ECLI:NL:RBMNE:2024:5557

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
16.172758.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in hulpeloze toestand laten van echtgenote met fatale gevolgen

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote in een hulpeloze toestand heeft gelaten, wat heeft geleid tot haar overlijden. De verdachte, geboren in 1964, heeft zijn vrouw gedurende een periode van ongeveer vier weken verwaarloosd, terwijl zij ernstig ziek was. Ondanks signalen van verslechtering van haar gezondheid heeft hij geen tijdige medische hulp ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juli 2023, na het constateren van een ernstige verslechtering van de toestand van zijn vrouw, pas 112 heeft gebeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet vol opzet had om zijn vrouw in een hulpeloze toestand te laten, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte heeft erkend dat hij zijn vrouw onvoldoende aandacht heeft gegeven en dat zijn psychische problematiek en middelenverslaving een rol hebben gespeeld in zijn nalaten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van vijf jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.172758.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de van [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en met 5 juli 2023 te Driebergen-Rijsenburg opzettelijk zijn echtgenote [slachtoffer] in een hulpbehoevende toestand heeft gebracht en/of gelaten terwijl medische hulp of zorg geboden was, en dit de dood van [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen sprake is van vol opzet van het ten laste gelegde, maar dat op basis de feiten en omstandigheden kan worden uitgegaan van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft op dat moment verkeerde keuzes gemaakt, hetgeen hij zichzelf verwijt, nu hij zijn echtgenote weliswaar heeft geholpen door het geven van eten, drinken en medicatie maar niet tijdig hulp heeft ingeschakeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 september 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2023, genummerd PL0900-2023203312-3, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 9-12;
  • Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een Schouwverslag van de GGD regio Utrecht, van 6 juli 2023, opgemaakt door J.L. Verweij, Forensisch arts GGD regio Utrecht, pagina 109-111.
Bewijsoverweging
Op 5 juli 2023 belt verdachte naar 112 omdat hij zag dat zijn vrouw een dikke buik had, er zwart spul uit haar mond kwam en hij dacht dat ze dood zou gaan. De verbalisanten die na een melding ter plaatse kwamen zien in de woonkamer tussen de bank en de salontafel een naakte vrouw op haar rug op de grond liggen, naar later blijkt bewoonster [slachtoffer] , de echtgenote van verdachte. Rondom [slachtoffer] waren vochtige plekken te zien, evenals uitwerpselen en restanten van vermoedelijk braaksel. [slachtoffer] wordt meegenomen naar het ziekenhuis en overlijdt hier de volgende dag aan bloedvergiftiging uit doorligplekken en verdere onomkeerbare schade aan de organen. Uit de resultaten van de schouw volgt dat [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden. Verdachte verklaart achteraf dat zijn vrouw begin juni 2023 ineens moeilijk uit haar woorden kwam en het daarna alleen maar slechter is gegaan. Afgezien van een niet nagekomen afspraak bij de huisarts op 9 juni 2023, heeft verdachte geen medische hulp ingeschakeld voor zijn echtgenote.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte opzettelijk [slachtoffer] in een hulpbehoevende toestand heeft gelaten terwijl zij hulp en medische zorg nodig had. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de bedoeling had om [slachtoffer] in een hulpeloze toestand te laten en haar zorg te onthouden. Verdachte heeft op zijn eigen manier geprobeerd haar te verzorgen. Naar het oordeel van de rechtbank was van vol opzet op het in een hulpeloze toestand brengen danwel laten van [slachtoffer] dus geen sprake.
De vraag is vervolgens of wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Het gaat dan om de situatie dat verdachte weet dat er een aanmerkelijk kans bestaat dat zijn handelen of nalaten verkeerd, en mogelijk fataal, uitpakt, maar waarbij hij die kans willens en wetens aanvaardt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte op 5 juni 2023 tegen zijn contactpersoon bij de Sociale Dienst heeft gezegd dat zijn vrouw weinig kon, niet meer uit haar woorden kwam en plotseling niet meer kon lopen en fietsen. Omdat de contactpersoon van de Sociale Dienst een hersenbloeding vermoedde, heeft zij verdachte aangespoord een afspraak te maken bij de huisarts. Verdachte heeft deze afspraak bij de huisarts vervolgens voor 9 juni 2023 gemaakt, maar hij is daar niet met [slachtoffer] verschenen omdat laatstgenoemde niet goed kon lopen. Daarna heeft verdachte geen verdere hulp ingeschakeld. Hij is [slachtoffer] zelf gaan verzorgen. De toestand van [slachtoffer] ging echter steeds verder achteruit. Zij kon niet meer lopen en lag enkel op de bank. Uiteindelijk belandde ze (naakt) op de grond naast de bank en gaf verdachte haar eten en drinken met een rietje. Hij kreeg haar niet meer op de bank getild, omdat dit haar pijn deed. Tegen de pijn gaf verdachte zijn vrouw dagelijks een pil methadon, die hij in huis had voor zijn eigen gebruik. Zij heeft ongeveer een week voor de bank op de grond gelegen. Mede omdat verdachte zich schaamde voor de staat van het huis, heeft hij geen hulp ingeschakeld en de huisarts niet gevraagd bij hen thuis te komen. Daarnaast was hij verslaafd aan het internet waardoor hij onvoldoende aandacht had voor (de ernst van de toestand van) zijn echtgenote. Pas op het moment dat er een zwartkleurige vloeistof uit haar mond kwam op 5 juli 2023, belde verdachte 112.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet alles heeft gedaan wat er in zijn vermogen lag om tijdig noodzakelijke medische hulp in te schakelen voor [slachtoffer] . Hij heeft – hoewel de contactpersoon van de Sociale Dienst hem gewezen heeft op de noodzaak medische hulp in te schakelen en hij ook heeft gezien dat zijn vrouw meer pijn kreeg, niet meer kon praten en niet meer van de grond kwam - feitelijk na 5 juni toen hij de (niet nagekomen) afspraak met de huisarts maakte niets meer ondernomen tot het moment dat hij op 5 juli 2023 het noodnummer 112 heeft gebeld. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] niet de medische zorg kreeg die zij op dat moment nodig had. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het in hulpeloze toestand laten van zijn vrouw als gevolg waarvan zij is overleden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en
met 5 juli 2023, te Driebergen-Rijsenburg, opzettelijk [slachtoffer] ,
tot wiens onderhouden verzorging hij, verdachte, als echtgenoot van
die [slachtoffer] , krachtens artikel 1:81 Burgerlijk Wetboek, verplicht was,
in een hulpbehoevende toestand heeft gelaten, immers heeft hij, verdachte,
- niet onverwijld dan wel niet tijdig, in ieder geval te laat, medische hulp of zorg
aangezocht voor die [slachtoffer] , en
- niet onverwijld dan wel niet tijdig, in ieder geval te laat, één of meer hulpdiensten
gealarmeerd, terwijl medische hulp of zorg voor die [slachtoffer] onmiskenbaar en dringend geboden was, omdat die [slachtoffer] in voornoemde periode:
- niet meer uit haar woorden kwam, en
- niet meer kon praten, en
- incontinent werd, en
- niet meer zelfstandig kon opstaan, en
- op de grond is gevallen en niet meer zelfstandig kon opstaan, en
- een opgezette buik kreeg, en
- er een zwart- en/of bruinkleurige substantie uit haar mond kwam, en
terwijl voorts hij, verdachte, die [slachtoffer] gedurende een langere periode op
de grond heeft laten liggen, zulks terwijl vorenstaand nalaten van verdachte de dood van die
[slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand laten, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, met als (bijzondere) voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij reclassering en zich ambulant laat behandelen, zoals de reclassering heeft geadviseerd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat rekening moet worden gehouden met de psychiatrische problematiek van verdachte. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en dit dient tot uitdrukking te komen in de straf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is passend, maar dan met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging verzoekt de rechtbank – als niet uit wordt gegaan van verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte – opdracht te geven tot een psychologisch onderzoek alvorens in de zaak te beslissen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd
De rechtbank stelt voorop dat [slachtoffer] onder zeer tragische omstandigheden om het leven is gekomen. Zij was ernstig ziek en heeft niet de hulp gekregen die zij nodig had, doordat verdachte – haar echtgenoot – de ernst van haar situatie onderschatte, teveel op het internet zat en geen medische hulp inschakelde toen dat evident nodig was. Gedurende een periode van ongeveer vier weken is zij heel ziek geweest en werd haar situatie steeds ernstiger. Zij kon zichzelf op den duur niet meer verplaatsen, heeft een week lang op de grond gelegen terwijl zij incontinent was en pijn had, waarvoor zij geen toereikende medicatie heeft gekregen. Hoewel verdachte op zijn manier heeft geprobeerd haar te verzorgen door haar zo goed en zo kwaad als dat ging schoon te houden en eten en drinken te geven, heeft zij daarmee niet gekregen wat zij op dat moment nodig had, namelijk medische hulp. Dit nalaten van verdachte heeft haar tragische dood tot gevolg gehad en de rechtbank tilt daar zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Uit het dossier en ook ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat (ook) verdachte een kwetsbaar persoon is. In het rapport van de reclassering van 4 september 2024 staat vermeld dat hij al vele jaren kampt met een middelenverslaving en lijdt aan een bipolaire stoornis. In de periode dat [slachtoffer] ziek was, zat verdachte in een manische periode, waarin hij monomaan op het internet zat. Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij kort daarvoor een droom had gehad die hij ervoer als een ‘openbaring’, over onder meer het ontstaan van het universum. Hij verloor zich vervolgens in het surfen op natuurkundige internetfora waar hij zijn inzichten wilde delen en contact had met andere natuurkundigen. Hij werd daardoor zo in beslag genomen dat hij niet in staat was de situatie van zijn vrouw goed in te schatten. De reclassering stelt vast dat bij verdachte sprake is van beperkt probleeminzicht, een zeer zorgmijdende houding, sociaal isolement, beperkte copingvaardigheden en een gebrek aan zinvolle dagbesteding. Al geruime tijd is verdachte bekend bij Jellinek Verslavingszorg. Van hen krijgt hij methadon voorgeschreven. Van een inhoudelijk behandeltraject is echter geen sprake omdat verdachte al jarenlang niet gemotiveerd is voor behandeling of begeleiding. Uit het rapport, en wat verdachte zelf verklaart op zitting, leidt de rechtbank af dat verdachte alleen te motiveren is middels een gedwongen kader.
De reclassering acht, gelet op de risicofactoren, de problemen op diverse leefgebieden en het gebrek aan een behandeltraject, een verplicht kader geïndiceerd waarbij een voorwaardelijk strafdeel dient als ‘stok achter de deur’. Geadviseerd wordt om een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden op te nemen. Het risico op recidive schat de reclassering in als gemiddeld.
Strafblad
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 juli 2024, waarop geen delicten voorkomen die voor de onderhavige zaak strafverzwarend zijn.
Conclusie
Verdachte heeft bij de reclassering maar ook ter zitting verklaard dat het verliezen van zijn vrouw, van wie hij veel hield, zijn ergste straf is. De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte nooit gewild heeft dat zijn vrouw zou overlijden en dat hij achteraf veel spijt heeft van wat er is gebeurd. Ook ziet de rechtbank in dat het nalaten van verdachte om hulp in te schakelen, ten minste ten dele, het gevolg is van zijn psychische problematiek. Verdachte heeft openheid van zaken gegeven over wat er is gebeurd en hij heeft erkend dat hij zijn zieke vrouw onvoldoende aandacht heeft gegeven.
Uit de reclasseringsrapportage en het verhandelde ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, zoals ook door de raadsvrouw van verdachte is bepleit. Haar voorwaardelijke verzoek tot het uitvoeren van een psychologisch onderzoek behoeft dus geen beoordeling.
Gelet op dit alles acht de rechtbank het niet opportuun om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en zal daarom volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Ook acht de rechtbank het van groot belang, mede ter voorkoming van recidive, dat verdachte behandeld wordt voor zijn psychische- en verslavingsproblematiek. Verdachte is in het verleden stelselmatig niet bereid gebleken om behandeling te ondergaan. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat verdachte nog altijd onvoldoende probleeminzicht heeft, bijvoorbeeld waar het zijn middelengebruik en de verwaarlozing van het huishouden betreft, en hij zijn leven niet zelf op orde krijgt. De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 6 maanden en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals door de reclassering geadviseerd, bestaande uit een meldplicht en een ambulante behandeling. Ook is de rechtbank van oordeel dat – gelet op de ernstige en reeds langdurende problematiek van verdachte, alsmede de ernst van het gepleegde feit – aanleiding bestaat om daaraan een (verlengde) proeftijd te koppelen van vijf jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het in hulpeloze toestand laten van zijn echtgenote.
Gelet op het reclasseringsadvies is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 255 en 257 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 5 (vijf) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres: Utrechtseweg 11-13 te Amersfoort. Verdachte blijft zich melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich laat behandelen door Jellinek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mrs. L.M. Reijnierse en G.M.C. Klink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Wolters, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en
met 5 juli 2023,
te Driebergen-Rijsenburg, althans in Nederland,
opzettelijk
[slachtoffer] ,
tot wiens onderhoud, verpleging en/of verzorging hij, verdachte, als echtgenoot van
die [slachtoffer] , krachtens artikel 1:81 Burgerlijk Wetboek, in elk geval
krachtens enige wet of overeenkomst verplicht was,
in een hulpbehoevende toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers heeft hij, verdachte,
- niet onverwijld dan wel niet tijdig, in ieder geval te laat, medische hulp of zorg
(aan)gezocht voor die [slachtoffer] , en/of
- niet onverwijld dan wel niet tijdig, in ieder geval te laat, één of meer hulpdiensten
gealarmeerd,
terwijl medische hulp of zorg voor die [slachtoffer] onmiskenbaar en dringend
geboden was, omdat die [slachtoffer] in voornoemde periode:
- niet meer uit haar woorden kwam, en/of
- niet meer kon praten, en/of
- incontinent werd, en/of
- niet meer zelfstandig kon opstaan, en/of
- op de grond is gevallen en niet meer zelfstandig kon opstaan, en/of
- een opgezette buik kreeg, en/of
- er een zwart- en/of bruinkleurige substantie uit haar mond kwam, en
terwijl voorts hij, verdachte, die [slachtoffer] gedurende een langere periode op
de grond heeft laten liggen,
zulks terwijl vorenstaand nalaten en/of handelen van verdachte de dood van die
[slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
( art 255 Wetboek van Strafrecht, art 257 lid 2 Wetboek van Strafrecht )