ECLI:NL:RBMNE:2024:5529

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
23/5277
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om openbaarmaking van informatie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op het verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 23 augustus 2023. Dit verzoek betreft de openbaarmaking van informatie over diverse hotels. Eiser heeft op 29 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek en heeft de rechtbank verzocht om een dwangsom vast te stellen. Het college heeft op 15 januari 2024 alsnog een besluit genomen waarin op het Woo-verzoek van eiser is beslist. Eiser heeft in zijn brief van 5 mei 2024 meegedeeld dat hij het beroep handhaaft.

De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat zij van oordeel is dat zich in deze zaak een van de gevallen voordoet genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een zitting niet nodig is. Eiser heeft het college verzocht om een dwangsom op te leggen, omdat het college niet tijdig heeft beslist. Het college heeft met het besluit van 15 januari 2024 alsnog op het Woo-verzoek beslist. Volgens artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op een alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Eiser heeft aangegeven dat hij het niet eens is met het besluit en zijn beroep handhaaft. De rechtbank verwijst het beroep in zoverre naar het college ter behandeling als bezwaar.

Met het besluit van 15 januari 2024 is op het Woo-verzoek beslist, waardoor het procesbelang bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is komen te ontvallen. De rechtbank verklaart het beroep in zoverre niet-ontvankelijk. Eiser heeft geen griffierecht betaald en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5279

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , verblijvend te [verblijfplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op het verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 23 augustus 2023. Dit verzoek ziet op openbaarmaking van uiteenlopende informatie over diverse hotels.
1.1.
Op 29 oktober 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek en de rechtbank verzocht om een dwangsom vast te stellen.
1.2.
Het college heeft op 15 januari 2024 (kenmerk 11607836/3) alsnog een besluit genomen waarin op het Woo-verzoek van eiser is beslist.
1.3.
Eiser heeft in zijn brief, gedateerd 5 mei 2024, meegedeeld dat hij het beroep handhaaft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zich naar haar oordeel in deze zaak een van de gevallen voordoet genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een zitting daarom niet nodig is.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat heeft eiser gedaan en hij heeft de rechtbank verzocht om het college een dwangsom op te leggen.
4. Het college heeft met het besluit van 15 januari 2024 alsnog op het Woo-verzoek van eiser beslist. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op een alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Eiser heeft desgevraagd aangegeven dat hij het niet eens is met het besluit en dat hij zijn beroep handhaaft. Met toepassing van het vierde lid, van artikel 6:20 Awb verwijst de rechtbank het beroep in zoverre naar het college ter behandeling als bezwaar.
5. Met het besluit van 15 januari 2024 is op het Woo-verzoek beslist. Daarmee is het procesbelang bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit komen te ontvallen. De rechtbank zal daarom het beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Eiser heeft geen griffierecht betaalt en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.