ECLI:NL:RBMNE:2024:5572

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/16/577902 / JL RK 24-536 & C/16/579859 / JL RK 24-656
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 augustus 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 6 augustus 2024 de beslissing op het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing aangehouden en op 15 augustus 2024 een spoedmachtiging verleend tot 29 augustus 2024. De zaak betreft de zorg voor [minderjarige], die in een pleeggezin verblijft. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft het verzoek tot uithuisplaatsing ingediend, omdat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder. Tijdens de zittingen is gebleken dat de moeder niet in staat is om voor [minderjarige] te zorgen, wat heeft geleid tot de conclusie dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder een kans heeft gekregen om haar opvoedvaardigheden te tonen, maar dat dit niet is gelukt. De situatie is geëscaleerd, wat heeft geleid tot betrokkenheid van de politie. De kinderrechter heeft besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt voortgezet voor de duur van de ondertoezichtstelling, met als doel rust en duidelijkheid voor [minderjarige] te creëren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummers: C/16/577902 / JL RK 24-536 (
machtiging tot uithuisplaatsing)
Zaaknummers: C/16/579859 / JL RK 24-656 (
spoeduithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 27 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een vervolg spoeduithuisplaatsing en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,
gevestigd te Lelystad,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. E. Uijt de boogaardt te Lelystad,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 6 augustus 2024 de beslissing op het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg aangehouden voor de duur van drie maanden (zaaknummer: C/16/577902 / JL RK 24-536). Bij beschikking van 15 augustus 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 29 augustus 2024 en het meer of anders gevraagde aangehouden (zaaknummer: C/16/579859 / JL RK 24-656).
1.2.
Nadien heeft de kinderrechter in beide zaken kennisgenomen van het bericht van de GI met bijlage van 22 augustus 2024.
1.3.
Op 27 augustus 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. E. Uijt de boogaardt;
- [A] en [B] namens de GI.

2.De feiten

Voor de vaststaande feiten en het eerdere procesverloop wordt verwezen naar de beschikkingen van 6 augustus 2024 en 15 augustus 2024.

3.De standpunten

3.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd. Tijdens de vorige zitting op 6 augustus 2024 is besloten om de moeder nog een kans te geven. Het ging echter al snel bergafwaarts. [instelling] zegt de ene keer dat zij de zorg wel kunnen bieden en de andere keer dat [minderjarige] en de moeder dezelfde dag nog weg moeten, omdat zij de veiligheid niet kunnen waarborgen. De politie is al twee keer betrokken geweest. Tegen de politie heeft de moeder gezegd dat zij [minderjarige] iets aan zou doen. Door het gedrag van de moeder lukt het niet om haar te begeleiden, waardoor er geen zicht komt op de opvoedvaardigheden. Hoewel de moeder graag wil, lukt het haar niet om voor [minderjarige] te zorgen. Ze wordt overvraagd. [minderjarige] heeft een stabiele plek nodig, waar hij de nodige zorg krijgt. De GI heeft meerdere moeder-kindhuizen benaderd, maar dit heeft niet geleid tot een plaatsing of gezinsopname. [minderjarige] is tijdelijk terug in het pleeggezin waar hij reeds eerder heeft verbleven. Gezien wordt dat [minderjarige] deze keer heel anders is, dan toen hij daar voor het eerst was. [minderjarige] is schrikkerig en zoekt erg de nabijheid van de pleegmoeder op. Hij maakt veel geluid en schreeuwt in zijn slaap. Het lijkt alsof [minderjarige] nachtmerries heeft. [minderjarige] ervaart al een paar maanden onzekerheid. Dit brengt veel spanning met zich mee. Het is voor de moeder en [minderjarige] belangrijk dat er duidelijkheid komt over de plek waar [minderjarige] op zal groeien. Er is een perspectief biedend pleeggezin dat betrokken kan raken. De ouders hebben elke week apart van elkaar omgang. Gekeken zal moeten worden welke rol de ouders kunnen innemen in het leven van [minderjarige] .
3.2.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij begrijpt dat een terugplaatsing momenteel niet kan, maar dat zij vindt dat zij opnieuw de kans moet krijgen om met [minderjarige] geplaatst te worden in een setting passend bij haar problematiek. Op 6 augustus 2024 is de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] aangehouden, omdat de Raad voor de Kinderbescherming had aangegeven dat er zicht moest komen op de opvoedvaardigheden van de moeder. Hiervoor moet de moeder een eerlijke kans krijgen. Deze kans heeft zij nu niet gekregen, omdat [instelling] niet de juiste setting was voor de moeder. [instelling] was te groot, te rommelig en er was te veel onrust. Zij konden niet de juiste zorg en ondersteuning aan de moeder bieden. Uit de time out die de moeder bij [C] heeft doorgebracht, blijkt dat een één op één setting wel goed werkt voor de moeder. In die vijf dagen ging het perfect. Gebleken is dat er in de juiste setting wel zicht kan komen op de opvoedvaardigheden van de moeder. Verder geeft de moeder aan dat het verzoekschrift onjuistheden bevat. Zo was de kamer volgens de moeder wel opgeruimd en zag [minderjarige] er verzorgd uit.
3.3.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij het niet eens is met het verzoek. Er worden volgens hem veel dingen gezegd die niet kloppen. Zo heeft de moeder de begeleiding en [minderjarige] niet bedreigd. Verder geeft de vader aan dat [minderjarige] op dit moment niet bij hem kan wonen.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling oordeelt de kinderrechter dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing heeft genomen.
4.2.
Er zijn al langere tijd veel zorgen over [minderjarige] en de opvoedvaardigheden van de moeder. Tijdens eerdere zittingen is besproken dat de moeder een kans moest krijgen om te laten zien dat zij voor [minderjarige] kan zorgen. De moeder en haar advocaat hebben aangegeven dat [instelling] daarvoor een geschikte plek zou zijn. [minderjarige] en de moeder hebben daar uiteindelijk samen verbleven. De GI stelt nu dat moeder onbegeleidbaar is gebleken, waardoor er niet eens begonnen kon worden met een onderzoek naar haar opvoedvaardigheden. Uiteindelijk is er door de GI een spoedverzoek ingediend, omdat het niet goed ging bij [instelling] en de moeder en [minderjarige] daar niet langer konden blijven. De situatie was dusdanig geëscaleerd dat de politie meerdere keren betrokken is geweest. De GI heeft gekeken naar andere moeder-kindhuizen voor de moeder en [minderjarige] , maar dit heeft niet geleid tot een plaatsing of gezinsopname. Ter zitting van 6 augustus jl. zijn de mogelijkheden van een gezinsonderzoek door de GGZ in Beilen en een opname door Icare aan de orde geweest. Deze aanvragen zijn beiden afgewezen. Het is nu de vraag of de GI de opdracht moet krijgen om door te zoeken naar een passende plek. De kinderrechter is van oordeel dat dit niet van de GI gevergd kan worden. Het kan zo zijn dat het in de [C] setting met één op één begeleiding – gedurende 5 dagen -wel goed ging. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat moeder (voor hoe lang??) de mogelijkheid moet krijgen om met één op één begeleiding haar kind op te voeden. Moeder heeft een kans gekregen om zich in de – door haar zelf aangedragen – [instelling] te bewijzen, maar heeft dit niet waargemaakt. Of wellicht niet kunnen waarmaken; de kinderrechter vindt het de vraag hoe reëel het is te veronderstellen dat moeder, die functioneert op diep-verstandelijk niveau (ontwikkelingsleeftijd 3-4 jaar), met haar hechtings- en emotieregulatieproblematiek en een PTSS, haar kind uiteindelijk zelf zal kunnen opvoeden. De kinderrechter begrijpt dat dit heel hard is voor de moeder, die duidelijk veel van [minderjarige] houdt, maar de kinderrechter moet in de eerste plaats naar het belang van [minderjarige] kijken. Met hem gaat het, zoals de GI heeft verteld, niet goed na het verblijf in [instelling] . De kinderrechter is van oordeel dat er voor hem rust en duidelijkheid moet komen. Zijn belang weegt zwaarder dan het belang van moeder bij een nieuw experiment. De kinderrechter oordeelt dat de spoedmachtiging uithuisplaatsing op goede gronden is gewezen en dat de machtiging tot uithuisplaatsing voortgezet moet worden voor de duur van de ondertoezichtstelling. Wel vindt de kinderrechter het van groot belang dat [minderjarige] omgang heeft met de ouders.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin met ingang van 27 augustus 2024 tot 11 juni 2025;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024 door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Pel als griffier, en op schrift gesteld op 16 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.