In deze zaak, die op 18 september 2024 door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] over de plaats van de erfgrens en de afwatering. [eiser] stelt dat de erfgrens door verjaring is gewijzigd en dat er een erfdienstbaarheid voor afwatering is ontstaan. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] meer dan tien jaar in bezit is geweest van de grond tussen de oude schutting en de kadastrale erfgrens, en dat hij te goeder trouw was. Hierdoor is [eiser] eigenaar geworden van de strook grond en moet [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de schutting terugplaatsen op de oude plek. Daarnaast wordt vastgesteld dat er door verjaring erfdienstbaarheden zijn ontstaan, waardoor het dak van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] mag afwateren op het dak van [eiser]. De kantonrechter wijst de vorderingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] af en veroordeelt hen in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.