ECLI:NL:RBMNE:2024:5479

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
16-236351-23; 02-055182-22 (TUL); 09-077339-21 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op 14-jarig slachtoffer met voorbedachten rade door verdachte en medeverdachte

Op 15 september 2023 heeft verdachte samen met haar medeverdachte geprobeerd om het 14-jarige slachtoffer met messteken om het leven te brengen. De verdachte en haar medeverdachte hebben voorafgaand aan de daad besproken hoe zij het slachtoffer zouden doden. Het slachtoffer werd naar een vooraf gekozen locatie gelokt, waar hij meerdere keren met een mes in de hals en nek werd gestoken. De verdachte filmde het geweld terwijl haar medeverdachte het slachtoffer aanviel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met daarnaast de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd, gezien de vastgestelde psychische stoornissen van de verdachte. Tevens is de verdachte verplicht om een schadevergoeding aan het slachtoffer te betalen. De zaak is behandeld in de rechtbank Midden-Nederland, waar de verdachte en haar medeverdachte op verschillende zittingen zijn gehoord. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-236351-23; 02-055182-22 (TUL); 09-077339-21 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [1993] te [geboorteplaats]
zonder vaste woon-/ of verblijfplaats hier ten lande
thans gedetineerd in de [verblijfplaats]
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 december 2023, 15 maart 2024, 7 juni 2024, 30 augustus 2024 en 18 september 2024.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 30 augustus 2024 plaatsgevonden.
Het onderzoek ter terechtzitting is op 18 september 2024, met instemming van de officier van justitie en de verdediging, enkelvoudig gesloten, waarna het vonnis is uitgesproken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van de standpunten van verdachte en mr. E.W.B. Twist, advocaat te Dordrecht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partij
[slachtoffer] naar voren is gebracht door mr. F.M.M. Buijs, zijn raadsvrouw en [A] , moeder van [slachtoffer] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 15 september 2023 in Houten/Nieuwegein, samen met een ander of anderen, met voorbedachten rade geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden door die [slachtoffer] met een mes te steken en stekende bewegingen naar die [slachtoffer] te maken,
dan wel (subsidiair) samen met anderen, met voorbedachten rade, die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht,
dan wel (meer subsidiair) samen met anderen, met voorbedachten rade, heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit voor het medeplegen van de poging moord dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of een poging daartoe.
Verdachte heeft ontkend dat zij heeft geprobeerd om het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), te steken. Het dossier bevat daarvoor ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte wist wat er zou gaan gebeuren, maar heeft enkel een mes aan de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) ter beschikking gesteld en zou filmen. Dit is onvoldoende om van medeplegen van poging moord of (poging) zware mishandeling te spreken. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, haar rol was meer faciliterend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat zij samen met [medeverdachte] in de dagen voor 18 september 2023 het plan had gemaakt om [slachtoffer] te vermoorden door hem met een mes te steken. Van tevoren was afgesproken dat [medeverdachte] [slachtoffer] in zijn hals zou steken en dat verdachte dit zou filmen. Het mes waarmee [slachtoffer] zou worden gestoken had zij in haar handtas meegenomen. Zij had met [medeverdachte] afgesproken dat zij, als hij met [slachtoffer] aan het vechten was, net zou doen alsof zij [medeverdachte] wilde tegenhouden. Verdachte en [medeverdachte] hadden met [slachtoffer] afgesproken dat zij hem op 15 september 2023 onder de brug tussen Nieuwegein en Houten zouden ontmoeten om te chillen. Verdachte was daar op 15 september 2023 samen met [medeverdachte] naar toegegaan. Op het moment dat [medeverdachte] met [slachtoffer] aan het vechten was en [medeverdachte] [slachtoffer] stak, is zij gaan filmen. Terwijl zij aan het filmen was, had zij het mes van [medeverdachte] afgepakt. [2]
[slachtoffer] heeft bij de politie het volgende verklaard.
V: Waar was het gebeurd?
A: Het was onder de fietsbrug van Nieuwegein naar Houten die over het water gaat.
A: Zij
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] en verdachte)waren daar al, ze deden heel chill tegen mij. (…)
Ik zat even op mijn telefoon en ineens stonden zij beiden op. Ik zie ineens een camera aangaan en ik zie een mes; er wordt op mij ingestoken.
V: Wie deed wat?
A: [medeverdachte] ging mij steken [verdachte] ging filmen.
V: Waar stak hij jou?
A: Mijn rechterhand, mijn linkerhand, mijn nek twee keer bij mijn linker oor en mijn rechter bovenarm [3]
V: Is er gericht gestoken in je nek, of was iemand gewoon in het wilde weg aan het steken?
A: Nee wel gericht denk ik.
V: Waarom denk je dat?
A: Ik hoorde [verdachte] vier keer zeggen "In zijn nek". [4]
V: Hoe ging het verder nadat [medeverdachte] jou gestoken had?
A: [verdachte] heeft het mes vervolgens gepakt van [medeverdachte] en probeerde mij toen te steken maar ik kon op tijd wegkomen.
Zij pakte mij eerst vast bij mijn trui en toen maakte zij die steekbeweging maar ik kon loskomen.
V: Hoe had zij het mes vast?
A: Met de punt naar voren. [5]
Door de GGD Amsterdam werd een rapport opgemaakt over de door [slachtoffer] op 15 september 2023 gelopen letsels. [6]
Bij het uitwendige lichamelijke onderzoek van [slachtoffer] op 15-09-2023 werden op de afdeling Spoedeisende Hulp ('SEH’) van het UMC Utrecht de volgende letsels vastgesteld:
- A een verwonding (‘Laceratie 2-3 cm’) aan het achterhoofd in de haargrens ;
- Been verwonding links zijwaarts in de hals (Laceratie van 5-6 cm tot onder oorlel’);
- Ceen verwonding links zijwaarts aan het gelaat (Laceratie van 2-3 cm tpv jukbeen');
- D + Etwee verwondingen ('2 steekverwondingen van 2-3 cm’) aan de rechterbovenarm;
- Feen verwonding aan de (rechter)handpalm (‘Laceratie 2 cm volaire zijde hand’).
- Geen verwonding aan de rechterhand met aanwijzingen voor een beperking van de strekfunctie van de ringvinger. (…) In dit wondtraject werd tevens een breuk van het kopje van het vierde middenhandsbeentje aangetroffen en was er een gedeeltelijke doorsnijding van de strekpees van de ringvinger waarvoor een specifieke peeshechting werd uitgevoerd;
-
- Heen verwonding aan de linker ringvinger tot in de onderhuidse weefsels;
-
- Ieen (oppervlakkige) snijwond aan de strekzijde van het eindgewricht van de linker middelvinger. [7]
De letsels aan de linkerwang (A), links in de hals (B), in de nek (C),zijwaarts aan de rechterbovenarm (D, E), in de rechterhand (F, G) en aan de linker ringvinger (H) worden in de medische informatie onder andere aangemerkt als ‘steekwonden'. [8]
Door verbalisant [verbalisant 1] is de telefoon van [medeverdachte] onderzocht.
In de telefoon werden SMS berichten tussen de gebruiker van de telefoon en [telefoonnummer] aangetroffen in de periode tussen 13 september 2023 en 14 september 2023. [9]
Vastgesteld is dat verdachte [verdachte] de gebruiker is van de telefoon met nummer [telefoonnummer] , [10]
[verdachte] zegt tegen de gebruiker dat hij rustig moet blijven. Dat dit stressvolle situaties zijn en dat ze morgen bij de torrie door de adrenaline niet op elkaar moeten botvieren. Dat ze rustig naar elkaar moeten blijven. Dat ze een team zijn. Dat ze maar één doelwit hebben. Dat ze goed moeten afspreken welke kant zij gaan oprennen. Dat ze goed voorbereid moeten zijn. Dat de rollen goed verdeeld moeten worden.
[verdachte] geeft op 14 september 2023 aan dat gebruiker alle apps morgen moet verwijderen. [11]
Door verbalisant [verbalisant 1] is de telefoon van verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] onderzocht.
Uit de telefoon kwamen de volgende chatgesprekken naar voren: [12] 10-9-2023-13-9-2023:Chat met [medeverdachte][telefoonnummer]vraagt of [medeverdachte] al wat over de torrie (klus) weet.
[telefoonnummer] zegt dat [medeverdachte] osso (huis) moet regelen.
[medeverdachte] appt dat [adres] hun adres wordt voor de overnachting. [13]
Op de telefoon van verdachte werden een aantal videofragmenten aangetroffen.Door verbalisant werden de filmpjes bekeken en beschreven. [14]
Filmpje voorbereiding met mes [15] - [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte) filmt en zegt: "Djoek, djoeke djoeke 'm in zijn nek, eindstand als hun daarheen lopen ga ik al een beetje proberen he, ze tegen te houden snap je weetjewel vannehh een beetje van ehh .. mijn niffi mooi he, maar een beetje van eh kankerdure mes 150 euro maar die mag gewoon gedumpt worden in het water maakt niet uit. Eindstand ga ik gewoon naar ze toe weetje en dan doe ik net alsof.. goed zo.. net alsof ik hem wil eh wil tegenhouden , eindstand drie keer in zijn nek diep diep en dan is het whoop! Das pech, WDS weg."
- Terwijl zij zegt: "mijn niffie mooi he" is [medeverdachte] op het filmpje te zien met een mes in zijn rechterhand. [16]
Opmerking verbalisant: In het begin van het filmpje zegt [verdachte] : "Djoek, Djoeke" dit betekent in straattaal steken. [17]
Verbalisant [verbalisant 2] kreeg op 20 september 2023 van een medewerker van de gemeente Nieuwegein een filmpje doorgestuurd van de steekpartij van [slachtoffer] . [18]
Door verbalisant [verbalisant 3] werd bovengenoemd videofragment bekeken en het volgende bevonden.
In de video zijn 3 personen te horen/te zien.
SLO1, het mannelijk slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] );
NNM1, de mannelijke verdachte (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] );
NNV1, de vrouwelijke verdachte (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). [19]
De video begint en direct is te zien dat SL01 op zijn rug op de grond ligt waarbij NNM1 naast SL01 staat en op hem in steekt. SL01 probeert zich zichtbaar te verweren.
SL01 houdt de rechter hand van NNM1 met daarin het mes tegen de grond.
NNM1: Laat los nu!
SL01: Nee, is het dan klaar?
NNV1: Als jij loslaat is het klaar! Als jij loslaat!
SL01: Meen je dat, meen je dat?!
NNV1: Als jij loslaat is het klaar! Als jij loslaat is het klaar!
NNV1: Nu los! Oke los!
NNM1: Oke [verdachte] , pak dat mes, pak dat mes!
NNV1: Ik pak hem.(…)
De beelden worden erg rommelig en er zijn vooral voeten in beeld. Kort daarna gilt SL01
weer hard.(…)
SL01: Aaaaaaaa!
NNV1: Gooi, gooi snel! Gooi in het water! Water, water, water! [20]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde: de poging tot moord. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Medeplegen
De verdediging heeft gesteld dat, gelet op de rol van verdachte, niet gesteld kan worden dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn. Daarvoor is niet vereist dat de rol van iedere dader (precies) even groot is geweest.
Verdachte heeft in de dagen voor het steekincident samen met [medeverdachte] het plan gemaakt om [slachtoffer] om het leven te brengen. Zij hebben besproken dat [medeverdachte] [slachtoffer] zou steken en dat verdachte dit zou filmen. Ook gaf verdachte aan dat [medeverdachte] een adres moest regelen waar zij na de uitvoering van het voorgenomen plan terecht zouden kunnen. Verdachte heeft op 13/14 september 2023 tegen [medeverdachte] gezegd dat ze één team zijn, goed voorbereid moeten zijn, rustig moeten blijven, de rollen goed moeten verdelen en dat [medeverdachte] de volgende dag (15 september 2023) alle apps moet verwijderen.
Zij zijn op de dag van het incident samen naar de plek gereden waar zij met [slachtoffer] hadden afgesproken en hebben daar nogmaals besproken hoe zij te werk zouden gaan.
Verdachte heeft daarbij het mes, waar [medeverdachte] even later [slachtoffer] mee heeft gestoken, meegenomen. Verdachte zegt ter plaatste dat [slachtoffer] meerdere keren in zijn nek zal worden gestoken en dat zij net zal doen of zij er tussen wil komen. Verdachte heeft vervolgens gefilmd hoe [medeverdachte] aan het vechten was met [slachtoffer] en heeft het mes van [medeverdachte] afgepakt en geprobeerd [slachtoffer] te steken. Na het steekincident zijn zij samen weggegaan.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer] te steken.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte met haar bijdrage een zodanig belangrijke, bepalende en sturende rol in het geheel heeft gespeeld en dat er daarmee sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er is dan ook sprake van medeplegen. Daarbij overweegt de rechtbank dat ook als verdachte niet geprobeerd zou hebben [slachtoffer] te steken, haar rol in het geheel zodanig was dat er ook dan sprake zou zijn geweest van medeplegen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Voorbedachten rade
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar dat zij welbewust is overgegaan tot het uitvoeren van het vooraf door haar en [medeverdachte] gemaakt plan tot het doden van [slachtoffer] . Verdachte heeft in de dagen voor het steekincident en op de dag zelf meerdere momenten gehad om zich te beraden over het voorgenomen plan, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van het voorgenomen plan en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met haar medeverdachte opzettelijk en met voorbedachten rade geprobeerd hebben [slachtoffer] van het leven te beroven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
zij op 15 september 2023 te Houten en/of Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermalen met een mes, met meer dan geringe kracht heeft gestoken in de nek en het oor en het gezicht en de schouder en de arm, van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair het medeplegen van poging tot moord.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
  • te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest en
  • te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met [medeverdachte] , schuldig gemaakt aan een poging tot moord op een kind, de pas 14-jarige aangever [slachtoffer] . Zij hebben dit van te voren tot in detail met elkaar besproken en gepland. [slachtoffer] is naar de uitgezochte locatie gelokt en is daar door [medeverdachte] meerdere keren met een mes in – onder andere – zijn nek/hals gestoken terwijl verdachte dit filmde. [slachtoffer] moet doosangsten hebben uitgestaan terwijl op hem werd ingestoken. Dit is ook op indringende wijze te zien en te horen op het filmpje wat van de steekpartij is gemaakt. Het is niet aan verdachte en [medeverdachte] te danken, maar enkel omdat aangever op enig moment kon vluchten, dat het voorgenomen plan niet gelukt is.
Met haar handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft de eerste maanden na het incident uit veiligheidsoverwegingen in een zogenaamd safe-house gezeten, weg van zijn ouders en broertje. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt hetgeen is gebeurd een grote impact heeft op [slachtoffer] en zijn familie. Zijn leven staat volledig op zijn kop en hij ondervindt hier, psychisch en fysiek, nog steeds de gevolgen van. Hij zal verder moeten leven met deze angstige ervaring, (mogelijk blijvende) letsels en de littekens die hij hier aan heeft overgehouden. Daarnaast zorgen deze feiten voor gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving. In dit geval is het filmpje van de steekpartij ook nog verspreid, waardoor het onder andere bij scholieren van een middelbare school terecht is gekomen. Uit stukken in het dossier blijkt dat er diverse scholieren dusdanig aangedaan en geschokt waren van het filmpje dat de school in samenwerking met de gemeente en de politie een brief richting ouders heeft gestuurd over eventuele opvang van kinderen met een hulpvraag. Verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar openheid van zaken geven, maar lijkt zich de ernst, impact en gevolgen van haar handelen niet volledig te realiseren.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 mei 2024 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- een reclasseringsadvies van de verslavingsreclassering GGZ Inforsa van 17 april 2024, opgemaakt door A. Oppelaar, reclasseringswerker;
- een psychologisch rapport van F. Jonker, psycholoog en supervisor en J.F. ter Harmsel, psycholoog van 4 januari 2024.
- een psychiatrisch rapport van - I.F.F.M. Elzakkers, psychiater van 2 januari 2024.
Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking (LVB), een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, PTSS, Gilles de la Tourette en een stoornis in het gebruik van middelen (cocaïne, speed). Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde en van invloed op de gedragingen en gedragskeuzes van verdachte. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater schat het risico op recidive op korte termijn in als matig-hoog en op (middel)lange termijn als hoog.
Er zijn nauwelijks beschermende factoren. Slechts de in enige mate hechte band met een prosociale volwassene (stiefmoeder) in de jeugd, bewindvoering en in enige mate motivatie voor medicatiegebruik werken beschermend. Er zijn zeer veel risicofactoren, die ook in elkaar grijpen, op alle levensgebieden. Met name de combinatie van LVB, de borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en het middelengebruik werken risicoverhogend. Vooral de hoge mate van impulsiviteit en instabiliteit, de gewelddadige opvattingen, de zeer beperkte coping en de stressvolle leefomstandigheden met een gebrek aan sociale steun zorgen voor het hoge recidive risico.
De beschermende factoren zijn te weinig aanwezig om de vele risicofactoren te neutraliseren.
Een behandeling van lange duur in een gedwongen kader in een zeer gestructureerde klinische setting met een voldoende hoog beveiligingsniveau wordt geadviseerd om het recidiverisico op termijn te minderen. Aandacht voor emotieregulatie, impulscontrole en traumabehandeling zijn cruciaal naast veel vaardigheidstraining en een zeer lange resocialisatiefase, waarbij het toevoegen van externe structuur levenslang van belang blijft.
Minder strakke kaders worden niet haalbaar geacht bij verdachte vanwege haar ernstige beperkingen op diverse fronten.
De psycholoog schat het risico op gewelddadige recidive in als hoog.
Verdachte is op dit moment gemotiveerd om actief met verschillende zaken aan de slag te gaan. Zij lijkt zich gestimuleerd te voelen door positieve bekrachtiging. Afgaande op het verleden en rekening houdend met de impulsiviteit van verdachte, kan de motivatie van verdachte niet als een betrouwbare constante worden beschouwd. Verdachte geeft aan dat zij verschillende personen met een negatieve invloed uit haar leven heeft gezet. Gebleken is echter hoe lastig het is voor verdachte om in te schatten wie ze wel in haar netwerk moet opnemen. Binnen de gestructureerde omgeving van detentie functioneert verdachte goed. Buiten detentie geldt dat er weinig sociaal-maatschappelijke stabiliteit is. De weinige beschermende factoren die op dit moment in zekere mate aanwezig zijn, bieden - gezien de grilligheid en impulsiviteit van verdachte - onvoldoende steun en bescherming om op te wegen tegen het hoge risico.
Gelet op de complexe en chronische problematiek van verdachte wordt intensieve en langdurige behandeling geïndiceerd geacht. Verder geldt dat verdachte vanwege haar licht verstandelijke beperking intensieve (wellicht zelfs levenslange) begeleiding nodig heeft op verschillende levensgebieden,.
In het verleden is geprobeerd om behandeling en begeleiding in een ambulant kader aan te bieden. De haalbaarheid daarvan, ook al geeft verdachte aan daarvoor open te staan, wordt als laag ingeschat, gezien de beperkte behandeltrouw en responsiviteit in het verleden. Daarbij geldt dat ook reclasseringstoezicht eerder niet heeft bijgedragen aan het verminderen van recidive dan wel gedragsverandering. Met die reden geldt dat enkel een klinisch behandel- en begeleidingstraject, waarbij op basis van het resultaat geleidelijk naar een ambulant vervolg kan worden toegewerkt, als passend wordt ingeschat.
De deskundigen adviseren om verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de deskundigen over de stoornissen en de verminderde toerekeningsvatbaarheid en neemt die conclusies over.
De reclassering heeft zich in haar advies achter de conclusies van de Pro Justitia deskundigen geschaard. De risico’s op herhaling worden als hoog ingeschat.
Verdachte is enkel op haar eigen voorwaarden gemotiveerd voor hulp, bijvoorbeeld in een ambulant kader of in een “gewone” kliniek. Behandelingen in het verleden werden door haar veelal voortijdig beëindigd en er werd niet of nauwelijks een gedragsverandering behaald. De verwachting is dat verdachte binnen een tbs met voorwaarden te weinig betrouwbaar is en niet in staat is tot zelfreflectie om afspraken voldoende na te komen, iets wat nodig is voor het op een goede en verantwoorde manier vormgeven van een tbs met voorwaarden.
Daarnaast valt het de reclassering op dat zij sterk de neiging heeft zaken te externaliseren en neemt zij weinig tot geen verantwoordelijkheid voor haar gedrag, zoals dit ook terug te lezen is in de pro Justitia rapporten. Dit maakt dat de reclassering van mening is dat er onvoldoende basis is voor een tbs met voorwaarden. Deze zal naar verwachting te weinig houvast en kader bieden om verdachte te kunnen begeleiden en zal daarmee niet uitvoerbaar zijn.
TBS maatregel met dwangverpleging
Een TBS-maatregel kan worden opgelegd indien wordt voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gestelde voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging wordt voldaan.
Ten eerste bestond bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een licht verstandelijke beperking, een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, PTSS, Gilles de la Tourette en een stoornis in het gebruik van middelen (cocaïne, speed).
Ten tweede is het bewezenverklaarde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Tot slot eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel.
Er is een hoog risico op gewelddadige recidive. Er zijn zeer veel risicofactoren en nauwelijks beschermde factoren. De weinige beschermende factoren die er zijn bieden onvoldoende steun en bescherming om op te wegen tegen het hoge risico. Eerdere pogingen tot ambulante hulpverlening en begeleiding door de reclassering hebben niet geleid tot vermindering van de recidive en gedragsverandering bij verdachte. Behandeling en begeleiding in een minder strak kader dan een TBS-maatregel met dwangverpleging achten de deskundigen niet haalbaar.
Gelet op de problematiek van verdachte is niet uit te sluiten dat zij haar leven lang begeleiding nodig zal hebben op verschillende levensgebieden.
De rechtbank zal daarom de TBS-maatregel met dwangverpleging aan verdachte opleggen. Behandeling is noodzakelijk voordat verdachte (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en moet de samenleving de waarborg geven dat een zodanige terugkeer niet zal plaatsvinden zolang de stoornis die mede aanleiding is geweest voor het handelen van verdachte, onvoldoende is behandeld.
Gelet op de aard en ernst van de psychische problematiek bij verdachte die een intensieve en langdurige behandeling vereist en de eerdere pogingen tot behandeling en begeleiding die niet tot enig resultaat hebben geleid, ziet de rechtbank geen alternatief voor een TBS met dwangverpleging.
Omdat sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, kan, met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr, eerste lid, de TBS-maatregel langer dan vier jaar duren.
Strafoplegging
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, en het strafblad van verdachte, dient naar het oordeel van de rechtbank bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd te worden. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig feit.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank wijkt daarbij af van de eis van de officier van justitie. Gelet op de persoon van verdachte en de noodzakelijke behandeling van verdachte is de rechtbank van oordeel dat met deze gevangenisstraf, in combinatie met TBS met dwangverpleging, voldoende recht wordt gedaan aan het bewezenverklaarde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 34.106,06*. Dit bedrag bestaat uit € 19.106,06 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
*De rechtbank merkt het op de vordering vermelde bedrag van € 34.127,18 aan als een kennelijke verschrijving. In de toelichting op de vordering wordt een totaalbedrag van
€ 34.106.06 genoemd, welk bedrag gelijk is aan het totaal van de in de toelichting genoemde bedragen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Subsidiair dient de vordering ten aanzien van de post “studievertraging” niet ontvankelijk, dan wel afgewezen, te worden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat gelet op de bepleite vrijspraak voor het medeplegen, de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de posten “kleding”, “daggeldvergoeding ziekenhuis”, “gipshoes” en “parkeerkosten”.
Ten aanzien van de post “kleding” heeft de raadsman gesteld dat deze niet voor enige vergoeding in aanmerking komt, omdat deze onvoldoende onderbouwd is met facturen en dat niet vastgesteld kan worden dat het hier (bijna) nieuwe kleding betrof. Verder volgt uit de tenlastelegging niet dat er kleding beschadigd is. De bodywarmer had de benadeelde partij voor het incident al aan verdachte gegeven en kan daarom geen schade opleveren.
De kosten samenhangend met de beveiliging en post “reiskosten”, die zijn gemaakt omdat de benadeelde partij enige tijd ondergedoken heeft gezeten, dienen afgewezen te worden.
De aanschaf van een ringdeurbel, nieuwe sloten en sleutels is onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is waarom deze kosten gemaakt zijn nu het incident zich niet bij de woning van de benadeelde partij, dan wel de woning van zijn opa en oma waar hij na het incident enige tijd heeft verbleven, heeft afgespeeld, maar ergens op een geheel andere locatie. Dat de benadeelde partij na het incident uit veiligheidsoverwegingen enige tijd ondergedoken heeft gezeten, komt niet voor rekening van verdachte. Zij is korte tijd na het incident al gedetineerd komen te zitten en vormde daarmee geen gevaar meer voor de benadeelde partij.
De post “studievertraging” is onvoldoende onderbouwd en komt niet voor toewijzing in aanmerking. De benadeelde partij is na het incident overgaan naar het volgende schooljaar en heeft niet gedoubleerd. Niet vastgesteld kan worden dat er in de toekomst daadwerkelijk een studievertraging zal ontstaan.
De gevorderde immateriële schade dient gematigd te worden. In tegenstelling tot de in de toelichting van de vorering aangehaalde vergelijkbare zaken is er in het onderhavige geval geen sprake van (ernstig) blijvend letsel en ontsierende littekens. Daarnaast is het, als de rechtbank tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, niet verdachte die de benadeelde partij gestoken heeft en komt de gevorderde immateriële schade niet geheel voor haar rekening. Verdachte is niet aansprakelijk voor de verwondingen en de daaruit voortvloeiende pijn.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de posten genoemd onder de materiële schade, met uitzondering van de post “studievertraging” voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt en zal deze geheel toewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder het volgende:
Daggeld ziekenhuis (€ 66,00), gipshoes (€ 16,19) en parkeerkosten (€ 53,23)
Deze posten zijn door de verdediging niet betwist.
Kleding (€ 225,98)
De rechtbank acht het aannemelijk dat de genoemde kledingstukken zijn beschadigd ten gevolge van de vechtpartij en het steken met het mes en/of zodanig zijn bebloed dat deze kledingstukken onherstelbaar beschadigd zijn (zie o.a. pagina 1576 van het proces-verbaal). Ook zijn kledingstukken door de hulpverlening open en/of kapot geknipt. De bodywarmer is door de benadeelde partij kort voorafgaand aan het incident uitgeleend aan verdachte en is nooit teruggegeven aan de benadeelde partij, zodat verdachte hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden.
Beveiliging woning(en) (€ 236,73) en reiskosten (€ 1.857,93)
De benadeelde partij is na zijn ziekenhuisopname tijdelijk ondergebracht in een zogenaamd safe house. Uit het dossier, onder andere uit een op de telefoon van verdachte aangetroffen chat en een whatsappgesprek, volgt dat er na het bewezenverklaarde nog steeds sprake was van een dreiging, al dan niet vanuit het drillrapcircuit, in de richting van de benadeelde partij. Verder heeft verdachte ter terechtzitting ook meerdere keren verklaard dat het grootste gevaar niet van haar maar van buitenaf zou komen. Dat het bewezenverklaarde zich niet heeft afgespeeld in of nabij de woning van de benadeelde partij of de plek waar hij tijdelijk
was ondergedoken, doet daar, gelet op de omstandigheden en de ernst en het aard van het bewezenverklaarde, niet aan af.
Studievertraging (€ 16.650,00)
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze kosten niet ontvankelijk in de vordering verklaren. Niet gebleken is dat de benadeelde partij studievertraging heeft opgelopen. De benadeelde partij is overgegaan naar het volgende schooljaar en daarmee staat onvoldoende vast of benadeelde partij studievertraging zal oplopen als gevolg van het incident. De benadeelde partij kan de vordering voor dit deel aanbrengen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank wijst de gevorderde materiele schade toe tot een bedrag van € 2.456,06.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor onder primair bewezen verklaarde (mogelijk blijvend) lichamelijk letsel en littekens heeft opgelopen. In de onderbouwing van de vordering alsook in de ter terechtzitting voorgelezen verklaring komt naar voren dat de benadeelde partij daarnaast ook anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de overval. Dat dit psychische leed is geleden, ligt, gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending, ook voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 15.000,00 passend en billijk is.
Hoofdelijk en wettelijke rente
Verdachte is met haar medeverdachte verantwoordelijk voor de gehele schade.
De rechtbank zal de vordering daarom in totaal tot een bedrag van € 17.456,06 hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data bij de hieronder vermelde bedragen tot de dag van volledige betaling.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de schade genoemd onder reiskosten en parkeerkosten uit meerdere schadeposten bestaat die achtereenvolgens in een bepaalde periode zijn geleden. Het moment van het ingaan van de wettelijke rente ten aanzien van die posten heeft de rechtbank daarom bepaald op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode waarbinnen al die schade is ontstaan danwel de datum op de overgelegde bon.
  • € 225,98, vanaf 15 september 2023;
  • € 66,00, vanaf 16 september 2023;
  • € 236,73, vanaf 10 oktober 2023;
  • € 1.857,93, vanaf 15 december 2023;
  • € 53,23, vanaf 1 januari 2024;
  • € 16,19, vanaf 18 september 2023;
  • € 15.000,00, vanaf 15 september 2023.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 17.456,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data bij de hierna vermelde bedragen:
  • € 225,98, vanaf 15 september 2023;
  • € 66,00, vanaf 16 september 2023;
  • € 236,73, vanaf 10 oktober 2023;
  • € 1.857,93, vanaf 15 december 2023;
  • € 53,23, vanaf 1 januari 2024;
  • € 16,19, vanaf 18 september 2023;
  • € 15.000,00, vanaf 15 september 2023.
tot de dag van volledige betaling.
Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 122 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij .

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd
  • de onder parketnummer 09-077339-21 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf geheel ten uitvoer te leggen;
  • de vordering onder parketnummer 02-055182-22 af te wijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld enbeveelt dat zij
van overheidswege wordt verpleegd;
- bepaalt dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 17.456,06, bestaande uit
€ 2.456,06 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van in totaal € 17.456,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data bij de hierna vermelde bedragen:
  • € 225,98, vanaf 15 september 2023;
  • € 66,00, vanaf 16 september 2023;
  • € 236,73, vanaf 10 oktober 2023;
  • € 1.857,93, vanaf 15 december 2023;
  • € 53,23, vanaf 1 januari 2024;
  • € 16,19, vanaf 18 september 2023;
  • € 15.000,00, vanaf 15 september 2023;
tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de gevorderde kosten van een studievertraging
( € 16.650,00) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 17.456,06 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data bij de hierna vermelde bedragen:
  • € 225,98, vanaf 15 september 2023;
  • € 66,00, vanaf 16 september 2023;
  • € 236,73, vanaf 10 oktober 2023;
  • € 1.857,93, vanaf 15 december 2023;
  • € 53,23, vanaf 1 januari 2024;
  • € 16,19, vanaf 18 september 2023;
  • € 15.000,00, vanaf 15 september 2023.
tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met
122 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of haar mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vorderingen tenuitvoerlegging parketnummer 02-055182-22 en 09-077339-21
- wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 september 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 september 2023 te Houten en/of Nieuwegein, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp, met meer dan geringe kracht heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of geslagen en/of geduwd in de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de arm, althans in het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] , in elk geval met zijn/haar/hun handen(en) met daarin voornoemd(e) mes(sen) heeft bgewogen naar en/of in de richting van de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de arm en/of de hand, althans naar en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 september 2023 te Houten en/of Nieuwegein, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel,
te weten een of meer doorgesneden pezen in het gezicht en/of de nek en/of de schouder en/of de handen, althans in het hoofd en/of het lichaam, en/of een of meer diepe snij- en of steekwonden aan/in het gezicht en/of de nek en/of het oor en/of de schouder en/of de arm en/of de hand, althans in het hoofd en/of het lichaam
en/of een of meerdere littekens in het gelaat, althans in het gezicht en/of aan het hoofd en/of in de nek en/of de armen, althans het lichaam, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), met meer dan geringe kracht te steken en/of te snijden en/of te prikken en/of te slaan en/of te duwen in de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de handen en/of de armen, althans in het hoofd en/of het lichaam, van die [slachtoffer] ;
( art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 september 2023 te Houten en/of Nieuwegein, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten radezwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), met meer dan geringe kracht heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of geslagen en/of geduwd in de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de arm, althans in het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] , in elk geval met zijn/haar/hun hand(en) met daarin voornoemd(e) mes(sen) heeft bewogen naar en/of in de richting van de nek en/of het oor en/of het gezicht en/of de schouder en/of de arm en/of de hand, althans naar en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte einddossier in het onderzoek 09GROEN23 van 13 februari 2024, genummerd 2023283253 E, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 653 tot en met 1745. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2024.
3.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] , 1011.
4.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] , 1012.
5.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] , 1013.
6.Een geschrift, te weten een Forensisch geneeskundig onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident op 15-09-2023 in Nieuwegein d.d. 28 januari 2024, opgemaakt door H.N.J.M. van Venrooij. Forensisch arts KNMG/NRGD.
7.Rapport GGD Amsterdam, pagina 15.
8.Rapport GGD Amsterdam, pagina 17.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1173.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1235.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1173.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1237.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1240.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1325.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1328.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1329.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1330.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1299.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1305.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1306.