Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de staatssecretaris Rechtsbescherming.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Eiser heeft hierop niet gereageerd.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 16 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek om dwangsommen behandeld. Eiser had op 11 maart 2022 een verzoek ingediend bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser inmiddels besluiten heeft ontvangen op zijn verzoeken en niet heeft toegelicht waarom hij het niet eens is met de inhoud van deze besluiten.
De rechtbank wijst het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht toe, omdat hij dit niet kan betalen. Eiser had op 4 januari 2023 een beroepschrift ingediend, dat was opgevat als een beroep tegen het niet-tijdig beslissen van het CJIB. Het CJIB had de beslistermijn verlengd en op 15 april 2022 een primair besluit genomen, waaruit bleek dat aan eiser een overzicht van de verwerking van zijn persoonsgegevens was verstrekt. Eiser had ook een tweede verzoek om inzage gedaan, waarop het CJIB op 18 november 2022 een primair besluit had genomen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 november 2022 en verzocht om vergoeding van dwangsommen. De rechtbank heeft eiser verzocht om toe te lichten wat hij nog met zijn beroep wil bereiken, maar hij heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is bij de behandeling van het beroep, aangezien eiser de besluiten heeft ontvangen die hij wilde. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.