In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor schadevergoeding van € 250,- wegens het loslaten van draadjes bij de terugbrenging van een jurk met kralenwerk (takchita). De procedure vond plaats bij de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, en de mondelinge behandeling vond plaats op 16 september 2024. Tijdens deze behandeling was [eiseres] niet aanwezig, terwijl [gedaagde] en haar partner wel aanwezig waren. De rechter heeft aangegeven dat het vonnis uiterlijk op 16 oktober 2024 zou worden gewezen.
De kern van de zaak draait om de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade aan de jurk. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de draadjes tijdens de huurperiode zijn losgeraakt. Er was geen bewijs van de staat van de jurk bij aanvang van de huur, aangezien [eiseres] geen foto's of beschrijvingen had gemaakt. Hierdoor geldt de wettelijke vermoedensregel dat de jurk in dezelfde staat is teruggebracht als waarin deze is ontvangen.
Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat, zelfs als de draadjes tijdens de huur zijn losgeraakt, dit zou vallen onder normale slijtage, waarvoor [gedaagde] niet aansprakelijk is. Ook heeft [eiseres] de hoogte van de schade niet voldoende onderbouwd, wat bijdraagt aan de afwijzing van de vordering. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten van [gedaagde], die op € 70,00 worden begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 25 september 2024.