ECLI:NL:RBMNE:2024:5491

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
16.247294.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol en drugs met lichamelijk letsel en schade aan voertuigen

Op 25 september 2023 heeft de verdachte, onder invloed van alcohol en drugs, een verkeersongeval veroorzaakt op de afrit 21 van de rijksweg A12. Hij reed met een snelheid van 108 km/u, terwijl de maximumsnelheid 80 km/u was. De verdachte negeerde een rood verkeerslicht en botste op twee voertuigen, waarbij twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliepen. Na de aanrijding verliet de verdachte de plaats van het ongeval, terwijl hij wist dat hij letsel had veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan roekeloos rijgedrag, rijden onder invloed van alcohol en drugs, en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder artikel 6 en artikel 5a, en dat zijn gedrag als roekeloos moest worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.247294.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] (Roemenië),
wonende te [woonplaats] , [adres] (Roemenië).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de pro forma terechtzittingen van 29 februari 2023, 14 december 2023 en 29 februari 2024 en de inhoudelijke behandeling op 5 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Snelder, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1, primair (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
op 25 september 2023 in Maarn als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, althans zodanig letsel dat tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Feit 1, subsidiair (artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
op 25 september 2023 in Maarn als bestuurder van een auto gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 2, primair (artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994)
zich op 25 september 2023 in Doorn en/of Maarn, als bestuurder van een auto, zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door welke gedragingen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
Feit 2, subsidiair (artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
op 25 september 2023 in Doorn en/of Maarn als bestuurder van een auto gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 3:
op 25 september 2023 in Doorn en/of Maarn de plaats van het verkeersongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of moest vermoeden dat aan (een) ander(en), te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] letsel en/of schade was toegebracht;
Feit 4:
op 25 september 2021 in Doorn en/of Maarn een auto heeft bestuurd, terwijl het cocaïnegehalte in zijn bloed 66 microgram cocaïne per milliliter bloed bedroeg en het alcoholgehalte in zijn bloed 0,95 milligram ethanol/alcohol per milliliter bloed bedroeg;
Feit 5:
op 25 september 2023 in Maarn een auto van [benadeelde] heeft beschadigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde acht de officier van justitie bewezen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Het geheel van handelingen van verdachte onder feit 1 primair is volgens de officier van justitie als roekeloos te kwalificeren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de raadsvrouw verzocht om partiële vrijspraak dat verdachte zou hebben gereden met een ongeldig rijbewijs. Ook heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak verzocht met betrekking tot het gebruik van de vluchtstrook nu deze gedraging niet kan meewegen bij het veroorzaken van het verkeersongeluk bij het kruispunt. Tenslotte heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 primair verzocht om verdachte vrij te spreken van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers en enkel te veroordelen voor het veroorzaken van letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 4 omdat vanwege fouten in het onderzoek het resultaat van het bloedonderzoek niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Tenslotte heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde, omdat niet vaststaat dat de auto van de aangever is beschadigd door toedoen van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3:
Verdachte heeft de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal FO Verkeer, doorgenummerde pagina 146 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , doorgenummerde pagina 15 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van verhoor van getuige van [getuige] , doorgenummerde pagina 19 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , doorgenummerde pagina 22 e.v.;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van een brief van de arts inhoudende medische informatie over het letsel van [slachtoffer 4] d.d. 25 september 2023, doorgenummerde pagina 29 e.v;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van verhoor van getuige van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 33 e.v.;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van een brief van de arts inhoudende medische informatie over het letsel van [slachtoffer 1] d.d. 26 september 2023, doorgenummerde pagina 35 e.v;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal van 4 augustus 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 6 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , doorgenummerde pagina 48 e.v.;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van een brief van de huisarts inhoudende medische informatie over het letsel van [slachtoffer 5] d.d. 30 juli 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van verhoor van getuige van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 57 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van verhoor van slachtoffer van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 60 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal van 4 augustus 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 8 e.v.;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van een brief van de arts inhoudende medische informatie over het letsel van [slachtoffer 2] d.d. 16 augustus 2024 met als bijlagen twee brieven van de neuroloog;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van rijden onder invloed, doorgenummerde pagina 73 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 78 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 80 e.v.;
  • een rapport zaaknr. [nummer] van Eurofins Forensics Belgium, inzake [verdachte] , op 27 oktober 2023 door dr. [toxicoloog] opgemaakt op de algemene eed als toxicoloog, doorgenummerde pagina 82 e.v..
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2
De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
Op basis van de redengevende feiten en omstandigheden die in de hierboven opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna: de slachtoffers) zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als roekeloos, zodat sprake is van de zwaarste vorm van schuld.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Causaliteit
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het primair ten laste gelegde artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW), is allereerst vereist dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval. Daarbij gaat het om de vraag of het verkeersongeval redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen aan verdachte is toe te rekenen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte reed op 25 september 2023 in een Audi op de afrit 21 van de rijksweg A12Re met de intentie om op het T-kruispunt afrit 21 van de rijksweg A12Re - Amersfoortseweg (N227) rechtsaf te slaan om zijn weg in zuidelijke richting (richting Doorn) te vervolgen. Uit de berekeningen gemaakt door de politie blijkt dat verdachte het kruispunt was genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid van 108 km per uur. De rechtbank concludeert op basis van deze bevindingen dat verdachte kort voor het ongeval de maximumsnelheid van 80 km per uur aanzienlijk heeft overschreden. Op basis van het dossier is het aannemelijk dat de snelheid van de Audi daarmee veel te hoog was voor het op een normale wijze nemen van de bocht. Hierdoor lukte het verdachte niet op de door hem beoogde rijstrook te blijven waarna hij over de middengeleider reed en op de rijstroken bestemd voor het verkeer in noordelijke tegen de aldaar aanwezige Volkswagen, waarin onder meer [slachtoffer 1] zat, en de Renault, waarin onder meer [slachtoffer 2] zat, aanbotste.
Verdachte heeft daarbij ook het voor hem rood uitstralende stoplicht, dat al minstens 38,3 seconden op rood stond, genegeerd. Als gevolg van de botsingen raakten meerdere personen gewond.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het verkeersongeval is veroorzaakt door de gedragingen van verdachte.
Mate van schuld
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 WVW, is in de tweede plaats vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Bij de vaststelling van de mate waarin verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag.
Van roekeloosheid is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Per 1 januari 2020 is de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” in werking getreden (Stb. 2019, 413). Daarbij heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij moet beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Voor de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte artikel 5a WVW heeft overtreden, moet worden beoordeeld of 1) verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, 2) hij dat opzettelijk heeft gedaan, en 3) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
1) Ernstige schending van de verkeersregels
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere in artikel 5a WVW genoemde verkeersgedragingen, te weten het overschrijden van de krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid (artikel 5a, lid 1, onder g WVW), en het rijden door rood licht (artikel 5a, lid 1, onder i WVW).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze verkeersregels in ernstige mate geschonden. Bij die beoordeling acht de rechtbank in de eerste plaats relevant dat in dit geval sprake is van een behoorlijke snelheidsoverschrijding bij het naderen van de kruising. Met de registratie van een voertuigsnelheid van 108 km per uur bij het naderen van het kruispunt, reed verdachte 28 km per uur harder dan toegestaan.
Daarnaast is verdachte door rood licht het kruispunt op gereden, terwijl dat verkeerslicht al 38,3 seconden op rood licht stond. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook deze verkeersregel in ernstige mate heeft geschonden.
De rechtbank neemt daarbij – gelet op artikel 5a lid 2 WVW – ook het volgende in aanmerking. Verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij erachter was gekomen dat zijn vrouw vreemd ging, alcohol en drugs heeft gebruikt en vervolgens in de auto is gestapt. Ter terechtzitting van 5 september 2024 heeft verdachte verklaard dat hij een hele fles whisky heeft gedronken en dat hij onderweg in de auto ook nog alcohol heeft gedronken en drugs (cocaïne) heeft gebruikt. Onderzoek bij verdachte naar het gebruik van alcohol en verdovende middelen heeft dit alcohol- en drugsgebruik bevestigd. Verdachte had dan ook moeten weten dat hij gelet op het gebruik van voornoemde middelen niet meer in staat was om een auto te besturen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte ten tijde van de aanrijding verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 5 WVW.
2) Opzettelijk
Bij het antwoord op de vraag of bij verdachte sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een veel te hoge snelheid en het rijden door een rood verkeerslicht niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee die verkeersregels ernstig schond. Daarmee is het opzet op de ernstige schending van de verkeersregels gegeven.
3) Gevaar te duchten
Voor het vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag, te meer nu de gedragingen plaatsvonden op een kruispunt en op een tijdstip (in de middag) dat er ook andere verkeersdeelnemers waren.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid, gelet op wat is bepaald in artikel 175, tweede lid, WVW, gegeven.
De rechtbank oordeelt op basis van het voorgaande dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Partiële vrijspraak van het niet in bezit zijn van een geldig rijbewijs
Uit het dossier volgt dat verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Het is echter niet vast komen te staan dat verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank is van oordeel dat indien verdachte niet wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, dit niet heeft bijgedragen aan roekeloos rijgedrag. De rechtbank zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Partiële vrijspraak van het rijden over de vluchtstrook
De rechtbank oordeelt dat feit 1 primair betrekking heeft op de afrit van de rijksweg A12 en de Amersfoortseweg (N227) en niet op de rijksweg A12. Uit het dossier volgt dat de ten laste gelegde gedraging “ -(daarbij) zonder dat er sprake was van een noodgeval als bedoeld in artikel 43 derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gebruik te maken en/of te rijden op/over de vluchtstrook” heeft plaatsgevonden op de A12 en acht dit onderdeel daarom niet bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Partiële vrijspraak zwaar lichamelijk letsel [slachtoffer 1]
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, gelden als algemene gezichtspunten de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat het slachtoffer [slachtoffer 1] letsel aan het ongeluk heeft overgehouden, waaronder een gebroken borstbeen en een gebroken ruggenwervel. Zij is daarvoor vier uur geobserveerd in het ziekenhuis. Er heeft geen operatie plaatsgevonden. Het herstel zou 6 à 8 weken duren. Uit haar verklaring van 29 juli 2024 volgt dat zij inmiddels fysiek is hersteld en sinds kort aan het re-integreren is. De rechtbank is -anders dan de officier van justitie- van oordeel dat het letsel van het slachtoffer niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, maar dat het slachtoffer ten gevolge van het ongeval zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het veroorzaken van het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel.
Partiële vrijspraak zwaar lichamelijk letsel [slachtoffer 2]
Ook met betrekking tot het letsel van [slachtoffer 2] is de rechtbank -anders dan de officier van justitie- van oordeel dat dit geen zwaar lichamelijk letsel is, maar zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale uitoefening van de bezigheden is ontstaan.
Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat het slachtoffer [slachtoffer 2] een hersenschudding en gekneusde ribben aan het ongeluk heeft overgehouden. Volgens haar huisarts was de hersenschudding de reden dat haar spraak achteruit ging. Het herstel hiervan zou tot een half jaar kunnen duren. Uit haar verklaring van 26 juli 2024 volgt dat zij nog iedere dag ontzettende hoofdpijn heeft en moeite heeft met haar concentratie en met prikkelverwerking; met betrekking tot de gekneusde ribben heeft [slachtoffer 2] niets meer verklaard. Daar de recent gemaakte hersenscan volgens de neuroloog geen afwijkingen vertoont, is het voor de rechtbank echter niet duidelijk vast te stellen of de klachten van [slachtoffer 2] passen bij de al bestaande diagnose fibromyalgie - een chronisch pijnsyndroom met onder meer (hoofd)pijn, stijfheid en vermoeidheid als symptomen - of dat deze zijn veroorzaakt door het verkeersongeval. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het veroorzaken van het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel.
4.3.3
De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Partiële vrijspraak van het niet in het bezit zijn van een geldig rijbewijs
Uit het dossier volgt dat verdachte niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Het is echter niet vast komen te staan dat verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank is van oordeel dat indien verdachte niet wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, er geen sprake is van een opzettelijke gedraging met betrekking tot het in ernstige mate schenden van een verkeersregel. De rechtbank zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
4.3.4
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4 en feit 5 [1]
Ten aanzien van feit 4
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard:
Het is fout gegaan op 25 september 2023 omdat ik er achter kwam dat mijn vrouw vreemd ging. Ik heb toen in de avond te veel alcohol gedronken, namelijk een hele fles whisky, en cocaïne gebruikt. Vervolgens ben ik in de auto gestapt en ben ik naar haar toegereden. Onderweg in de auto heb ik ook nog gedronken en cocaïne gebruikt. Ik wist dat alcohol en drugs je rijvaardigheid in negatieve zin kunnen beïnvloeden. [2]
Van verdachte is op 25 september 2023 door een arts bloed afgenomen. De bloedmonsters zijn gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld. Het bloedafnameformulier is voorzien van een genummerde en op [verdachte] gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACM3393NL. De verzegelde verpakking is overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden naar Eurofins Forensics te Brugge (België). [3] Uit het rapport Alcohol en drugs in het verkeer van 27 oktober 2023 van Eurofins Forensics blijkt dat in het bloed van verdachte (TACM3393NL) is aangetroffen:
- een cocaïne-gehalte van 66 microgram per liter bloed (de grenswaarde bij combinatiegebruik (alcohol en drugs) ligt op 10 microgram per liter bloed);
- een ethanol-gehalte van 0,95 milligram per milliliter bloed, hetgeen duidt op gebruik van alcohol (de grenswaarde indien in combinatie gebruikt ligt op 0,20 milligram per milliliter bloed). [4]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 4 nu niet is voldaan aan twee strikte waarborgen waardoor niet kan worden bewezen dat sprake is van een ‘onderzoek’ in de zin van artikel 8 lid 5 van de Wegenverkeerswet.
Er is niet voldaan aan de strikte waarborgen uit artikel 6 en 7 van de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: Regeling) waaruit volgt dat de verbalisant het bloed direct na afname in de daarvoor bestemde vriezer dient te plaatsen. Tevens is niet voldaan aan een andere strikte waarborg, te weten het niet schriftelijk wijzen op het recht op een tegenonderzoek.
Dit brengt met zich dat het resultaat van het bloedonderzoek volgens de raadsvrouw niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Uit het dossier blijkt dat op maandag 25 september 2023 om 16:14 uur in het ziekenhuis UMC te Utrecht bloed is afgenomen van de verdachte. Op diezelfde dag omstreeks 20:00 uur kwam verbalisant [verbalisant] het bloedblok ophalen zodat deze in de vriezer op het politiebureau bewaard kon worden. Door de ernst van het verkeersongeval en het weinige personeel was het nog niet eerder gelukt om het bloedblok in de vriezer te leggen.
De rechtbank overweegt dat het dus enige tijd heeft geduurd voordat het afgenomen bloed van verdachte in de vriezer is geplaatst, maar neemt hierbij in aanmerking dat de Hoge Raad op 22 april 2022 (ECLI:NL:HR2022:567) van belang achtte “dat er (vooralsnog) geen wettelijke voorschriften bestaan met betrekking tot de wijze van opslag van een bloedmonster op het politiebureau direct na de afname van bloed en de verzending naar het laboratorium” (2.6.2.) Anders dan de raadsvrouw stelt, is het geen strikte waarborg dat het bloedblok
directna afname in de vriezer wordt geplaatst. Dit volgt ook niet uit behorende bij artikel 7, eerste lid van de Regeling. Dat maakt dat de rechtbank geen vormverzuim aanneemt op dit punt.
Voorts is de rechtbank -anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat van enige schending van het recht op tegenonderzoek niet is gebleken. Voor zover verdachte daadwerkelijk gebruik had willen maken van zijn recht op het doen verrichten van tegenonderzoek, had hij daar aldus gebruik van kunnen maken, al dan niet met hulp van een advocaat, toen hij op de regiezitting van 29 februari 2024 op deze mogelijkheid is gewezen. Op dat moment had het tegenonderzoek nog geëffectueerd kunnen worden.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank de verweren van de raadsvrouw en acht zij ook feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5
[benadeelde] heeft op 26 september 2023 aangifte gedaan en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 september 2023 heb ik mijn auto geparkeerd op de parkeerplaats gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Ik heb mijn auto onbeschadigd achtergelaten. Mijn auto is een Renault Megane met kenteken [kenteken] .
Diezelfde dag omstreeks 14.00 uur hoorde ik een harde knal. Op dat moment zat ik op kantoor op de 1e verdieping gelegen aan de [straat] in [woonplaats] . Na de harde knal hoorde ik geschreeuw. Ik ging naar buiten en stond op de brandtrap. Ik had goed zicht op de parkeerplaats " [naam] ". Ik zag dat een persoon (1) over het hek klom. (...) Ik zag dat hij deze kant op rende. Ik zag dat daarachter een tweede persoon (2) aankwam rennen. Ik hoorde dat hij schreeuwde naar mij: "bel de politie, hij rent weg van een ongeluk!". Ik was al aan de telefoon met de politie. De afstand tussen de brandtrap en het voorval was ongeveer 10 meter. Ik zag dat persoon 1 een tak pakte en deze gooide naar persoon 2.
Ik zag dat zij verder achterop het terrein rende en dat zij uit mijn zicht verdwenen. Ik werd door een politieagent aangesproken dat ik naar mijn auto moest kijken voor schade.
Diezelfde dag omstreeks 17.30 uur liep ik naar mijn auto. Ik zag dat de tak waarmee persoon 1 had gegooid bij mijn auto op de grond lag. Vervolgens zag ik dat er schade was aan het dak van mijn auto. De schade aan het dak bestond uit lakschade. Daarnaast zag ik dat er krassen zaten op de dak rails. Er zijn foto's gemaakt door een politieagent van de schade. [5]
Aangever [slachtoffer 5] heeft op 25 september aangifte gedaan en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag inmiddels dat de bestuurder wegrende. Ik zag dat de bestuurder ongecontroleerd rende, alsof hij onvast te been was. Ik vermoedde dat de bestuurder onder invloed was. Ik ben direct achter de bestuurder aangerend. We zijn door meerdere bossages gerend. Ik zag dat de bestuurder meerdere voorwerpen, zoals takken, naar mij gooide. Ik vermoed om mij af te schudden. Na een aantal bossages ben ik de bestuurder uit het zicht verloren. (...) [6]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5
De rechtbank is op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen -anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat bewezen kan worden dat de schade aan de auto is ontstaan door toedoen van verdachte. Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat hij een tak zag liggen naast zijn auto en dat dit dezelfde tak was waarmee verdachte eerder had gegooid.
De rechtbank acht bewezen dat met het gooien van deze tak, die naast de auto is aangetroffen, de schade aan de auto, in de vorm van krassen/ lakschade op het dak, is veroorzaakt. Hieruit volgt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het ten laste gelegde, te weten de beschadiging op het dak van de auto, heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 25 september 2023 te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Audi Q7 met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende over de weg, de afrit van de rijksweg A12 en de Amersfoortseweg (N227), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
-na voorafgaand gebruik van alcohol en cocaïne en
-en komende vanaf de rijksweg A12 met een aanzienlijk hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, over de afrit van de rijksweg A12 en richting een T-splitsing (afrit rijksweg A12 / Amersfoortseweg (N227)) te rijden en
-vervolgens niet te stoppen voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat reeds minimaal 38,3 seconden rood licht uitstraalde en
-vervolgens de controle over dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te verliezen, en
-daarbij over de middengeleider te rijden en
-vervolgens op de rijstroken bestemd voor het verkeer in tegengestelde richting met onverminderde snelheid tegen twee voertuigen (te weten een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] en een Renault Traffic met kenteken [kenteken] ) te botsen,
waardoor een ander, te weten
- [slachtoffer 1] (inzittende Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en
- [slachtoffer 2] (inzittende Renault Traffic met kenteken [kenteken] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
op 25 september 2023 te Doorn en Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, als bestuurder van een voertuig (Audi Q7 met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A12 en de Amersfoortseweg (N227), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- na voorafgaand gebruik van alcohol en cocaïne en
- met een hoge snelheid te rijden en
- gevaarlijk over de rijstroken/de weg te slingeren, en
- abrupt te remmen en
- tegen een voor hem, verdachte, over die weg in dezelfde rijrichting als hem, verdachte, rijdende personenauto (Mercedes met kenteken [kenteken] ) te botsen en
- vervolgens komende vanaf de rijksweg A12 met een aanzienlijk hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, over de afrit van de rijksweg A12 en richting een T-splitsing (afrit rijksweg A12 / Amersfoortseweg (N227)) te rijden en
- daarbij zonder dat er sprake was van een noodgeval als bedoeld in artikel 43 derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gebruik te maken en te rijden op/over de vluchtstrook
- vervolgens niet te stoppen voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat reeds minimaal 38,3 seconden rood licht uitstraalde en
- vervolgens de controle over dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te verliezen, en
- daarbij over de middengeleider te rijden en
- vervolgens op de rijstroken bestemd voor het verkeer in tegengestelde richting met onverminderde snelheid tegen twee voertuigen (te weten een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] en een Renault Traffic met kenteken [kenteken] ) te botsen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
3
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden
- in Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, op de rijksweg A12, op 25 september 2023, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) letsel en/of schade was toegebracht en
- in Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, op de Amersfoortseweg (N227), op 25 september 2023, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan anderen (te weten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
4
op 25 september 2023, te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug en Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 66 microgram cocaïne per liter bloed en 0,95 milligram ethanol/alcohol per milliliter bloed bedroeg;
5
op 25 september 2023, te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat bij de bewezenverklaring van zowel feit 1 primair (artikel 6 WVW) als feit 2 primair (artikel 5a WVW) sprake is van eendaadse samenloop. De feiten leveren een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op. Verdachte wordt daarvan in wezen één verwijt gemaakt, terwijl de strekking van de strafbepalingen in grote mate overeenkomt, namelijk de bescherming van de verkeersveiligheid. Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen zal de rechtbank hier in de strafoplegging rekening mee houden.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1 primair en 2 primair:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 4:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij bij de LOVS-oriëntatiepunten voor artikel 6 WVW en dan de categorie “lichamelijk letsel, tijdelijke ziekte”.
De verdediging heeft verzocht tevens rekening te houden met het feit dat verdachte de volle verantwoordelijkheid neemt voor het verkeersongeluk en open staat voor contact met de slachtoffers. Het recidiverisico zal laag zijn. Hij valt niet in de categorie mensen die veelvuldig onder invloed van alcohol en drugs rijdt.
Het verzoek van de verdediging is, gelet op het voorgaande, om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen conform zijn voorarrest, in combinatie met een zeer forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een rijontzegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 25 september 2023 schuldig gemaakt aan een verkeersongeval. Onder invloed van alcohol en drugs reed hij op de afrit 21 van de rijksweg A12 en naderde hij het kruispunt met een te hoge snelheid. Onderaan de afrit is hij door het rode licht en over de middengeleider gereden, waarna hij op de kruising in botsing is gekomenmet twee voertuigen. Daarbij hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lichamelijk letsel opgelopen. Ook zijn bij de botsing nog andere inzittenden van de Volkswagen en Renault gewond geraakt, maar in minder ernstige mate dan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook zijn beide auto’s fors beschadigd. Verdachte is vervolgens uit zijn auto gestapt en heeft zich uit de voeten gemaakt. Verdachte heeft de slachtoffers achtergelaten, terwijl hij wist dat hij hen letsel en/of schade had toegebracht. Vervolgens probeerde hij nog zijn achtervolger van zich af te schudden door met een tak te gooien, waardoor de auto van [benadeelde] is beschadigd.
Verdachte was bovendien kort voor dit ongeval betrokken bij nog een andere botsing op de Rijksweg A12 tegen een vóór hem rijdende Mercedes, bestuurd door de heer [slachtoffer 3] . Ook hij heeft ook letsel en schade opgelopen door toedoen van verdachte, en ook bij die aanrijding is verdachte is met hoge snelheid op de vlucht geslagen.
Verdachte heeft deze slachtoffers en andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht door onder invloed van alcohol en drugs te gaan rijden en onaanvaardbare risico’s in het verkeer te nemen. De rechtbank benadrukt daarbij dat gezien de ernst van de overtredingen alle betrokkenen van geluk mogen spreken dat het niet (nog) erger is afgelopen. Dat het niet erger is afgelopen, is in ieder geval niet aan het handelen van verdachte te danken. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn Nederlandse justitiële documentatie van 26 juli 2024 en zijn Duitse en Roemeense justitiële documentatie van 23 mei 2024. Hieruit blijkt dat aan verdachte in 2022 en in 2023 een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf zijn opgelegd voor een voertuig besturen zonder rijbewijs en dat hij in Roemenië bovendien nog in een proeftijd liep. Deze straffen hebben verdachte kennelijk niet weerhouden van het opnieuw, en nog ernstiger, schenden van de verkeersregels. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ter terechtzitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor het verkeersongeluk en oprecht gekweld wordt door gevoelens van schuld naar de slachtoffers. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van verdachte rekening houden.
Strafoplegging
De rechtbank merkt op dat er voor het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag geen oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bestaan. De rechtbank heeft in dit geval als uitgangspunt aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor het met een zeer hoge mate van schuld veroorzaken van een verkeersongeval, met alcoholgebruik van boven 570 ugl/l (omdat sprake is van combinatiegebruik van alcohol en drugs) en waarbij lichamelijk letsel het gevolg is. De oriëntatiepunten nemen in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie jaar als uitgangspunt. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan ten voordele van verdachte af te wijken. De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd en stelt vast dat doorgaans gevangenisstraffen aan de orde zijn indien sprake is van roekeloos rijgedrag.
Voor overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet en het zich schuldig maken aan beschadiging zijn geen oriëntatiepunten. De rechtbank kijkt daarom ook naar de opgelegde straffen in soortgelijke zaken.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Daarbij is ook relevant dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet tot een bewezenverklaring van zwaar lichamelijk letsel komt bij feit 1 primair.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte ingevorderd c.q. ingehouden is geweest.
Tenuitvoerlegging van de straf
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 20 december 2023 geschorst. Aan verdachte wordt nu een langere gevangenisstraf opgelegd dan zijn reeds ondergane voorarrest. Bij de beoordeling of de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in dit geval moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en de verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding om de schorsing op te heffen. Naar het oordeel van de rechtbank kon door het stellen van schorsingsvoorwaarden het met voorlopige hechtenis nagestreefde doel – kort gezegd: het voorkomen van herhaling en het plegen van nieuwe strafbare feiten – toereikend worden gewaarborgd. Gelet op de beperkte duur van de in deze zaak opgelegde straf en het type feiten waarvoor verdachte veroordeeld is, is opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis niet aangewezen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon en het in beslag genomen paspoort aan verdachte geretourneerd moeten worden.
De auto en het geld moeten terug naar de rechthebbende.
De verdovende middelen dienen onttrokken te worden aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van het geldbedrag van € 2.000,-, de telefoon en het paspoort aan verdachte.
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de auto aan de rechthebbende [A] daar verdachte heeft gesteld geen rechthebbende te zijn.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Paspoort (Omschrijving: PL0900-2023293337-G3237691);
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2023293337-G3226492, Roze, merk: Samsung);
- € 2.000,- IBG 17-10-2023 (Omschrijving: PL0900-2023293337-3237680).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2023293337-G3237682 2X ZAKJE MET WIT POEDER), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Bewaring in beslag genomen voorwerpen
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- 1 STK Personenauto (Omschrijving: PL0900-2023293337-G3226441, wit,
merk: AUDI, chassisnr: [chassisnummer] )
kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. [A] heeft een klaagschrift ingediend en daarbij verzocht om teruggave van de auto. De rechter die over dat klaagschrift gaat oordelen dient te beslissen of [A] de rechthebbende is. De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van deze voorwerpen gelasten.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 55, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5a, 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straffen
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • ontzegt verdachteter zake van het onder 1 primairbewezen verklaarde
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaar;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
* 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2023293337-G3237682 2X ZAKJE MET WIT POEDER);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
* 1 STK Paspoort (Omschrijving: PL0900-2023293337-G3237691)
* 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2023293337-G3226492, Roze,
merk: Samsung);
* € 2.000,- IBG 17-10-2023 (Omschrijving: PL0900-2023293337-3237680);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het volgende voorwerp:
* 1 STK Personenauto (Omschrijving: PL0900-2023293337-G3226441, wit,
merk: AUDI, chassisnr: [chassisnummer] ).
Dit vonnis is gewezen door D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. J. Edgar en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 september 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 25 september 2023, te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Audi Q7 met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende over de weg, de afrit van de rijksweg A12 en/of de Amersfoortseweg (N227), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-na voorafgaand gebruik van alcohol en/of cocaïne en/of
-terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of
(komende vanaf de rijksweg A12) met onverminderde snelheid, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, althans met een aanmerkelijk hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was over de afrit van de rijksweg A12 en/of richting een T-splitsing (afrit rijksweg A12 / Amersfoortseweg (N227)) te rijden en/of
-(daarbij) zonder dat er sprake was van een noodgeval als bedoeld in artikel 43 derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gebruik te maken en/of te rijden op/over de vluchtstrook
-(vervolgens) niet te stoppen voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat reeds (minimaal 38,3 seconden) rood licht uitstraalde en/of
-(vervolgens) de controle over dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk te verliezen, althans het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid te besturen en/of
-(daarbij) over de middengeleider te rijden en/of
-(vervolgens) op de rijstro(o)k(en) bestemd voor het verkeer in tegengestelde richting (met onverminderde snelheid) tegen twee, althans een of meerdere voertuigen (te weten een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] en/of een Renault Traffic met kenteken [kenteken]
) te botsen,
waardoor een ander, te weten
- [slachtoffer 1] (inzittende Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen en/of een gebroken ruggenwervel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 2] (inzittende Renault Traffic met kenteken [kenteken] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding/hersenkneuzing en/of gekneusde ribben, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft
voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende
lid van genoemde wet;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994, art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, op of omstreeks 25 september 2023, te Doorn en/of Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (Audi Q7 met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de rijksweg A12 en/of de Amersfoortseweg (N227), zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of cocaïne en/of
- terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en/of
- met een hoge snelheid, in elk geval met een hogere snelheid dan gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- ( gevaarlijk) over de rijstroken/de weg te slingeren, althans abrupte stuurbewegingen te maken en/of
- abrupt te remmen en/of
- tegen een voor hem, verdachte, over die weg in dezelfde rijrichting als hem, verdachte, rijdende personenauto (Mercedes met kenteken [kenteken] ) te botsen en/of
- ( vervolgens) komende vanaf de rijksweg A12 met onverminderde snelheid, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, althans met een aanmerkelijk hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was over de afrit van de rijksweg A12 en/of richting een T-splitsing (afrit rijksweg A12 / Amersfoortseweg (N227)) te rijden en/of
- ( daarbij) zonder dat er sprake was van een noodgeval als bedoeld in artikel 43 derde lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gebruik te maken en/of te rijden op/over de vluchtstrook
- ( vervolgens) niet te stoppen voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat reeds (minimaal 38,3 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- ( vervolgens) de controle over dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk te verliezen, althans het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid te besturen en/of
- ( daarbij) over de middengeleider te rijden en/of
- ( vervolgens) op de rijstro(o)k(en) bestemd voor het verkeer in tegengestelde richting (met onverminderde snelheid) tegen twee, althans een of meerdere voertuigen (te weten een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] en/of een Renault Traffic met kenteken [kenteken] ) te botsen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden
- in Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug op de rijksweg A12, op of omstreeks 25 september 2023, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of
- in Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug op de Amersfoortseweg (N227), op of omstreeks 25 september 2023, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een of meer ander(en) (te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
4
hij, op of omstreeks 25 september 2023, te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug en/of Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 66 microgram cocaïne per liter bloed en 0,95 milligram ethanol/alcohol per milliliter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
( art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )
5
hij, op of omstreeks 25 september 2023, te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 februari 2024, genummerd PL0900-2023294245, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 224. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2024.
3.Een proces-verbaal rijden onder invloed van 17 november 2023, p. 73 e.v.
4.Een geschrift, te weten een Rapport Alcohol en drugs in het verkeer van 27 oktober 2023 van Eurofins Forensics te Brugge (België), opgemaakt door Dr. [toxicoloog] , toxicoloog, p. 82 e.v.
5.Een proces-verbaal aangifte van [benadeelde] van 26 september 2023, p. 68 e.v.
6.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 5] van 25 september 2023, p. 48 e.v.