4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
Een proces-verbaal van aanrijding, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum: 19 november 2021
Adres: [adres]
Plaats: [woonplaats]
Bestuurder (fietsster)
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen]
Betrokken voertuig
Voertuig Bestelauto [kenteken] Opel Vivaro
Bestuurder [verdachte]
De verkeersongevalsanalyse, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Voertuig 1: bedrijfsauto
Voertuig 2: fiets
Op het camerabeeld was het terrein tussen de voorgevel van het pand en het deel van de rijbaan waar de botsing had plaatsgevonden, zichtbaar. Verder is de onderbroken streep van de suggestiestrook, het zwarte teerlint op de as van de rijbaan en de blokmarkering op het kruisingsvlak van het T-kruispunt met de Lindenlaan zichtbaar.
Aan de hand van de opnames konden over de afstand dat zij zichtbaar waren op de opnames de posities op de rijbaan en de rijlijnen van betrokken voertuigen worden bepaald.
Voertuig 1 bevindt zich op het moment dat het in beeld komt links naast de as van de rijbaan. Wij zagen dat het voertuig tot aan het conflict nog iets verder naar links verplaatste.
Voertuig 2 bevindt zich op het moment dat het in beeld komt, links van de suggestiestrook. Vervolgens is zichtbaar dat de bestuurster in een vloeiende beweging verder naar links beweegt tot zij op het conflictpunt enkele tientallen centimeters links van de as van de rijbaan is.
De afstand van het in beeld komen tot het conflictpunt bedroeg ongeveer 13,15 meter. De snelheid van het voertuig 1 bedroeg ongeveer 53 km/h. De snelheid van voertuig 3 bedroeg ongeveer 17 km/h. Het betreft indicatieve snelheden.
Camera schermafdruk 1 Links komt voertuig 2 in beeld en bevindt zich op dat moment al links van de suggestiestrook
Camera schermafdruk 2 Voertuig 2 grotendeels in beeld. De bestuurster kijkt vooruit en geeft alleen haar rechterhand aan het stuur.
Camera schermafdruk 3 Voertuig 2 geheel in beeld. De bestuurster kijkt vooruit en geeft met haar linkerarm richting aan. Daarnaast is zichtbaar dat de afstand tot aan de suggestiestrook is toegenomen ten opzichte van de vorige afbeelding
Camera schermafdruk 4 Voertuig 2 geheel in beeld. Het hoofd, de schouders en linkerarm van bestuurster verdwijnen uit beeld. Opnieuw is de afstand tot aan de suggestiestrook toegenomen ten opzichte van de vorige afbeelding. Voertuig 2 bevindt zich op deze afbeelding nagenoeg tegen de as van de rijbaan aan.
Camera schermafdruk 5 Voertuig 1 komt in beeld. Meer van de bestuurster van voertuig 2 is uit beeld verdwenen. De afstand is toegenomen ten opzichte van de vorige afbeelding. Beide voertuigen bevinden zich op deze afbeelding over de as van de rijbaan.
Camera schermafdruk 6 Voertuig 1 is nagenoeg geheel in beeld. Meer van voertuig 2 verdwijnt uit beeld. De afstand tot aan de suggestiestrook is toegenomen ten opzichte van de vorige afbeelding. Duidelijk is dat voertuig 2 in een vloeiende beweging van rechter zijde van de rijbaan in de richting van de linkerzijde van de rijbaan beweegt. Links komt een tweede fiets in beeld.
Camera schermafdruk 7 Het moment dat voertuig 1 in botsing komt met voertuig 2.
Camera schermafdruk 8 De rechter achterlichtunit van voertuig 1 komt in beeld. Daarop is te zien dat het remlicht brandt. De bestuurster van voertuig 2 ligt in eindpositie.
Oorzaak:
Voertuig 2 was op het moment dat zij in het beeld van de bewakingscamera kwam al bezig met het oversteken van de rijbaan van de Hoge Rijndijk. Zij gaf op dat moment al richting aan middels het uitsteken van haar linkerarm. Zij bevond zich op dat moment direct links naast de suggestiestrook. Vervolgens beweegt zij in een vloeiende zijwaartse beweging in de richting van de Lindenlaan. Over de afstand vanaf dat zij in beeld kwam tot aan het conflictpunt, zijnde een afstand van ongeveer 13,15 meter, bewoog zij ruim twee meter naar links en kwam daarmee ruim 0,45 meter over de as van de rijbaan.
Voertuig 1 bevond zich, op het moment dat het in beeld kwam van de bewakingscamera, direct links naast de as van de rijbaan. De bestuurder van dit voertuig haalde op dat moment een fietser in die op dat moment ongeveer 2 seconden achter voertuig 2 reed. Opvallend was dat voertuig 1 daarbij relatief ver naar links was uitgeweken. Voertuig 1 bleef links naast de as van de rijbaan rijden en botste vervolgens tegen voertuig 2. Voertuig 2 en diens bestuurster kwamen daarbij ten val.
Ervan uitgaand dat voertuig 1 voordat het in beeld verscheen, met ongeveer gelijke snelheid heeft gereden als de tijd in beeld, dan bevond het zich op het moment dat voertuig 2 in beeld verscheen, ongeveer 25 a 30 meter achter voertuig 2. Op dat moment bevond zich een tweede fietsster tussen voertuig 1 en voertuig 2 welke kort voordat voertuig 1 in beeld verscheen, door voertuig 1 werd ingehaald.
Indien de bestuurder van voertuig 1 terwijl hij met een snelheid reed van 53 km/h, een noodremming had uitgevoerd met een vertraging van 8 m/s, kon hij zijn voertuig binnen 12 meter (1,75 seconde) tot stilstand brengen. Met een reactietijd van 1 seconde zou de stopafstand ongeveer 26 meter (2,75 sec) zijn geweest. Voertuig 2 zou zich dan ongeveer 13 meter voor het conflictpunt bevinden. Dat is op de camerabeelden ongeveer het moment dat voertuig 2 in beeld komt. Bij een reactietijd van 2 seconden zou voertuig 2 zich ongeveer 18 meter voor het conflict bevinden en voertuig 1 ongeveer 40 meter zijnde 22 meter achter voertuig 2.
Indien de bestuurder van voertuig 1 gedurende die tijd recht vooruit zou kijken, bevond voertuig 2 zich absoluut zeker in de binoculaire zone van het gezichtsveld van de bestuurder van voertuig 1. Uit niets bleek dat het zicht van de bestuurder van voertuig 1 naar voren toe op enige wijze werd ontnomen of beperkt. De bestuurder van voertuig 1 had voertuig 2 in deze situatie dus op tijd kunnen waarnemen en zodoende een botsing kunnen voorkomen. De snelheid van voertuig 1 voordat het in beeld kwam van de bewakingscamera is forensisch technisch niet vast te stellen even zomin als het moment dat de bestuurder van dit voertuig begon met remmen. Een (veel) te hoge snelheid van voertuig 1 zou wel een verklaring kunnen zijn waarom voertuig 2 te laat werd waargenomen.
De verklaring van getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik fietste op de Rijndijk. Voor mij fietste er een dame op een afstand van 5 tot 10 meter. Ik zag dat de fietsster eerst naar achteren keek en daarna haar linker arm uitstak om aan te geven dat ze naar links ging afslaan. Vervolgens zag ik de fietsster voorsorteren. Ik zag dat ze op dat moment ongeveer op het midden van de weg fietste. Achter mij kwam er een wit busje aanrijden en op het moment dat de fietsster voorsorteerde reed hij haar aan.
Het schouwverslag van [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] , geboren op [1955] .
Ernstig hersenletsel alsmede gebroken ribben en wervels opgelopen. 17 uur na het ongeval op de intensive care van het UMCU overleden. Conclusie: Niet-natuurlijk overlijden ten gevolg van ernstig neuro-trauma.
Juridisch kader
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), zoals primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan.Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijk moment van onoplettendheid hoeft nog geen schuld op te leveren.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op vrijdag 19 november 2021, omstreeks 08:52 uur, rijdt verdachte in een bestelbus op de Hoge Rijndijk in Woerden in de richting van het T-kruispunt met de Lindenlaan. De maximaal toegestane snelheid op deze weg is 50 km/h. Verdachte rijdt met een snelheid van ongeveer 51 km/h. Op de Hoge Rijndijk fietst [slachtoffer] op een elektrische fiets met een snelheid van ongeveer 17 km/h, in dezelfde richting als verdachte. Kort voor het T-kruispunt kijkt [slachtoffer] achterom, steekt haar linkerarm uit en stuurt haar fiets met een vloeiende beweging naar links, over de suggestiestrook richting de as (het midden) van de weg. Wanneer verdachte het kruispunt nadert, rijdt hij links van de as van de weg, op de weghelft die is bestemd voor het verkeer dat uit tegengestelde richting komt. Het zicht vóór hem is op dat moment vrij. Hij nadert de naar links afslaande fietsster zonder snelheid te minderen. De rechter voorkant van het busje raakt de fietsster aan de linkerzijde, waardoor zij ten val komt. [slachtoffer] wordt spoedig na het ongeval naar het ziekenhuis gebracht en overlijdt de volgende dag aan de gevolgen van de aanrijding.
Oordeel over het feit
Op de bestuurder van een auto rust altijd de zorgplicht om zich te vergewissen van andere verkeersdeelnemers, zeker als zich mogelijk ‘zwakkere’ verkeersdeelnemers op de weg kunnen bevinden, zoals fietsers. Een verkeersdeelnemer moet zijn snelheid verder aanpassen aan de specifieke situatie. Bij een onoverzichtelijk kruispunt, zoals hier het geval, dient men behoedzaam en met aangepaste snelheid die kruising naderen. Verder mag van een verkeersdeelnemer die een andere verkeersdeelnemer gaat passeren worden verwacht dat hij goed kijkt of het veilig is om te passeren - waarbij hij die andere verkeersdeelnemer in de gaten houdt - en dat hij zich daar ook van blijft vergewissen tijdens het passeren.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de verkeerssituatie ter plaatse goed kent en wist dat hij het T-kruispunt naderde. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij de fietsster vlak voor de aanrijding in het geheel niet heeft gezien. De fietsster heeft voordat zij met haar fiets naar links stuurde achterom gekeken en haar linkerarm uitgestoken. De getuige die achter haar fietste heeft dit gezien. De fietsster reed op het moment dat zij door verdachte werd aangereden, recht voor verdachte. Aangezien verdachte vrij zicht had voor zich, had hij de fietsster gedurende enige tijd moeten kunnen zien als hij vooruit had gekeken. Uit de verklaring van verdachte dat hij de fietsster niet heeft gezien, leidt de rechtbank af dat hij in ieder geval enige tijd niet (goed) vooruit heeft gekeken. Dit terwijl verdachte een dergelijk kruispunt behoedzaam had moeten naderen en goed had moeten letten op andere verkeersdeelnemers.
Bij de beoordeling van het rijgedrag van verdachte neemt de rechtbank ook de snelheid waarmee verdachte reed in overweging. Hoewel verdachte niet (veel) harder reed dan toegestaan, verwijt de rechtbank verdachte wel dat hij zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse. Verdachte naderde immers een T-kruispunt. Daar komt bij dat de rechtbank uit het dossier afleidt dat verdachte bezig was met een inhaalmanoeuvre. Verdachte bevond zich op het moment voor het ongeval immers links van de as van de weg, op de baan van het tegemoetkomende verkeer. Door deze rijbeweging te maken op deze plek en met deze snelheid, heeft verdachte een gevaarlijke verkeerssituatie gecreëerd. Verdachte heeft blijkbaar voor het inzetten van de inhaalmanoeuvre en/of tijdens het uitvoeren daarvan niet goed gekeken of het wel veilig was om deze manoeuvre uit te voeren, anders had hij [slachtoffer] gezien. Als verdachte snelheid had geminderd, had hij meer tijd gehad om zich te vergewissen van de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers.
In dit samenstel van feiten en omstandigheden kan verdachte een groter verwijt worden gemaakt dan een enkel moment van onoplettendheid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Door dit aanmerkelijke onvoorzichtige rijgedrag heeft de aanrijding plaatsgevonden. Niet ter discussie staat dat [slachtoffer] als gevolg van deze aanrijding is overleden. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dus bewezen, waarbij de rechtbank bewezen acht dat sprake is van aanmerkelijke schuld van verdachte.
Feit 2:
Proces-verbaal van aanrijding, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Datum: 19 november2021
Plaats: Woerden
De verdachte reed in een bestelauto welke, op peildatum, niet verzekerd bleek te zijn.
Voertuig: [kenteken]
Eigenaar/houder: [verdachte] .
Proces-verbaal van bevindingen
Uit informatie van het kentekenregister bleek dat op vrijdag 19 november 2021 aan de verzekeringsplicht voor het motorrijtuig, merk Opel, type Vivaro en voorzien van het kenteken [kenteken] ingevolge de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) niet was voldaan. Ten tijde van het ongeval was voornoemd kenteken afgegeven aan verdachte [verdachte] .