In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 juli 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten toegewezen. De zaak betreft een verzoeker die een tewerkstellingsvergunning had aangevraagd, maar deze was door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) voor een maximale duur van 24 weken verleend. Verzoeker was het niet eens met deze beperking en ging in beroep. Verweerder heeft echter niet gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, wat door de rechtbank werd geïnterpreteerd als een gebrek aan bezwaar tegen de vergoeding. De rechtbank concludeert dat verweerder de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, omdat hij zich zal conformeren aan eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die de 24-weken eis onverbindend heeft verklaard. Verzoeker heeft inmiddels een tijdelijke verblijfsvergunning asiel gekregen, waardoor hij geen tewerkstellingsvergunning meer nodig heeft. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.499,- en veroordeelt verweerder tot betaling hiervan aan verzoeker, evenals het griffierecht van € 184,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.