In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die haar rijbewijs terugvorderde, niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster had op 23 maart 2024 een verzoek ingediend, maar heeft niet gereageerd op een herstelverzuimbrief van 8 april 2024. De voorzieningenrechter legt uit dat volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de indiener niet voldoet aan de vereisten, zoals het overleggen van een afschrift van het besluit waar het geschil over gaat.
De rechtbank constateert dat verzoekster geen kopie van het besluit heeft overgelegd en dat haar adresgegevens niet kloppen, waardoor de herstelverzuimbrief niet is aangekomen. Ook heeft verzoekster geen griffierecht betaald. Door deze tekortkomingen kan de rechtbank niet vaststellen of zij bevoegd is om het verzoek te behandelen, en is het onbekend tegen welk bestuursorgaan het beroep zich richt. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geen inhoudelijke beoordeling gedaan, gezien de niet-ontvankelijkheid van het verzoek.