ECLI:NL:RBMNE:2024:5527

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
24/1271
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Woo-verzoek over coronagerelateerde documenten

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 30 juli 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eiseres heeft op 19 december 2023 een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo) om openbaarmaking van documenten met betrekking tot het coronatoegangsbewijs, het gebruik van het coronavaccin van Janssen en de vaccinatiestrategie in Nederland. De minister heeft de beslistermijn meerdere keren verdaagd, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiseres op 27 december 2024 wegens het uitblijven van een besluit.

De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank stelt de uiterste datum voor de minister om op het Woo-verzoek te beslissen op 1 juni 2025, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van de situatie en de grote hoeveelheid documenten die beoordeeld moeten worden. De rechtbank benadrukt dat de minister in deelbesluiten kan beslissen, maar dat de behandeling van het gehele verzoek uiterlijk op de gestelde datum moet zijn afgerond. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank concludeert dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden, aangezien het beroep gegrond is. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1271

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

(gemachtigden: mr. J.P.A. ter Schure-Borghouts en mr. D. Alparslan).

Inleiding

1.1.
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 19 december 2023 op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigden van de minister deelgenomen.
1.3.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden om de minister in de gelegenheid te stellen nadere informatie te geven over de planning van de behandeling van het Woo-verzoek. Die informatie heeft zij gegeven in haar brief van 27 juni 2024. Eiseres heeft in haar e-mailberichten van 4 en 9 juli 2024 nader gereageerd op de informatie van de minister.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. Beide partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging er vooraf aan het beroep?
2. Eiseres heeft op 19 december 2023 verzocht om openbaarmaking van de volgende documenten:
- Alle documenten en notulen gerelateerd aan de besluitvorming rondom de inzet van het
coronatoegangsbewijs en de evaluatie hiervan;
- Uittreksels van alle WhatsApp, e-mailberichten en telefonische communicatie die tussen medewerkers van het ministerie en andere betrokkenen heeft plaatsgevonden omtrent het coronatoegangsbewijs;
- Alle documenten en notulen gerelateerd aan de besluitvorming rondom de stop op het gebruik van het coronavaccin van Janssen;
- Uittreksels van alle WhatsAppberichten, e-mailberichten en telefonische communicatie die tussen medewerkers van het ministerie en andere betrokkenen heeft plaatsgevonden omtrent de stop op het gebruik van het coronavaccin van Janssen;
- Alle documenten en notulen gerelateerd aan de vaccinatiestrategie gehanteerd in Nederland, gedurende de gehele periode dat coronavaccinaties beschikbaar zijn in Nederland;
- Uittreksels van alle WhatsAppberichten, e-mailberichten en telefonische communicatie die tussen medewerkers van het ministerie en andere betrokkenen heeft plaatsgevonden omtrent de vaccinatiestrategie gehanteerd in Nederland, gedurende de gehele periode dat coronavaccinaties beschikbaar zijn in Nederland.
2.1.
De minister heeft in haar brief van 22 december 2023 de beslistermijn twee weken verdaagd tot en met 30 januari 2024. Daarbij heeft zij aangegeven dat het Woo-verzoek over een groot aantal documenten gaat. Als het om zo’n omvangrijk verzoek over COVID 19-gerelateerde documenten gaat, hanteert de minister een andere werkwijze dan normaal. Er berusten bij het ministerie namelijk uitzonderlijk veel documenten die over dat onderwerp gaan. In de brief van 29 januari 2024 heeft de minister eiseres laten weten dat haar verzoek zodomvangrijk is, dat er daarom voor een gefaseerde werkwijze is gekozen om het Woo-verzoek te behandelen. Deze werkwijze houdt in dat openbaarmakingsverzoeken niet afzonderlijk worden beoordeeld, maar zoveel mogelijk informatie per deelonderwerp gefaseerd in batches voor iedereen openbaar wordt gemaakt. Eiseres krijgt gefaseerd (per categorie en per maand) de informatie in deelbesluiten toegestuurd.
2.2.
Eiseres heeft de minister op 10 februari 2024 in gebreke gesteld. Op 27 december 2024 heeft zij bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.
Waarom heeft de minister nog niet op het Woo-verzoek van eiseres beslist?
2.3.
In een verweerschrift heeft de minister toegelicht dat de reden voor de vertraging in de afhandeling van het Woo-verzoek, is gelegen in de grote hoeveelheid Woo-verzoeken die de minister over coronagerelateerde onderwerpen heeft ontvangen. Het gaat om 450 Woo-verzoeken, waarbij in totaal circa 2,7 miljoen documenten beoordeeld moeten worden. Ook wijst de minister op problemen in de personele bezetting om die Woo-verzoeken en daarmee gepaarde bezwaar- en beroepsprocedures te behandelen. De overschrijding van de beslistermijn, wordt mede veroorzaakt door de complexiteit om de gevraagde informatie te verzamelen en in dit geval ook door de omvang van het verzoek van eiseres. Daarbij wijst de minister erop dat een groot aantal aanvragers beroep instelt tegen het niet-tijdig beslissen van de minister, wat tot gevolg heeft dat deze verzoeken met voorrang behandeld worden. Dit gaat ten koste van de behandeling van andere Woo-verzoeken. Een eerste inventarisatie heeft ertoe geleid dat er 110.000 documenten moeten worden beoordeeld in het kader van het verzoek van eiseres. Op basis van de beschikbare informatie op het moment van het opstellen van het verweerschrift schat de minister als realistisch in dat zij in januari 2025 volledig op het verzoek van eiseres heeft beslist. Deze planning is op dat moment het hoogst haalbare.
2.4.
Op de zitting heeft de minister het aantal te onderzoeken documenten bijgesteld naar aanleiding van de zoekslag die informatiespecialisten hebben uitgevoerd en nog steeds uitvoeren. Inmiddels vallen er 300.000 documenten onder de reikwijdte van het Woo-verzoek van eiseres. Dat betekent volgens de minister dat niet eerder dan in november 2025 volledig op het Woo-verzoek van eiseres is beslist.
Waarom heeft de rechtbank de behandeling van het beroep aangehouden?
2.5.
Op de zitting is met partijen besproken dat een mogelijke inperking van het verzoek ertoe zou kunnen leiden dat er eerder op het Woo-verzoek van eiseres zou kunnen worden beslist. Het verzoek van eiseres is, zo heeft de minister toegelicht, erg ruim geformuleerd en dan is het gebruikelijk dat vanuit het ministerie contact met de aanvrager wordt opgenomen om te kijken naar welke specifieke informatie over de gevraagde onderwerpen de interesse uitgaat. In dit geval is dat helaas niet gebeurd, met als gevolg dat het aantal te onderzoeken documenten erg groot is.
2.6.
Eiseres heeft toegelicht dat haar interesse vooral uitgaat naar het eerste onderdeel, informatie over het coronatoegangsbewijs. Eiseres wil haar Woo-verzoek echter (nog) niet inperken, maar is bereid in overleg met de minister te bekijken welke specifieke informatie zij over dit en andere onderwerpen wenst te ontvangen en wanneer er dan in deelbesluiten op haar Woo-verzoek beslist kan worden.
2.7.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen met elkaar contact op te nemen over de planning. Ook heeft de rechtbank van de minister meer informatie gevraagd over de afhandeling van het eerste onderdeel van het Woo-verzoek, het coronatoegangsbewijs.
2.8.
De minister heeft op de zitting toegelicht dat er (op dat moment) 26.000 documenten zijn die gaan over het coronatoegangsbewijs. In haar brief van 27 juni 2024 heeft de minister verder gesteld dat zij eind februari/begin maart 2025 op dat deel van het Woo-verzoek beslist kan hebben.
2.9.
Eiseres heeft in haar e-mailberichten van 4 en 9 juli 2024 meegedeeld dat er vanuit het ministerie geen contact met haar is opgenomen en het haar niet is gelukt om zelf contact te krijgen met het ministerie om afspraken te maken over de verdere planning van de afhandeling van het Woo-verzoek. Het is eiseres niet duidelijk waarom de minister zich aanvankelijk op het standpunt heeft gesteld dat er in januari 2025 op het gehele Woo-verzoek, dat toen nog 110.000 documenten omvatte, beslist zou kunnen worden, terwijl zij nu tot februari/maart 2025 nodig heeft om over 26.000 documenten met betrekking tot het eerste onderdeel van haar verzoek te beslissen.
Wat beslist de rechtbank?
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Het beroep van eiseres is dus gegrond. Omdat de minister nog geen (volledig) besluit heeft genomen op het Woo-verzoek van eiseres, bepaalt de rechtbank dat zij dit alsnog moet doen. De minister moet dat in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [2] Zij heeft echter gemotiveerd verzocht om een langere termijn.
3.1.
In een geval zoals hier aan de orde, waarbij het gaat om een zeer groot aantal documenten, meerdere Woo-verzoeken en capaciteitsproblemen bij de minister, ligt het op de weg van de rechtbank om een andere termijn dan gebruikelijk te stellen. Daarbij moet de rechtbank een verantwoorde keuze maken in het dilemma tussen snelheid en zorgvuldigheid. Zelfs als dit dilemma zou zijn veroorzaakt door een bestuursorgaan zelf, betekent dat niet zonder meer dat zorgvuldigheid wordt opgeofferd aan snelheid. De rechtbank moet een nadere termijn stellen die niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort is. [3]
3.2.
De minister heeft op de zitting als einddatum november 2025 genoemd, waarbij al eerder deelbesluiten genomen zullen worden, gelet op de voorgestane gefaseerde werkwijze. De rechtbank ziet echter geen goede toelichting op deze datum, noch op de andere door de minister in de stukken genoemde (eerdere) data. Het is niet duidelijk waarom de minister aanvankelijk heeft aangegeven dat op het gehele verzoek, wat toen nog 110.000 documenten omvatte, beslist zou kunnen worden in januari 2025, om vervolgens te stellen dat een deelbesluit over 26.000 documenten pas verwacht kan worden in februari/maart 2025. Evenmin is helder hoe de minister heeft bepaald dat het gehele verzoek, dat inmiddels uit 300.000 documenten bestaat, pas afgerond kan worden in november 2025.
3.3.
Partijen zouden, zo is ter zitting afgesproken, samen kijken naar de planning van de deelbesluiten, in het bijzonder het eerste onderdeel van het Woo-verzoek met betrekking tot het coronatoegangsbewijs. De rechtbank begrijpt uit de correspondentie van eiseres dat dit niet is gelukt. Eiseres heeft verder haar wens uitgesproken om eerst informatie te ontvangen over het coronatoegangsbewijs, maar zij heeft haar Woo-verzoek daartoe niet willen beperken. Dat hoeft zij ook niet te doen, maar dat brengt wel met zich mee dat de periode waarbinnen de minister geheel beslist zal hebben op het Woo-verzoek langer zal duren. Het verzoek van eiseres is immers zeer ruim geformuleerd. Niet alleen betreft het omvangrijke onderwerpen waarover informatie wordt verzocht, maar ook de soort informatie, in de vorm van alle documenten, notulen, WhatsAppberichten, e-mail berichten en (uittreksels) van telefonische communicatie is zeer ruim geformuleerd. Daarbij heeft de minister ook toegelicht dat de zoekslag gaandeweg de behandeling van het Woo-verzoek nog steeds documenten oplevert. Deze documenten vallen – anders dan eiseres aanneemt – ook direct onder de reikwijdte van het Woo-verzoek en de minister zal daarover moeten beslissen binnen een door de rechtbank te bepalen termijn.
3.4.
De rechtbank houdt er rekening mee dat het aantal documenten dat onder de reikwijdte van het Woo-verzoek valt inmiddels is opgelopen tot 300.000. Het neemt de nodige tijd in beslag om die documenten te beoordelen. Als eiseres daarop niet wil wachten en eerder een deelbesluit wil hebben over een onderwerp en specifieke informatie daarover wil ontvangen, ligt het op haar weg om haar verzoek alsnog in te perken. Zij zal daarover dan contact moeten opnemen met de minister. Het is, zoals eiseres ook in haar nadere reactie aangeeft, wel te betreuren er naar aanleiding van de zitting geen telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen het ministerie en eiseres en zij geen van de medewerkers van het ministerie hierover heeft kunnen spreken toen zij zelf contact heeft gezocht. Als de minister een voortvarender afdoening van Woo-verzoeken wenst, ligt het ook op haar weg om contact te leggen met verzoekers om mogelijke afspraken te maken over het verzoek. Blijkens de website van het ministerie over de aanpak van Woo-verzoeken wordt dit door ministerie zelf ook gezien als een belangrijke stap om sneller Woo-verzoeken over dit onderwerp af te kunnen handelen. De rechtbank geeft de minister in overweging om alsnog contact met eiseres op te nemen om de afhandeling van haar Woo-verzoek te stroomlijnen en mogelijk tot een inperking van dat verzoek te komen.
3.5.
De rechtbank stelt de uiterste datum waarop volledig op het Woo-verzoek beslist moet zijn in dit geval op 1 juni 2025. De rechtbank betrekt bij de bepaling van deze datum de bijzondere omstandigheden die de minister naar voren heeft gebracht over Woo-verzoeken over coronagerelateerde documenten. Deze datum ligt eerder dan de datum waar de minister zelf om heeft verzocht, omdat – zoals hiervoor is overwogen – een duidelijke motivering van de datum van november 2025 ontbreekt. De rechtbank betrekt daarbij dat in het verweerschrift over 110.000 documenten eerst als einddatum januari 2025 is genoemd. De rechtbank wil enerzijds rekening houden met de bijzondere omstandigheden van deze situatie, maar wil de minister ook manen tot enige spoed. Zij oordeelt dat met de nu gekozen uiterste beslisdatum van 1 juni 2025 eiseres circa anderhalf jaar na haar Woo-verzoek een besluit op dat verzoek tegemoet kan zien. De rechtbank vindt dit in dit geval, gelet op de inhoud van het verzoek van eiseres, een redelijke termijn. Dat neemt overigens niet weg dat de minister nog steeds in deelbesluiten kan beslissen op het Woo-verzoek. De behandeling van het gehele verzoek moet echter op 1 juni 2025 zijn afgerond.
3.6.
De rechtbank bepaalt verder dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. De minister moet uiterlijk op 1 juni 2025 een besluit bekendmaken waarmee geheel op het Woo-verzoek van eiseres is beslist. De minister verbeurt een dwangsom voor elke dag waarmee zij deze beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres het griffierecht terug.

Beslissing

- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op uiterlijk op 1 juni 2025 alsnog een besluit bekend te maken waarmee geheel op het Woo-verzoek van eiseres is beslist;
- bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2024.
griffier
rechter
De griffier is verhinderdde uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
3.Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2796.