ECLI:NL:RBMNE:2024:554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
02.086768.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor (doods)bedreigingen via WhatsApp met vrijspraak voor poging tot afpersing en oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met de dood en poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 maart 2023 via WhatsApp bedreigingen heeft geuit aan het adres van het slachtoffer en diens familie. De bedreigingen waren van ernstige aard, waarbij de verdachte onder andere dreigde het kantoor van het slachtoffer op te blazen en hen te vermoorden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing, omdat de poging ondeugdelijk was door het ontbreken van een geldig bankrekeningnummer. De rechtbank oordeelde echter dat de bedreigingen wel wettig en overtuigend bewezen waren.

De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld met dwangverpleging, omdat er sprake was van een psychische stoornis die invloed had op zijn gedrag. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die inhoudt dat de verdachte geen contact mag opnemen met het slachtoffer en zich niet binnen een straal van 3 kilometer van diens kantoor mag bevinden. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte 1000 euro schadevergoeding moet betalen. De rechtbank heeft de ernst van de bedreigingen en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 02.086768.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 februari 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] (Spanje),
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [plaats 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. van Aalst en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H.G.J. Ligtenberg, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: tezamen en in vereniging via Whatsapp [slachtoffer] en diens familie heeft bedreigd op 14 maart 2023 te Breda;
feit 2: tezamen en in vereniging heeft geprobeerd [slachtoffer] af te persen in de periode van 14 maart 2023 tot en met 19 maart 2023 te Breda.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, omdat er sprake is van een ondeugdelijke poging tot afpersing, gelet op het niet bestaande bankrekeningnummer waar aangever het geld op moest overmaken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde feit. Hierbij heeft de raadsman ten aanzien van feit 2 hetzelfde standpunt als de officier van justitie. Met betrekking tot feit 1 stelt de raadsman zich op het standpunt dat het dossier geen harde aanwijzingen bevat voor het daderschap van verdachte. De raadsman heeft betoogd dat er een alternatief scenario is, namelijk het enkele daderschap van medeverdachte [medeverdachte 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er bij het onder 2 ten laste gelegde feit - gelet op het niet bestaande bankrekeningnummer - sprake is van een ondeugdelijke poging tot afpersing en zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 15 maart 2023 (pagina 358 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Op 14 maart 2023 om 12.09 uur ontving ik per WhatsApp een bedreiging. In een naar mij gestuurd bericht werd gezegd dat jullie kantoor zal worden opgeblazen in de fik gestoken en wij zouden één voor één worden vermoord. Ook zou de bedreiger met een pistool komen. Om 12.10 uur ontving ik een foto van een pistool
.Tussen 12.11 uur en 12.37 uur zag ik dat ik meerdere bedreigende berichten had ontvangen
.Hierin zag ik dat ik bij naam werd genoemd en met de dood werd bedreigd. Ook mijn familie werd met de dood bedreigd. Bij deze berichten werd een foto van een man met een zwaard gestuurd waarmee wij zouden worden onthoofd. Tevens werd een zeer schokkend filmpje [2] gestuurd van een man die levend werd onthoofd met een mes. Het telefoonnummer van het WhatsApp-account is [telefoonnummer 1] . Gezien de aard en ernst van de uitingen neem ik deze bedreiging zeer serieus. Voor het overzicht van de bedreigingen verwijs ik naar de in de bijlage bijgevoegde WhatsApp-berichten met foto's en video's: [3]
Een geschrift inhoudende een weergave van Whatsapp-berichten als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 15 maart 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vandaag om 12.09 uur (de rechtbank begrijpt: op 14 maart 2023):
"Ik ga jullie kantoor opblazen ja ga in de fix steken en jullie vermoorden allemaal 1 voor 1 ga ik jullie vermoorden" [4] en "Ga jullie kapot maken" [5]
Vandaag om 12.10 uur (de rechtbank begrijpt: op 14 maart 2023):
"Kom zo met me pistool ga jullie schieten" (
met daarbij een afbeelding van een hand met een pistool). [6]
Vandaag om 12.12 uur (de rechtbank begrijpt: op 14 maart 2023):"Je kanker moeder ik ga je doodmaken als ik je pak ik ga je ogen der uit halen vieze smeerpijp"
Vandaag om 12.15 uur (de rechtbank begrijpt: op 14 maart 2023):
" [slachtoffer] ik ga jou vermoorden daarna gooi in de bos en met je familie het zelfde langzaam [7] doodmaken zodat ze van de pijn voelen kanker homo ik ga jou dood maken wacht maar" [8]
Vandaag om 12.20 uur (de rechtbank begrijpt: op 14 maart 2023):
"Heb een zwaard daar ga ik jullie hoofd mee onthoofden" (
met daarbij een video van een onthoofding). [9]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 23 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat de in beslag genomen telefoons van Iphone van [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) is, en de Redmi-telefoon van mij is. Ik heb de Samsung-telefoon van mijn moeder gekregen en aan [medeverdachte 1] gegeven. Maar we gebruikten elkaars telefoons en telefoonnummers. Het klopt dat ik in augustus 2022 aan de politie het telefoonnummer van mijn vriendin [telefoonnummer 2] heb opgegeven als het nummer waarop ik toen bereikbaar was.
Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar telefoonnummer [telefoonnummer 1] d.d. 4 april 2023 (pagina 453 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 maart 2023 werd er aangifte gedaan door advocaat [slachtoffer] , welke aangifte deed van bedreiging en poging afpersing gepleegd via het medium WhatsApp. Het telefoonnummer vanwaar de WhatsApp berichten werden ontvangen betrof het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Door het onderzoeksteam werden de historische gegevens opgevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hieruit bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ten tijde van de bedreiging in het toestel met Imeinummer [imeinummer] gezeten had. Op Imei nummer [imeinummer] werd op 30 maart 2023 een tap aangesloten. Op de tap was te zien dat er alleen ruwe data werd verbruikt en dat er in het toestel een simkaart zat met het
telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de Samsung-telefoon d.d. 27 april 2023 (pagina 498 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aangever [slachtoffer] kreeg verschillende bedreigingen binnen op het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Uit de gegevens van de telefoon is gebleken dat dit telefoonnummer onder de contacten van de telefoon stond opgeslagen als: [contactnaam] . [10] Op 26 december 2022 om 14.26.07 uur werd er een chatgesprek via WhatsApp gestart met [contactnaam] , [telefoonnummer 3] door het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . In dit gesprek wordt er aan het contact [contactnaam] gevraagd of hij kan helpen met een stalkingszaak die al drie jaar duurt. [11] Het volledige filmpje dat de aangever kreeg toegestuurd is drie seconden lang. Op de telefoon staat het volledige filmpje, in totaal 22 seconden lang. Dit filmpje is identiek aan het filmpje dat [slachtoffer] heeft toegestuurd gekregen, alleen dan ingekort. [12] Een andere foto die door de bedreiger naar aangever [slachtoffer] werd gestuurd is, is ook in de telefoon opgeslagen. [13] De mediabestanden van de telefoon staan verder vol met bewerkte foto's. Vooral van [medeverdachte 2] zijn veel foto- en videobestanden op de telefoon opgeslagen. Veel daarvan zijn bewerkt of veranderd. [14] Verder zijn er veelvuldig foto's, 'selfies', opgeslagen in de mediabestanden, waarop verdachte [verdachte] te zien is. [15]
Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de Redmi 9AT Xiaomi-telefoon d.d. 29 april 2023 (pagina 516 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderstaande afdruk van het Whatsapp profiel werd aangetroffen tussen de afbeeldingen op deze telefoon
(met daarbij een afbeelding van het profiel van [telefoonnummer 5] ;het telefoonnummer waarmee [slachtoffer] op 19 maart 2023 voor de tweede keer werd bedreigd)
.Zoekslag op het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van Aangever [slachtoffer] gaf een resultaat in de contacten: [contactnaam] .
Een geschrift, inhoudende een excuusbrief van verdachte aan aangever [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het spijt me echt dat ik met de nep bedreiging in mijn ogen dat deed en het spijt me dat u het zag als een echt bedreiging maar dat was het niet heb zeer spijt met wat ik deed.
Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 1 juni 2023 (pagina 312 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ja de bedreigingen waren nep. [instelling] moest gestraft worden. We hadden daarbij hulp nodig van een advocaat. Hij wilde niet helpen en toen is er bedreiging gebeurd. Het filmpje van een onthoofding is gestuurd om bang te maken. Advocaat [slachtoffer] wilde de zaak niet doen.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de bij de bedreigingen gebruikte telefoonnummers zijn te herleiden naar verdachte [verdachte] . Verdachte verklaart de beschikking te hebben gehad over de Samsung-telefoon en de Redmi-telefoon en van beide telefoontoestellen (en -nummers) gebruik te hebben gemaakt. Evenals zijn vriendin, medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit het politieonderzoek naar de inhoud van beide telefoontoestellen komen onder meer persoonlijke foto’s, bestanden en gegevens naar voren die dit gebruik bevestigen. Volgens verdachte heeft [medeverdachte 1] echter de bedreigende berichten verstuurd, en wist hij hier niet van af. Gelet op de inhoud van de bedreigingen is de rechtbank er echter - anders dan de verdediging heeft betoogd - van overtuigd dat medeverdachte [medeverdachte 1] de bedreigingen niet zelfstandig heeft geuit, maar dat verdachte erbij betrokken moet zijn geweest. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De bedreigingen bevatten (onder meer) mediabestanden (zoals foto’s en video’s) die volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] afkomstig zijn uit (besloten) (groeps)chat(s) tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [A] toen zij enige tijd geleden nog bevriend waren en gezamenlijk in een zorginstelling verbleven. Juist deze mediabestanden zijn bewerkt en in de bedreigingen gebruikt als ware deze afkomstig van die [medeverdachte 2] en [A] . De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat medeverdachte [medeverdachte 1] deze informatie heeft achterhaald en heeft ingezet, puur en alleen om verdachte te helpen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft weliswaar bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd waarin zij alle schuld op zich neemt, maar zij gaat daarin slechts heel summier in op de inhoud van de bedreigingen en kan daarover niet gedetailleerd verklaren. Daarmee is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat [medeverdachte 1] alleen heeft gehandeld.
Daar komt bij dat verdachte een brief aan aangever [slachtoffer] heeft geschreven. In deze brief geeft verdachte aan spijt te hebben van de bedreigingen die hij heeft gedaan. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat uitsluitend [medeverdachte 1] de bedreigingen heeft geuit, is daarmee niet alleen onaannemelijk geworden, maar wordt door middel van deze excuusbrief ook weerlegd.
In de berichten zijn expliciete doodsbedreigingen geuit. Door de aard van deze uitlatingen en het noemen van de voornaam van aangever kon naar het oordeel van de rechtbank bij aangever de redelijke vrees ontstaan dat verdachte de bedreigingen zou uitvoeren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting. Gelet op het voorgaande is de rechtbank ook van oordeel dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , waardoor ook het tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 14 maart 2023 te Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen [slachtoffer] en diens familie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting door die [slachtoffer] via WhatsApp berichten, afbeeldingen en video’s te sturen met daar (onder meer) de dreigende woorden en afbeeldingen:
- "Ik ga jullie kantoor opblazen ja ga in de fix steken en jullie vermoorden allemaal 1 voor 1 ga ik jullie vermoorden" en
- "Ga jullie kapot maken" en
- "Kom zo met me pistool ga jullie schieten" en/of daarbij een afbeelding van een hand met een pistool en
- "Je kanker moeder ik ga je doodmaken als ik je pak ik ga je ogen der uit halen vieze smeerpijp" en
- " [slachtoffer] ik ga jou vermoorden daarna gooi in de bos en met je familie het zelfde langzaam doodmaken zodat ze van de pijn voelen kanker homo ik ga jou dood maken wacht maaar" en
- "Heb een zwaard daar ga ik jullie hoofd mee onthoofden" en daarbij een video van een onthoofding", althans (telkens) woorden en een afbeelding en een video van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en medeplegen van bedreiging met brandstichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is een Pro Justitia Rapportage opgesteld door psychiater A.M. de Jong (op 25 september 2023) en door psycholoog C. Moerland (op 2 oktober 2023). In deze rapportages doen de genoemde deskundigen - gelet op de proceshouding van verdachte - geen uitspraak over de toerekenbaarheid van verdachte. Zij stellen echter wel vast dat verdachte een psychische stoornis heeft - namelijk een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken - dat hij deze stoornis ook had ten tijde van het ten laste gelegde feit en dat het aannemelijk is dat deze stoornis heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde.
De rechtbank, is gelet op de bevindingen van de deskundigen, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde feit daarom
verminderdaan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte is wel strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte helemaal niet wist wat hij deed of dat hij tijdens zijn handelen volledig door waanbeelden werd gedreven.

8.OPLEGGING VAN MAATREGELEN

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. De officier van justitie ziet geen reden voor een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, maar omdat verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2024 heeft aangegeven hier geen problemen mee te hebben, refereert de officier van justitie zich ten aanzien van het opleggen van deze maatregel aan het oordeel van de rechtbank.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank - gelet op de bepleite vrijspraak - verzocht om verdachte geen maatregel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige (doods)bedreigingen aan het adres van slachtoffer. Daarmee heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en die van zijn familie. Dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Daar komt bij dat slachtoffer (strafrecht)advocaat is, en hij ook in die hoedanigheid door verdachte is bedreigd. De impact hiervan op slachtoffer en zijn kantoorgenoot, is groot. Zeker indachtig zeer ingrijpende incidenten in de strafadvocatuur in de afgelopen jaren. Zo is het kantoor uit veiligheidsoverwegingen drie weken gesloten geweest. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële
documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 augustus 2023 waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, maar dat dit langer dan vijf jaar geleden is. De rechtbank weegt dit strafblad daarom niet in strafverzwarende zin mee.
Rapportages
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt. Op basis van de bevindingen van de hiervoor genoemde psychiater en psycholoog stelt de rechtbank vast dat er sprake is van forse persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte. In de genoemde rapportages wordt geadviseerd om verdachte ter beschikking te stellen met voorwaarden. Daarbij wordt gesteld dat een langdurige, intensieve, klinische behandeling nodig is om het recidiverisico te minimaliseren. De psycholoog en de psychiater zien terbeschikkingstelling met voorwaarden als een passend kader om bovenstaande behandeling te laten slagen. Er wordt door beide deskundigen wel de kanttekening geplaatst dat dit ook haalbaar moet worden geacht door de Reclassering.
In haar rapport van 21 december 2023 heeft de Reclassering echter gerapporteerd dat zij terbeschikkingstelling met voorwaarden niet uitvoerbaar vindt. De Reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Reden hiervoor is dat verdachte het ten laste gelegde feit ontkent en niet wil praten over de eventuele invulling van bijzondere voorwaarden. Ook heeft in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling een eerdere begeleiding geen positief resultaat gehad en is de ambulante behandeling niet van de grond gekomen. Verdachte toont geen zelfreflectie en heeft aangegeven niet te willen meewerken aan een klinische behandeling, terwijl een klinische behandeling de belangrijkste voorwaarde is om tot een gedragsverandering te komen. De Reclassering ziet de huidige opstelling van verdachte als een slechte prognose voor de haalbaarheid van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging
Op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht moet er voldaan zijn aan een aantal vereisten voordat de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling kan opleggen. Ten eerste moet er sprake zijn geweest van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens ten tijde van het gepleegde feit. De rechtbank concludeert op basis van de genoemde rapportages dat verdachte een psychische stoornis heeft. Hij wordt door de deskundigen gediagnosticeerd met een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline-kenmerken.
Vervolgens moet het begane feit één van de in artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht genoemde feiten betreffen. De rechtbank stelt vast dat ook aan deze voorwaarde is voldaan, nu het door verdachte gepleegde strafbare feit (bedreiging) wordt genoemd in artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Tenslotte moet de algemene veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat ook dat het geval is en overweegt daartoe als volgt. Verdachte herkent zichzelf niet in de bij hem gediagnostiseerde stoornis, toont weinig inzicht in zijn handelen en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Verdachte heeft daarnaast duidelijk te kennen gegeven niet mee te willen werken aan voorwaarden en de in het verleden ingezette ambulante hulpverleningstrajecten hebben geen effect gehad. Daarbij wordt de kans op een nieuw geweldsincident door zowel de Pro Justitia-rapporteurs als door de Reclassering als hoog ingeschat.
Gelet op het gebrek aan ziektebesef en motivatie voor medewerking aan behandeling, is de rechtbank van oordeel dat terbeschikkingstelling met voorwaarden in dit geval niet mogelijk is. Dit ligt anders voor de terbeschikkingstelling met dwang. De rechtbank is zich ervan bewust dat dit een vergaande maatregel is, maar acht deze in dit geval passend. Niet alleen omdat verdachte naar het oordeel van de rechtbank zelf gebaat is bij behandeling, maar ook omdat zijn psychische problematiek dermate zorgelijk is, dat het onverantwoord is om hem zonder behandeling te laten terugkeren in de maatschappij.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte gedwongen wordt behandeld. De rechtbank zal daarom gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, omdat de (algemene) veiligheid van personen en goederen dit eist.
MaximeringDe rechtbank zal de terbeschikkingstelling met dwangverpleging beperken tot de duur van maximaal vier jaar omdat het bewezen verklaarde feit waarvoor deze maatregel wordt opgelegd - bedreiging - in dit geval niet is aan te merken als een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
Vrijheidsbeperkende maatregelEr is door [slachtoffer] een verzoek gedaan om verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contact- en locatieverbod, op te leggen. De rechtbank zal deze maatregel voor de beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten opleggen.
De maatregel houdt in dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] en zijn gezin. Daarnaast houdt de maatregel in dat verdachte zich niet zal begeven binnen een straal van 3 kilometer rond de [adres] , [plaats 2] , waar het advocatenkantoor van [slachtoffer] gevestigd is. De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 5 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal per overtreding vervangende hechtenis voor de duur van twee weken worden opgelegd.
Gelet op de genoemde rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens personen. Daarom zal zij bevelen dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 1000,00 euro. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht om een vergoeding van de proceskosten op grond van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering, ter hoogte van 1016,00 euro.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de bovengenoemde benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank - gelet op de bepleite vrijspraak - verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank is van oordeel dat benadeelde partij [slachtoffer] als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade heeft geleden en nadeel heeft ondervonden. Verdachte heeft het slachtoffer op indringende wijze bedreigd met de dood en daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn familie. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat er sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank concludeert op grond van bovenstaande dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding daarom integraal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 maart 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op grond van het zogenoemde liquidatietarief in civiele zaken. De rechtbank kent 1 punt toe zodat de kosten worden begroot op 508,00 euro.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 1.000 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 maart 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38v, 38w, 47 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregelen
  • gelast dat verdachte
  • bepaalt dat de terbeschikkingstelling in duur is gemaximeerd tot 4 jaar;
  • legt aan verdachte op
  • beveelt dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact mag opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer en zijn gezin en zich niet zal begeven binnen een straal van 3 kilometer rond de [adres] te [plaats 2] ;
  • beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door twee weken hechtenis;
  • beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. S.I. Eijfferts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 maart 2023 te Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] en/of diens familie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting door die [slachtoffer] via WhatsApp een of meerdere bericht(en) en/of afbeelding(en) en/of video(s) te sturen met daar (onder meer) de dreigende woorden en/of afbeeldingen:
- "Ik ga jullie kantoor opblazen ja ga in de fix steken en jullie vermoorden allemaal 1 voor 1 ga ik jullie vermoorden" en/of
- "Ga jullie kapot maken" en/of
- "Kom zo met me pistool ga jullie schieten" en/of daarbij een afbeelding van een man met een pistool en/of
- "Je kanker moeder ik ga je doodmaken als ik je pak ik ga je ogen der uit halen vieze smeerpijp" en/of
- " [slachtoffer] ik ga jou vermoorden daarna gooi in de bos en met je familie het zelfde langzaam doodmaken zodat ze van de pijn voelen kanker homo ik ga jou dood maken wacht maaar" en/of
- "Heb een zwaard daar ga ik jullie hoofd mee onthoofden" en/of daarbij een video van een onthoofding", althans (telkens) woorden en/of een afbeelding en/of een video van gelijke dreigende aard of strekking.
2
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2023 tot en met 19 maart
2023 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), een of meer WhatsApp berichten heeft gestuurd met de volgende tekst:
- "Of je gaat nu op me bank nummer geld maken ook of ik vermoord je familiei ook" en/of
- "Ik zou maar voor dinsdag betalen op me bank of ik ga de vermoorden niet alleen dat ik ga je familie opzoeken ik volg je al elke dat wil voor
dinsdag 1000 Euro op me bank of ik je hele familie vermoorden" en/of
- "Geld voor dinsdag binnenof ik knal je familie", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
'VB-form. algemeen' wordt geopend...
0 %
Status: ...
Voorhouden sluiten
Wijzigingen opslaan
Wijzigingen annuleren

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 juni 2023 genummerd PL2000-2023065436, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 552. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 358.
3.Pagina 359.
4.Pagina 362.
5.Pagina 363.
6.Pagina 363.
7.Pagina 364.
8.Pagina 365.
9.Pagina 366.
10.Pagina 499.
11.Pagina 500.
12.Pagina 508.
13.Pagina 510.
14.Pagina 511.
15.Pagina 513.