ECLI:NL:RBMNE:2024:5576

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
580345/ HA RK 24-158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter mr. D.C.P.M. Straver. Het wrakingsverzoek werd ingediend door mr. M.F. van Hulst, die zich benadeeld voelde door de rechterlijke gang van zaken tijdens een zitting op 27 augustus 2024. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat hij zich geïntimideerd voelde door de plaatsing naast de wederpartij en omdat de rechter hem zou hebben verboden aantekeningen te maken tijdens de zitting. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden die zijn aangevoerd.

De wrakingskamer oordeelde dat het proces-verbaal van de zitting de belangrijkste bron van informatie is en dat de inhoud daarvan niet in twijfel kan worden getrokken. De rechter had verzoeker niet verboden om aantekeningen te maken, maar had hem gevraagd om te luisteren naar de wederpartij. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de rechter in haar handelen niet vooringenomen was. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 10583732 UC EXPL 23-4341 RJ/58605 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 580345/ HA RK 24-158
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van24 september 2024
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
mr. M.F. van Hulst,
wonende te [woonplaats] ,
(hierna: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het proces-verbaal van de zitting van 27 augustus 2024 met daarin opgenomen
het wrakingsverzoek tegen mr. D.C.P.M. Straver (hierna: de rechter);
 de schriftelijke motivering van het wrakingsverzoek van 27 augustus 2024;
 de schriftelijke reactie van de rechter van 27 augustus 2024 op het wrakingsverzoek;
 een e-mail van verzoeker van 27 augustus 2024.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 10 september 2024 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (hierna: de wrakingskamer). Verzoeker en de rechter zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Belanghebbende, [A] , is wel verschenen, vergezeld door [B] en [C] .
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter, in de zaak met het zaaknummer 10583732 UC EXPL 23-4341 RJ/58605.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Er is sprake van partijdigheid van de rechter. Op de zitting van 27 augustus 2024 heeft zij geprobeerd om verzoeker te verbieden om aantekeningen te maken van wat de wederpartij op de zitting in zijn termijn zei. Ook bij aanvang van de zitting waren er volgens verzoeker al signalen van bevooroordeeldheid van de rechter toen hij – ondanks dat hij zich geïntimideerd voelde – direct naast de wederpartij moest plaatsnemen. Volgens verzoeker is dat niet de gangbare praktijk, maar is het gebruikelijk dat de gemachtigden in de zittingszaal tussen partijen in zitten. Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat het proces-verbaal op twee punten onvolledig is.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat vanwege de zichtbare emoties bij aanvang van de zitting van
27 augustus 2024, het haar in het belang van beide partijen leek om eerst de oorzaak daarvan bespreekbaar te maken. Daarbij hoopte ze meteen een beter beeld te krijgen van de ingestelde tegenvordering. Omdat verzoeker toen de wederpartij aan het woord was geconcentreerd met zijn laptop bezig was, vroeg zij om zijn aandacht voor de toelichting die de wederpartij gaf. Dit viel bij verzoeker duidelijk verkeerd en hij was volgens de rechter niet meer bereid te luisteren naar de toelichting op haar vraag over het gebruik van de laptop. Zij heeft verzoeker niet verboden om zijn laptop op de zitting te gebruiken. Zij wilde op basis van het beginsel van hoor en wederhoor nadat zij verzoeker had gehoord ook de wederpartij horen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Het proces-verbaal van de zitting van 27 augustus 2024 vormt voor de wrakingskamer in beginsel de kenbron van dat wat op die zitting is gebeurd. Het proces-verbaal bevat een zakelijke weergave van het verhandelde op de zitting en wordt door de rechter en de griffier ondertekend. De wrakingskamer ziet in wat verzoeker heeft aangevoerd onvoldoende grond om niet van de inhoud van voornoemd proces-verbaal uit te gaan. De strekking van het proces-verbaal en de weergave in verzoekers mail van
27 augustus 2024 van wat volgens hem op de zitting is besproken komen met elkaar overeen. Uit beide blijkt dat de rechter eerst heeft verzocht om de laptop dicht te doen en te luisteren naar wat de wederpartij te zeggen had en uiteindelijk nadat verzoeker bezwaar had gemaakt, heeft gezegd dat verzoeker rustig aantekeningen mag maken, maar dat het punt van de rechter is dat verzoeker dan misschien minder goed kan luisteren. Volgens verzoeker heeft de rechter in de tussentijd meerdere keren gezegd dat zij wilde dat hij geen aantekeningen zou maken, maar hij beaamt dat de rechter uiteindelijk heeft gezegd dat hij aantekeningen mocht maken.
3.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer blijkt uit het verloop van de zitting zoals dat in het proces-verbaal is opgenomen geen vooringenomenheid van de rechter tegenover de andere procespartij. De wrakingskamer maakt uit de reactie van de rechter op dat haar verzoek aan verzoeker om zijn laptop dicht te doen was bedoeld om er voor te zorgen dat verzoeker – in het belang van beide partijen – op dat moment tijdens de zitting waarop zij met partijen de oorzaak van de emoties besprak zou luisteren naar het verhaal van de andere procespartij. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal. Zowel in het proces-verbaal als in de weergave van de zitting in de mail van verzoeker van 27 augustus 2024 staat dat de rechter verzoeker heeft verzocht om zijn laptop dicht te doen en heeft zij ook toegestaan om aantekeningen te maken. Ook als zij daarvoor zou hebben gezegd dat zij niet wilde dat verzoeker aantekeningen zou maken zoals verzoeker stelt, blijkt daaruit niet van enige vooringenomenheid. Verzoeker heeft kennelijk wel de indruk gekregen dat de rechter vooringenomen was, maar deze vrees was niet objectief gerechtvaardigd nu het verzoek van de rechter was bedoeld om er voor te zorgen dat verzoeker goed zou kunnen luisteren naar het verhaal van de wederpartij.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 10583732 UC EXPL 23-4341 RJ/58605 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mr. M.M. Janssen en
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door
mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.