ECLI:NL:RBMNE:2024:5563

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
11229159 AV EXPL 24-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loondoorbetaling tijdens ziekte en toepasselijkheid cao's in kort geding

In deze zaak, die voor de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, heeft eiseres, werkzaam bij gedaagde, een kort geding aangespannen wegens achterstallige loonbetalingen tijdens haar ziekte. Eiseres is op 15 december 2021 ziek geworden en heeft een loonsanctie van het UWV gekregen, waardoor gedaagde verplicht is haar loon tot 17 april 2025 door te betalen. Eiseres stelt dat gedaagde vanaf januari 2024 te weinig loon heeft betaald en vanaf juli 2024 helemaal geen loon meer heeft ontvangen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf niet van toepassing is, omdat gedaagde geen werkgever is in die sector. Echter, de cao voor Tankstations is wel van toepassing, maar pas vanaf 4 mei 2024. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde over de maanden mei en juni 2024 nog een bedrag van € 320,73 bruto per maand moet betalen en voor juli 2024 het volledige bedrag van € 2.117,89 bruto. Daarnaast is een wettelijke verhoging van 30% toegewezen. Eiseres heeft ook gevorderd dat gedaagde bewijs levert van afdracht van pensioenpremies, wat eveneens is toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11229159 \ AV EXPL 24-25 MS/1270
Vonnis in kort geding van 11 september 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigden: mr. J.X.C. Peters en mr. L.T. Lonis,
tegen
[gedaagde] , HANDELEND ONDER DE NAAM [handelsnaam],
wonende in [woonplaats 2] en zaakdoende in [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E. van den Bosch.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiseres] is in dienst bij [gedaagde] . Zij is op 15 december 2021 ziek geworden en is nog niet hersteld. Het UWV heeft [gedaagde] een loonsanctie opgelegd waardoor [gedaagde] het loon van [eiseres] tot 17 april 2025 moet doorbetalen. [eiseres] stelt dat [gedaagde] haar vanaf januari 2024 te weinig loon heeft betaald omdat hij geen cao-loonsverhogingen heeft toegepast en vanaf juli 2024 helemaal geen loon meer heeft doorbetaald. De kantonrechter geeft [eiseres] voor een deel gelijk en veroordeelt [gedaagde] om het loon vanaf mei 2024 waarop [eiseres] nog recht heeft te betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte houdende nadere producties van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
2.2.
De kantonrechter heeft na afloop van de mondeling behandeling bepaald dat in deze zaak vonnis wordt gewezen.

3.De voorgeschiedenis

3.1.
[gedaagde] heeft een eenmanszaak genaamd [onderneming 1] . Dit bedrijf houdt zich blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel - kort samengevat - bezig met handel in en reparatie van auto’s, de verhuur van auto’s en het slepen van auto’s. [gedaagde] exploiteert met zijn bedrijf ook een autowasstraat en een winkel met een [.] -pakketpunt. Er is bij het bedrijf van [gedaagde] ook een tankstation aanwezig, dat door [onderneming 2] wordt geëxploiteerd.
3.2.
[eiseres] is op 19 april 2021 bij [gedaagde] in dienst getreden als allround medewerker. Zij heeft inmiddels een arbeidsovereenkomst voor onbepaald tijd. [eiseres] is de enige werknemer van [gedaagde] .
3.3.
[eiseres] is op 15 december 2021 ziek geworden en is nog niet hersteld. Het UWV heeft [gedaagde] een loonsanctie opgelegd waardoor [gedaagde] het loon van [eiseres] tot 17 april 2025 moet doorbetalen.
3.4.
[eiseres] heeft [gedaagde] in 2024 geschreven dat op de arbeidsovereenkomst een cao van toepassing is en hij de salarisverhogingen op grond van deze cao had moeten toepassen. [gedaagde] heeft vanaf januari 2024 het loon van [eiseres] doorbetaald zonder rekening te houden met deze salarisverhogingen. Vanaf juli 2024 heeft hij helemaal geen loon meer betaald.

4.De beoordeling

De vordering en de onderbouwing daarvan
4.1.
[eiseres] wil - kort samengevat - dat [gedaagde] :
1. het achterstallige loon over de periode van 1 januari 2024 tot 1 augustus 2024 van € 10.259,94 en de wettelijke verhoging over deze periode van € 4.576,51 betaalt;
2. het salaris van € 2.538,59 betaalt over de periode van 1 augustus 2024 tot aan de datum dat de loondoorbetalingsverplichting stopt;
3. loonstroken toezendt;
4. bewijst dat hij vanaf 1 januari 2024 pensioenpremies heeft afgedragen en dat alsnog doet als hij dat niet heeft gedaan;
5. de kosten van de procedure betaalt.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat op de arbeidsovereenkomst de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (hierna: de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf) van toepassing is. Mocht de kantonrechter vinden dat deze cao toch niet van toepassing is, dan geldt volgens [eiseres] de cao voor Tankstations en Wasbedrijven (hierna: de cao voor Tankstations). [eiseres] stelt dat [gedaagde] haar vanaf januari 2024 te weinig loon heeft betaald, omdat zij op grond van deze cao’s recht had op een hoger loon dan zij heeft ontvangen en vanaf juli 2024 zelfs helemaal geen loon meer heeft gekregen.
Het verweer
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Volgens [gedaagde] zijn de cao’s waar [eiseres] zich op beroept niet van toepassing en heeft hij tot juli 2024 aan zijn verplichting voldaan om 70% van het loon van [eiseres] door te betalen. Hij verzoekt de wettelijke verhoging te matigen omdat hij ernstige financiële en gezondheidsproblemen heeft.
Spoedeisendheid
4.4.
De kantonrechter vindt dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar vordering spoedeisend is, omdat zij vanaf juli 2024 geen loon meer van [gedaagde] heeft ontvangen en zij dit nodig heeft om in haar levensonderhoud te voorzien.
De beoordeling
4.5.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of er op de arbeidsovereenkomst van [eiseres] een cao van toepassing is en zo ja, welke dat dan is. Daarna zal de kantonrechter beoordelen wat dit betekent voor de vordering van [eiseres] . Omdat dit een kortgedingprocedure is, gaat het hierbij slechts om een voorlopig oordeel.
4.6.
De kantonrechter stelt vast dat in de arbeidsovereenkomst niet staat dat er een cao van toepassing is. Ook is niet gebleken dat [eiseres] en [gedaagde] aan een van de cao’s gebonden zijn door het lidmaatschap van een partij die de cao’s heeft gesloten, zoals de BOVAG of een werknemersvereniging.
4.7.
Bepalingen van een cao kunnen daarnaast op een arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer van toepassing zijn, als de activiteiten van het bedrijf van de werkgever vallen binnen de werkingssfeeromschrijving van de cao en de bepalingen van die cao algemeen verbindend zijn verklaard. Dat gebeurt door een besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de Minister). De bepalingen van de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en de cao voor Tankstations waarop [eiseres] in deze procedure een beroep doet zijn in de loop van 2024 algemeen verbindend verklaard. [1]
De cao voor het Motorvoertuigenbedrijf is niet van toepassing
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf niet op de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] van toepassing is, omdat [gedaagde] geen werkgever is in het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf als bedoeld in de cao. De kantonrechter legt hierna uit waarom hij tot dit oordeel komt.
4.9.
Het staat op grond van de omschrijving van de activiteiten van het bedrijf van [gedaagde] in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de toelichting die partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben gegeven voldoende vast dat het bedrijf van [gedaagde] zich bezighoudt met een aantal werkzaamheden die in de werkingssfeeromschrijving van de cao worden genoemd, zoals het herstellen, de verkoop, de verhuur en het takelen van motorvoertuigen [2] . Voor de toepasselijkheid van deze cao is het verder nodig dat het aantal overeengekomen arbeidsuren van de werknemers die in dienst zijn en die betrokken zijn bij werkzaamheden die zijn genoemd in de werkingssfeeromschrijving, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de werknemers die in dienst zijn en die betrokken zijn bij de werkzaamheden uitgeoefend in een andere bedrijfstak dan die van het motorvoertuigen- en tweewielerbedrijf. [3]
4.10.
Het is de vraag hoe deze bepaling in dit geval moet worden uitgelegd. [eiseres] is immers de enige werknemer van [gedaagde] en is als allround medewerker in dienst. De kantonrechter is van oordeel dat deze bepaling met toepassing van de zogeheten cao-norm [4] in redelijkheid zo moet worden uitgelegd, dat de cao van toepassing is als [eiseres] voor het grootste deel van haar werktijd betrokken was bij werkzaamheden die worden genoemd in de werkingssfeeromschrijving van de cao. Deze uitleg sluit het meeste aan bij de urenvergelijking in de cao-bepaling.
4.11.
[eiseres] en [gedaagde] zijn het erover eens dat [eiseres] in de winkel kassawerkzaamheden verrichtte. [gedaagde] heeft verklaard dat [eiseres] zich daar bezighield met de verkoop van etenswaren, tabak en autobenodigdheden zoals motorolie, het functioneren als receptie voor de werkplaats en het uitvoeren van taken voor het [.] -pakketpunt. [eiseres] heeft dit niet weersproken. [eiseres] en [gedaagde] zijn het er verder over eens dat [eiseres] ook wel werkzaamheden verrichtte voor de wasstraat. Zij verschillen echter van mening over de vraag of [eiseres] zich bezighield met autoverhuur. [eiseres] stelt van wel en dat minstens 15% van haar werkzaamheden daarmee te maken had. Volgens [gedaagde] hield [eiseres] zich echter niet bezig met autoverhuur en deed hij dit zelf.
4.12.
De kantonrechter stelt vast dat de werkzaamheden voor de receptie van de werkplaats vallen onder de werkingssfeeromschrijving van de cao. Een werknemer is namelijk niet alleen betrokken bij de reparatie van auto’s als zij de reparaties zelf uitvoert, maar ook als zij werkzaamheden voor de receptie van de werkplaats verricht. Voor de werkzaamheden in verband met autoverhuur geldt dat in deze procedure onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] zich hiermee bezighield. [gedaagde] heeft dit betwist en [eiseres] heeft haar stelling dat zij zich wel bezighield met de verhuur van auto’s niet verder onderbouwd. Zij had bijvoorbeeld kunnen toelichten wat zij dan precies deed en hoe vaak dat voorkwam, maar dat heeft zij niet gedaan.
4.13.
De kantonrechter leidt uit de stellingen van partijen af dat de werkzaamheden van [eiseres] voor de receptie voor de werkplaats slechts een klein deel uitmaakten van haar totale werkzaamheden en dat zij vooral kassawerkzaamheden voor de winkel en af en toe werkzaamheden voor de wasstraat verrichtte. Dit zijn werkzaamheden in een andere bedrijfstak dan die van het motorvoertuigen- en tweewielerbedrijf.
4.14.
Daarom is niet voldaan aan de voorwaarde voor de toepasselijkheid van de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf dat [eiseres] voor het grootste deel van haar werktijd betrokken is geweest bij werkzaamheden die worden genoemd in de werkingssfeeromschrijving van de cao. Dat betekent dat deze cao niet van toepassing is.
De cao voor Tankstations is wel van toepassing
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de cao voor Tankstations wel op de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] van toepassing is. Op grond van de werkingssfeeromschrijving van die cao [5] is de cao onder meer van toepassing als in hoofdzaak een tankschop wordt gevoerd waarin levensmiddelen, smeermiddelen, verbruiksartikelen, autogebonden artikelen etc. worden verkocht, eventueel gecombineerd met het wassen van motorvoertuigen. Om te bepalen of dit
in hoofdzaakgebeurt, wordt gekeken naar het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die deze activiteiten verrichten. Dat moet groter zijn dan het aantal arbeidsuren van de werknemers die andere activiteiten verrichten. [6] De kantonrechter legt ook deze bepaling zo uit, dat in dit geval voor de toepasselijkheid van de cao nodig is dat [eiseres] voor het grootste deel van haar werktijd werkzaamheden verrichtte die worden genoemd in de werkingssfeeromschrijving van de cao.
4.16.
De kantonrechter vindt het voldoende aannemelijk dat de winkel die [gedaagde] exploiteert een tankshop is. Bij de winkel staat immers een [naam onderneming 2] tankstation en de winkel richt zich duidelijk op de klanten van het tankstation, gelet op het soort artikelen dat in de winkel wordt verkocht (etenswaren en autobenodigdheden zoals motorolie). Zoals hierboven al is vastgesteld, verrichtte [eiseres] vooral kassawerkzaamheden voor de winkel en af en toe werkzaamheden voor de wasstraat. Daarom is voldaan aan de voorwaarde voor toepasselijkheid van de cao dat
in hoofdzaakeen tankshop wordt gevoerd.
De cao voor Tankstations is pas vanaf 4 mei 2024 op de arbeidsovereenkomst van toepassing
4.17.
De vordering van [eiseres] heeft betrekking op de periode vanaf 1 januari 2024. Op dat moment was de cao voor Tankstations echter niet algemeen verbindend verklaard. De algemeenverbindendverklaring van de cao voor Tankstations 2022/2023 is namelijk per 1 januari 2024 vervallen en de nieuwe cao voor Tankstations 2024/2025 is pas per 4 mei 2024 algemeen verbindend verklaard zonder terugwerkende kracht. [7]
4.18.
Dit betekent dat in de periode van 1 januari 2024 tot 4 mei 2024 op de arbeidsovereenkomst geen cao van toepassing was. Voor die periode moet worden teruggevallen op wat in de arbeidsovereenkomst zelf is bepaald over de hoogte van het loon en de doorbetaling van het loon tijdens ziekte. Vanaf 4 mei 2024 is de cao voor Tankstations wel op de arbeidsovereenkomst van toepassing.
De periode van januari tot en met april 2024
4.19.
In de arbeidsovereenkomst staat geen speciale bepaling over het doorbetalen van loon tijdens ziekte. [gedaagde] moest op grond van de wet [8] gedurende de eerste twee ziektejaren 70% van het loon van [eiseres] doorbetalen en omdat het UWV [gedaagde] een loonsanctie heeft opgelegd loopt deze verplichting door tot 17 april 2025.
4.20.
Het salaris van [eiseres] bij indiensttreding bedroeg € 2.358,40 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit salaris hetzelfde is gebleven, omdat niet is gebleken dat het salaris sinds die tijd is verhoogd. [gedaagde] moest over de maanden januari tot en met april 2024 70% van dit salaris aan [eiseres] doorbetalen en heeft dit ook gedaan. [eiseres] heeft namelijk verklaard dat zij tot en met de maand juni 2024 maandelijks € 1.797,16 heeft ontvangen. Dat is (ruim) 70% van het salaris van € 2.358,40 inclusief vakantiegeld. De vordering over de maanden januari tot en met april 2024 wordt daarom afgewezen, omdat niet is gebleken dat [eiseres] in die periode te weinig loon heeft ontvangen.
De periode mei tot en met juli 2024
4.21.
Over de periode mei 2024 tot en met juli 2024 had [gedaagde] het loon op grond van de cao voor Tankstations moeten doorbetalen. Dit betekent volgens [eiseres] dat zij over de maanden mei en juni 2024 recht had op een bedrag van € 2.117,89 bruto per maand en vanaf 1 juli 2024 op een bedrag van € 2.183,33 bruto per maand. [gedaagde] erkent dat [eiseres] op grond van de cao vanaf mei 2024 recht had op doorbetaling van een bedrag € 2.117,89 bruto per maand. Uit de berekeningen van [gedaagde] blijkt echter dat hij zich op het standpunt stelt dat dit bedrag vanaf juli 2024 hetzelfde is gebleven. [eiseres] heeft niet toegelicht waarom haar salaris op grond van de cao voor Tankstations per 1 juli 2024 € 2.183,33 bruto per maand zou zijn. Daarom is onvoldoende aannemelijk geworden dat haar salaris per 1 juli 2024 is verhoogd. De kantonrechter gaat er om die reden van uit dat haar salaris na 1 juli 2024 nog steeds € 2.117,89 bruto per maand is.
4.22.
Voor de maanden mei en juni 2024 staat vast dat [gedaagde] € 1.797,16 per maand aan [eiseres] heeft betaald. [gedaagde] stelt dat dit eigenlijk € 1.995,00 bruto per maand is geweest, maar heeft dit niet door middel van een netto-brutoberekening onderbouwd. Uit de salarisspecificaties die hij in het geding heeft gebracht blijkt ook niet dat hij aan [eiseres] het netto equivalent van € 1.995,00 bruto heeft betaald. Het lijkt er eerder op dat het betaalde bedrag van € 1.797,16 een brutobedrag was. Dit betekent dat [gedaagde] over de maanden mei en juni 2024 nog een bedrag van € 320,73 bruto per maand (€ 2.117,89 minus € 1.797,16) moet betalen. Over de maand juli 2024 is nog helemaal geen salaris betaald. [gedaagde] zal over die maand dus het volledige bedrag van € 2.117,89 bruto per maand moeten betalen. Dat is in totaal € 2.759,35 bruto. De vordering van [eiseres] over de maanden januari tot en met juli 2024 zal tot dat bedrag worden toegewezen.
Wettelijke verhoging
4.23.
[eiseres] heeft over het achterstallige loon de wettelijke verhoging [9] van 50% gevorderd. [gedaagde] heeft de kantonrechter verzocht de wettelijke verhoging te matigen naar nihil, gelet op zijn financiële en gezondheidsproblemen. De kantonrechter ziet aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 30% vanwege de financiële problemen van zijn bedrijf en omdat het voor [gedaagde] onduidelijk was of er een cao moest worden toegepast en welke cao dat dan zou moeten zijn. De achterstand in de betaling van het loon die hierdoor is ontstaan komt weliswaar voor zijn risico, maar is aan de andere kant ook niet volledig verwijtbaar. Dit betekent dat [gedaagde] aan [eiseres] ook nog 30% van het achterstallige loon van € 2.759,35 bruto zal moeten betalen. Dat is een bedrag van € 827,81.
De periode vanaf 1 augustus 2024
4.24.
[gedaagde] zal vanaf 1 augustus 2024 het loon van [eiseres] van € 2.117,89 bruto per maand moeten doorbetalen tot aan de datum waarop de loondoorbetalingsverplichting stopt. Ook deze vordering wordt toegewezen.
Intrekking vordering tot het verstrekken van de loonstroken
4.25.
[eiseres] heeft de vordering tot het verstrekken van de loonstroken ingetrokken, omdat [gedaagde] als bijlage bij de conclusie van antwoord de loonstroken heeft meegestuurd. Op deze vordering hoeft daarom niet meer te worden beslist.
Afdracht pensioenpremie
4.26.
[eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan haar bewijs te verstrekken dat hij over de periode vanaf 1 januari 2024 de pensioenpremies aan het Pensioenfonds Metaal & Techniek heeft afgedragen conform de eisen van het pensioenfonds en, voor zover [gedaagde] daartoe niet is overgegaan, [gedaagde] te veroordelen tot afdracht van deze premies. [eiseres] stelt ter onderbouwing van deze vordering dat zij gelet op de betalingsproblemen van [gedaagde] vreest dat [gedaagde] ook niet aan deze betalingsverplichting heeft voldaan en dat uit de opgave van het pensioenfonds blijkt dat er per 31 december 2023 geen pensioengevend salaris is.
4.27.
[gedaagde] heeft verklaard dat hij maandelijks € 319,97 aan Pensioenfonds Metaal & Techniek betaalt en heeft ter onderbouwing van deze stelling een factuur van het pensioenfonds voor betaling van de pensioenpremie over de maand juni 2024 in het geding gebracht. Hieruit blijkt echter niet dat hij vanaf januari 2024 pensioenpremies heeft afgedragen. [gedaagde] heeft dit ook niet op een andere manier aangetoond. De vordering van [eiseres] wordt daarom toegewezen.
Compensatie proceskosten
4.28.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.29.
[eiseres] heeft verzocht het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiseres] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren als [gedaagde] niet aan het vonnis voldoet. [gedaagde] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van [eiseres] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval het belang van [eiseres] om haar loon uitbetaald te krijgen en daarmee in haar levensonderhoud te voorzien zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om dit loon in afwachting van de uitkomst van een eventueel hoger beroep nog niet te hoeven betalen. Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] het achterstallige loon over de periode van 1 mei 2024 tot 1 augustus 2024 te betalen van in totaal € 2.759,35 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van € 827,81;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] het loon van € 2.117,89 bruto per maand door te betalen over de periode vanaf 1 augustus 2024 tot aan de datum dat de loondoorbetalingsverplichting stopt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis bewijs te verstrekken dat hij over de periode vanaf 1 januari 2024 de pensioenpremies aan het Pensioenfonds Metaal & Techniek heeft afgedragen conform de eisen van het pensioenfonds en, voor zover [gedaagde] daartoe niet is overgegaan, deze premies aan het pensioenfonds af te dragen;
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken door mr. V.E.J.A. Boots op 11 september 2024.

Voetnoten

1.De cao voor het Motorvoertuigenbedrijf 2024/2025 is algemeen verbindend verklaard bij Besluit van de Minister van 23 mei 2024, Staatscourant 2024, 13894. De cao voor Tankstations 2024/2025 is algemeen verbindend verklaard bij Besluit van de Minister van 30 april 2024, Staatscourant 2024, 11266.
2.Artikel 1 lid 1 onder a, b, d en e van de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf.
3.Artikel 2 lid 2 van de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf.
4.Deze norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
5.Artikel 3 lid 1 en 2 van de cao voor Tankstations.
6.Artikel 3 lid 4 van de cao voor Tankstations.
7.Zie Dictum V van het Besluit tot algemeenverbindendverklaring van de cao voor Tankstations 2024/2025.
8.Artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
9.Artikel 7:625 BW