maastricht Forensic Institute, van 10 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van het mes AANA1956NL is het lemmet (#02) bemonsterd. In de bemonstering is bloed aangetoond. [25]
Resultaat van het DNA-onderzoek:
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van het celmateriaal
Lemmet mes
AANA1956NL#02
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De
frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan
één op één miljard.
[slachtoffer 2] (DNA-hoofdprofiel) [26]
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 augustus 2023 lopen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij het [straat] in Utrecht en komen daar [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [A] ( [A] ) tegen. De twee groepen spreken elkaar aan en lopen in de richting van het aan die straat liggende [naam] . Er ontstaat onenigheid tussen de twee groepen. Op de beelden is de zien dat verdachte op dat moment een voorwerp uit zijn broekzak haalt en hiermee meerdere stekende/hakkende bewegingen maakt in de richting van de anderen en ook specifiek in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 2] .
De groep raakt vervolgens in gevecht en er wordt door alle vijf mannen over en weer geslagen en geschopt. Getuige [getuige 1] , die op dat moment aan het werk was bij het [naam] , raapt tijdens dit gevecht een mes van de grond op en stelt dat veilig.
Op enig moment tijdens dit gevecht ligt medeverdachte [medeverdachte] op de grond en wordt tegen zijn hoofd geschopt. [medeverdachte] pakt hierna een (tweede) mes dat op de grond ligt, loopt richting [slachtoffer 1] en maakt daarmee maaiende bewegingen in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 1] . Hierna gaan de groepen uit elkaar.
Later worden de betrokkenen aangehouden. [slachtoffer 2] heeft een wond op zijn borst en op zijn been, [slachtoffer 1] heeft een snijwond op zijn arm en medeverdachte [medeverdachte] heeft onder andere een wond op zijn hoofd, een snee op zijn vinger en een gebroken tand. Dit laatste blijkt uit de letselverklaring over verdachte van 25 augustus 2023.
Op het lemmet van het mes dat getuige [getuige 1] heeft veiliggesteld wordt bloed aangetroffen. Uit onderzoek van het Maastricht Forensic Institute naar de bemonstering van het lemmet komt een DNA-hoofdprofiel, met een frequentie die kleiner is dan één op één miljard, naar voren. Dat DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van feit 1 primair – poging doodslag
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte op het moment dat hij de bewegingen richting [slachtoffer 2] maakte geen mes, maar sleutels in zijn handen had. De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden, gelet op de stekende of hakkende bewegingen die verdachte maakte richting [slachtoffer 2] , het feit dat [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen, waarvan hij verklaart dat dit door steken met een mes komt, en tot slot het gegeven dat er op het ter plaatse aangetroffen mes bloed zat en een DNA-hoofdprofiel dat matcht met het DNA van [slachtoffer 2] . De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte een mes in zijn handen heeft gehad en daarmee heeft gestoken.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte strafrechtelijk moet worden gekwalificeerd. Voor een bewezenverklaring van poging doodslag is vereist dat verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] . Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] om het leven te brengen (vol opzet). De vraag die vervolgens voorligt, is of sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] . De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daarover als volgt.
Van voorwaardelijk opzet is sprake als verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn handelen [slachtoffer 2] zou doden. Verdachte heeft meermaals – in ieder geval vijf keer – onderhands en met kracht met een mes in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] gestoken. Hij heeft [slachtoffer 2] daarmee ook geraakt, met een wond in zijn borst en been als gevolg. De borst is een plaats waar zich vitale organen bevinden, zoals het hart en de longen. Door deze gedraging ontstond de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij [slachtoffer 2] . Deze gedragingen zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer 2] , dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging doodslag door meermalen met een mes in de richting van, en eenmaal in, de borst van [slachtoffer 2] te steken, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 – openlijk geweld
Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] in zijn borst heeft gestoken met een mes en dat medeverdachte [medeverdachte] met een mes in de richting van de borst of buik en in de arm van [slachtoffer 1] heeft gestoken. Op basis van de beschrijving van de beelden en de verklaring van getuige [getuige 2] acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben geslagen. Er is dus sprake geweest van geweld vanuit de zijde van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Uit de beelden blijkt ook de gezamenlijkheid van de groep. Het geweld dat door medeverdachte [medeverdachte] is gepleegd, kan verdachte niet zijn ontgaan. Het kan dus niet anders dan dat verdachte zich ervan bewust is geweest dat anderen ook deelnamen aan de openlijke geweldpleging. Verdachte had op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet op het in vereniging plegen van geweld. De rechtbank acht de onder feit 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:op 24 augustus 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met kracht meerdere malen met een mes in de (richting van de) borst van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
op 24 augustus 2023 te Utrecht openlijk, te weten op het [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , bestaande het geweld uit:
- meerdere malen met kracht met een mes in de (richting van de) borst van die [slachtoffer 2] te steken en
- meerdere malen met kracht met een mes in de richting van de borst en de buik en in de onderarm van die [slachtoffer 1] te steken en
- meerdere malen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

6.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Verdachte zag zich geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn kennis en medeverdachte [medeverdachte] waartegen hij zich moest verdedigen. [medeverdachte] werd immers volledig in elkaar werd getrapt. Het handelen van verdachte voldoet in dat licht aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Het standpunt van de verdediging wordt – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 6.3.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt.
Het standpunt van de officier van justitie wordt – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 6.3.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of dat van iemand anders, de eerbaarheid of een goed, waartegen een noodzakelijke verdediging is geboden. Die verdediging mag de grenzen van de subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden. Ook mag er geen sprake zijn van eigen schuld, in die zin dat de aanval zou zijn geprovoceerd of uitgelokt (culpa in causa).
Het beroep op noodweer ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt, omdat het handelen van verdachte in de kern moet worden gezien als aanvallend. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij, toen hij zich in de groep mengde om zijn kennis [medeverdachte] te verdedigen, geen mes zag bij de anderen. Hij verklaarde dat hij zag dat ze elkaar aanraakten (de rechtbank begrijpt het drietal [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [A] enerzijds en [medeverdachte] anderzijds). Dat lijkt in enige mate te stroken met de beelden. Uit de beelden blijkt dat er onrust in de groep was kort voordat verdachte zijn mes pakt. Op de beelden zijn kleine duwtjes/aanrakingen te zien. Tot een geweldshandeling komt het dan echter nog niet. Uit de beelden blijkt ook dat pas nadat verdachte zijn mes uit zijn broeksband pakt, er voor het eerst wordt uitgehaald naar [medeverdachte] door [slachtoffer 1] (de rechtbank neemt dus aan: zonder gebruik van een mes). Verdachte steekt vervolgens nagenoeg gelijktijdig in op de groep. De rechtbank is daarom van oordeel dat toen verdachte zijn mes pakte en die gebruikte, er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging was geboden. De omstandigheid dat één van het drietal als eerste uithaalt richting [medeverdachte] , maakt dat niet anders. Op dat moment heeft verdachte immers het mes al getrokken en vrijwel meteen stort hij zich in de groep met stekende bewegingen. Op de beelden is te zien dat het gevecht tussen het vijftal pas ontvlamt vanaf dat moment. Het incident waar de raadsvrouw aan refereert, dat [medeverdachte] in elkaar wordt getrapt, vindt pas plaats nadat verdachte met een mes heeft gestoken naar [slachtoffer 2] . De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte daarom als aanvallend en verwerpt het verweer van de verdediging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
poging tot doodslag;
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag op het [straat] in Utrecht schuldig gemaakt aan het steken met een mes van een ander (een poging tot doodslag) en het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen. Aan de gebeurtenissen is een woordenwisseling voorafgegaan. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich met een mes op straat heeft begeven, dat mes lichtvaardig heeft getrokken en daarmee meerdere keren gericht heeft gestoken. Het handelen van verdachte heeft aanmerkelijk letsel bij [slachtoffer 2] veroorzaakt: een wond in zijn borst en been. Hiermee heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat dit alles plaatsvond in het openbaar, voor het terras van [naam] vlakbij het station Utrecht Centraal, waar op dat moment veel omstanders waren. Uit de afgelegde getuigenverklaringen blijkt dat het incident veel indruk heeft gemaakt op de toevallige voorbijgangers. Dergelijke feiten dragen daarnaast bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 september 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder begrijpt de rechtbank dat verdachte in september 2022 naar Nederland is gekomen en toen asiel heeft aangevraagd. Hij is vervolgens teruggestuurd naar Spanje maar sinds juli 2023 weer terug in Nederland. Verdachte beschikt momenteel niet over een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Ter zitting heeft verdachte aangeven dat hij bij vrijlating naar Spanje zal vertrekken en dat hij daar kan werken en asiel wil aanvragen.
De straf
Gezien de ernst van de door verdachte gepleegde feiten kan niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft hierbij in strafverzwarende zin meegenomen dat verdachte zelf een mes heeft meegenomen, dit mes heeft getrokken terwijl enkel nog sprake was van een woordenwisseling en dat verdachte meermaals gericht en met kracht heeft gestoken in de richting van het slachtoffer waardoor het slachtoffer flink letsel heeft opgelopen.
Alles overwegende en gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [slachtoffer 1] niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, gelet op de door hem zelf gepleegde handelingen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet haar verzoek om vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging, verzocht om de vordering af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat [slachtoffer 1] niet diegene is geweest die door verdachte is gestoken en dat [slachtoffer 1] een eigen aandeel in het gehele gevecht heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 1] – waarvoor de beoordeling van de mate van eigen schuld van de benadeelde noodzakelijk is – een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. J.P. Verboom en M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 24 augustus 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, (met kracht) een of meerdere ma(a)l(en) met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, in de (richting van de) borst van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) een of meerdere ma(a)l(en) met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, in de (richting van de) borst van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 24 augustus 2023 te Utrecht openlijk, te weten het [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , bestaande het geweld uit:
- een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, in de (richting van de) borst van die [slachtoffer 2] te steken en/of
- een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, in de richting van de borst en/of de buik, althans het bovenlichaam, en/of in de (onder)arm van die [slachtoffer 1] te steken
- een of meerdere ma(a)l(en) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te slaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 november 2023, genummerd 2023257345, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 300. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 83.
3.Pagina 85.
4.Pagina 86.
5.Pagina 88.
6.Pagina 89.
7.Pagina 233.
8.Pagina 234.
9.Pagina 235.
10.Pagina 236.
11.Pagina 237.
12.Pagina 238.
13.Pagina 239.
14.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris van 10 april 2024, losbladig, pagina 2.
15.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris van 10 april 2024, losbladig, pagina 3.
16.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 80.
17.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 81.
18.Een geschrift, te weten een GGD letselrapportage van [slachtoffer 1] , losbladig, pagina 1.
19.Een geschrift, te weten een GGD letselrapportage van [slachtoffer 1] , losbladig, pagina 4.
20.Pagina 49.
21.Pagina 133.
22.Pagina 134.
23.Een kennisgeving van inbeslagneming, pagina 184.
24.Een losbladig proces-verbaal van bevindingen, 1 pagina.
25.Een geschrift, te weten een deskundigenrapportage forensisch DNA onderzoek van The Maastricht Forensic Institute, van 10 november 2023, pagina 269.
26.Een geschrift, te weten een deskundigenrapportage forensisch DNA onderzoek van The Maastricht Forensic Institute, van 10 november 2023, pagina 270.