Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de akte van [eiser sub 1] c.s.,
- de akte van de Gemeente.
2.De stand van zaken tot nu toe
3.De verdere beoordeling
“Op 11 juli 2014 is het dossier uiteindelijk overgedragen aan [onderneming] BV. Na overdracht aan [onderneming] BV is een afkoop in principe niet meer mogelijk en loopt alle correspondentie via [onderneming] BV. (…) Om alsnog tot een regeling te komen, verzoek ik u zo spoedig mogelijk bij [onderneming] BV een concreet betalingsvoorstel te doen, voorzien van bewijsstukken. (…) Mocht u nog vragen hebben kunt u contact opnemen met [onderneming] BV.”. Dat de Gemeente (Zlf) daarna alsnog zelfstandig een betalingsregeling zou afspreken met [eiser sub 1] c.s. in de vorm zoals hij stelt, acht de rechtbank onaannemelijk. En [eiser sub 1] c.s. heeft niet uitgelegd waarom dit anders zou zijn.
- De incassokosten moet [eiser sub 1] c.s. betalen op grond van artikel 4:120 Awb. De hoogte daarvan (de Gemeente vordert € 1.193,25 inclusief btw) komt overeen met de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De incassokosten zijn bovendien naar behoren aangezegd in het dwangbevel van 31 juli 2014 (productie 3 van de Gemeente).
- De Gemeente heeft [eiser sub 1] c.s. aangemaand tot betaling van genoemde hoofdsom op 17 april 2014 (productie 2 van de Gemeente), met een betalingstermijn van twee weken. Omdat [eiser sub 1] c.s. die hoofdsom niet binnen die termijn heeft betaald, is hij daarna met betaling in verzuim en daarmee wettelijke rente verschuldigd. Dat wil zeggen vanaf 1 mei 2014 tot de betaling. Het verweer van [eiser sub 1] c.s. dat hij geen rente verschuldigd is omdat deze niet bij beschikking is vastgesteld, faalt. De verschuldigdheid van wettelijke rente volgt uit artikel 4:98 Awb, waarin is bepaald dat die verschuldigdheid direct voortvloeit uit het betalingsverzuim (artikel 4:97 Awb).