ECLI:NL:RBMNE:2024:55

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/2662
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van geschiktheid voor gangbaar werk

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uwv. De aanvraag werd afgewezen op 15 augustus 2022, omdat het Uwv van mening was dat eiseres geschikt was voor haar maatgevende arbeid. Na bezwaar en een aangepast besluit op 3 mei 2023, bleef de afwijzing van de WIA-uitkering gehandhaafd, waarbij eiseres geschikt werd geacht voor gangbaar werk. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvullende beroepsgronden indiende. De rechtbank heeft de zaak op 1 december 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het Uwv, aanwezig waren.

De rechtbank heeft beoordeeld of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 1 augustus 2022 meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen. De rechtbank concludeert dat het Uwv dit besluit terecht heeft genomen. De rechtbank stelt vast dat de rapporten van de verzekeringsarts voldoen aan de voorwaarden van zorgvuldigheid, begrijpelijkheid en consistentie. Eiseres heeft onvoldoende twijfel gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om een deskundige in te schakelen.

De rechtbank oordeelt dat de geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres, zoals vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen WIA-uitkering ontvangt, omdat zij op de beoordelingsdatum meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen. Eiseres krijgt geen gelijk en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2662

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv,
(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om haar een uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv heeft deze aanvraag met het besluit van 15 augustus 2022 afgewezen. Volgens het Uwv was eiseres geschikt voor haar maatgevende arbeid.
1.1
Met het bestreden besluit van 3 mei 2023 op het bezwaar van eiseres en haar werkgever is aan eiseres alsnog geen WIA-uitkering toegekend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft wel de functionele mogelijkhedenlijst (FML) aangepast. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft onder meer de functiebelasting van de maatgevende arbeid aangepast en daarna geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor de maatgevende arbeid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) geraadpleegd en eiseres geschikt geacht voor gangbaar werk. Hij heeft voldoende geschikte functies gevonden. Deze functies zijn gebruikt om vast te stellen dat eiseres meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Volgens het Uwv is eiseres daarom minder dan 35% arbeidsongeschikt en krijgt zij alsnog geen WIA-uitkering.
1.2
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft aanvullende beroepsgronden ingediend. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een aanvullend verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hier zijn verschenen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 1 augustus 2022 (de beoordelingsdatum) meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het Uwv dit besluit terecht heeft genomen. Volgens de rechtbank is dit het geval. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
Beoordelingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Beoordeling van de gronden van eiseres
Is de medische beoordeling juist of twijfelt de rechtbank zodat een deskundige ingeschakeld moet worden?
4. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. Volgens haar hadden meer beperkingen aangenomen moeten worden en ondervindt zij de beperkingen die in de FML zijn geduid omvattender. Er had in ieder geval een urenbeperking aangenomen moeten worden, omdat zij recuperatietijd nodig heeft vanwege haar vermoeidheid. Volgens eiseres volgt dit uit de medische informatie van Valeo, haar huisarts, de neuroloog en de chiropractor die zij bij haar aanvullende beroepsgronden heeft ingebracht. Zij verzoekt de rechtbank eventueel een deskundige in te schakelen.
4.1
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport van de verzekeringsarts van 13 april 2023 volgt dat bij het psychisch onderzoek geen afwijkingen zijn gevonden en bij het fysieke onderzoek lichte symptomatologie. In de FML zijn onder andere fysieke beperkingen aangenomen ten aanzien van: tillen, dragen, hoofd bewegen en het actief zijn boven de schouderhoogte.
Uit het neuropsychologisch onderzoek van 14 december 2021 blijken geen cognitieve stoornissen in engere zin. Wel nemen de cognitieve prestaties af door vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert in het rapport van 13 april 2023 dat om die reden beperkingen zijn aangenomen waarbij eiseres is aangewezen op: een rustige prikkelarme omgeving, een voorspelbare werksituatie met overzichtelijke en gestructureerde taken en werk zonder deadline of productiepieken. Verder motiveert hij dat geen urenbeperking aangenomen hoeft te worden omdat in de FML een beperking is aangenomen waarbij eiseres niet structureel geschikt is voor complexe mentale taken.
4.2
Verder stelt de rechtbank vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de aanvullende medische stukken van eiseres heeft bestudeerd. In het rapport van 29 november 2023 heeft hij geconcludeerd dat er geen informatie is ingediend die een andere kijk geeft op het medische toestandsbeeld op de beoordelingsdatum. Volgens de verzekeringsarts blijkt uit de informatie van de Valeo-kliniek niet dat dit een behandeling is geweest die werd uitgevoerd door een arts in het kader van een regulier traject. Ook zijn deze documenten niet gedateerd. De verwijzing van de huisarts naar de fysiotherapeut is gedaan in het kader van nekklachten. Deze informatie is al betrokken bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling en kan dus niet tot een andere beoordeling leiden. Ook is de datum van het document niet goed leesbaar. Uit de brief van de neuroloog volgt dat verder dat geen sprake is van neurologische afwijkingen zodat dit niets toevoegt aan de bestaande informatie. Tot slot bieden ook de brieven van de manueel therapeut en de chiropractie medisch inhoudelijk geen nieuwe inzichten.
4.3
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts in de rapporten van 13 april 2023 en 29 november 2023 begrijpelijk motiveert hoe hij tot zijn oordeel is gekomen. De rechtbank concludeert daarom dat de rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk gemotiveerd zijn. De rechtbank kan het medisch oordeel volgen. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende twijfel gezaaid dat het medisch oordeel onjuist is. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige in te schakelen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de geduide functies in overeenstemming met de belastbaarheid van eiseres?
5. Eiseres voert aan dat zij vanwege haar beperkingen de geduide functies niet kan uitoefenen. Zij vindt dat de geduide functies fysiek te zwaar zijn en de werkdagen te lang.
5.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres haar beroepsgrond baseert op verdergaande medische beperkingen. De rechtbank heeft onder punt 4.3 geconcludeerd dat zij het medisch oordeel van het Uwv kan volgen. Uitgaande van de juiste vaststelling van de beperkingen van eiseres in de FML, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Met het rapport van de arbeidskundige bezwaar en beroep van 1 mei 2023, gelezen in samenhang met de verzekeringsgeneeskundige rapporten van 13 april 2023 en 29 november 2023 en de gegevens uit het CBBS, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres, zoals omschreven in de FML van 13 april 2023. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Heeft de arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn?
6. Volgens eiseres heeft het Uwv onvoldoende gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn. Zij verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 oktober 2006. [1]
6.1
De rechtbank stelt vast dat de arbeidskundige bezwaar en beroep in het rapport van 1 mei 2023 motiveert dat de gestelde voorbeeldfuncties passend zijn bij de vastgestelde belastbaarheid. Zo motiveert hij onder meer dat van het uitvoeren van structureel mentaal complexe taken geen sprake is, omdat het bij de functies om routinematig werk gaat, dat bestaat uit vaste, bekende werkwijzen en er daarom geen knelpunt ontstaat bij dit beoordelingspunt. Ook vereisen de geduide functies geen eindstandige hoofdbewegingen en geen bovennormale frequentie van hoofdbewegingen, zodat daarom geen knelpunt ontstaat bij functies waarbij hoger dan normaal maximale bewegingsuitslagen van de nek plaatsvinden. De arbeidskundige motiveert ook waarom de functies geschikt zijn ten aanzien van de beperking ten aanzien van de werktijden. De rechtbank vindt de motivering duidelijk en kan dit volgen. De beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij op 1 augustus 2022 meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024.
De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.