In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 augustus 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 6 augustus 2024 de beslissing op het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing aangehouden en op 15 augustus 2024 een spoedmachtiging verleend tot 29 augustus 2024. De zaak betreft de zorg voor [minderjarige], die in een pleeggezin verblijft. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft het verzoek tot uithuisplaatsing ingediend, omdat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder. Tijdens de zittingen is gebleken dat de moeder niet in staat is om voor [minderjarige] te zorgen, wat heeft geleid tot de conclusie dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder een kans heeft gekregen om haar opvoedvaardigheden te tonen, maar dat dit niet is gelukt. De situatie is geëscaleerd, wat heeft geleid tot betrokkenheid van de politie. De kinderrechter heeft besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt voortgezet voor de duur van de ondertoezichtstelling, met als doel rust en duidelijkheid voor [minderjarige] te creëren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.