ECLI:NL:RBMNE:2024:5469

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
10907363 \ UC EXPL 24-760
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling en schadevergoeding na tuinrenovatie

In deze civiele zaak heeft eiser, een particulier, gedaagde, een aannemer, ingeschakeld voor de renovatie van haar tuin. Eiser stelt dat zij te veel heeft betaald en dat gedaagde niet heeft voldaan aan de afspraken. Eiser vordert een terugbetaling van € 12.753,10. De kantonrechter heeft op 24 juli 2024 uitspraak gedaan en eiser in het ongelijk gesteld. De rechter oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen, een aanneming van werk, correct is nagekomen door gedaagde. Eiser heeft de samenwerking opgezegd voordat de werkzaamheden volledig waren afgerond, wat betekent dat zij de afgesproken prijs moet betalen, verminderd met de besparingen voor gedaagde. Gedaagde heeft € 4.000,00 van het offertebedrag niet gefactureerd, en eiser heeft in totaal € 23.038,10 betaald, wat meer is dan het offertebedrag. De kantonrechter concludeert dat gedaagde het meerwerk terecht in rekening heeft gebracht en dat eiser geen vordering meer heeft. Daarnaast heeft eiser een schadevergoeding van € 9.965,29 gevorderd, maar deze vordering is afgewezen omdat eiser haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Eiser moet de proceskosten van € 832,00 betalen, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10907363 \ UC EXPL 24-760
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.T.J. van Diepen,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. L.T. Lonis.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 januari 2024, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de oproeping voor de zitting, verzonden op 26 maart 2024,
  • de brief waarin een rechterswissel is aangekondigd,
  • de mondelinge behandeling van 7 juni 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Op de mondelinge behandeling is aan partijen gezegd dat op 10 juli 2024 een vonnis zal worden uitgesproken. Om organisatorische redenen is dat uitgesteld tot vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft haar tuin laten renoveren door [gedaagde] . [eiser] vindt dat ze te veel heeft betaald aan [gedaagde] en dat hij niet heeft gedaan wat ze afgesproken hebben. [eiser] wil dat [gedaagde] daarom € 12.753,10 aan haar terug zal betalen. De kantonrechter stelt [eiser] in het ongelijk.

3.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
3.1.
Op 24 maart 2022 hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] de zij- en achtertuin van [eiser] zou renoveren voor een bedrag van € 22.750,00 inclusief btw. Die afspraak is opgenomen in de offerte (productie 1 bij dagvaarding). Deze overeenkomst heet in juridische woorden een overeenkomst van aanneming van werk (artikel 7:750 BW).
3.2.
[gedaagde] heeft vanaf 18 mei 2022 een groot deel van de afgesproken werkzaamheden verricht. Voordat de werkzaamheden volledig waren afgerond, heeft [eiser] op 14 november 2022 de samenwerking opgezegd. Zij vond het te lang duren voordat planten en struiken waren geplaatst in de tuin. Het juridische gevolg van die opzegging is dat [eiser] de afgesproken prijs moet betalen, verminderd met de besparingen die voor [gedaagde] uit de opzegging voortvloeien (artikel 7:764 lid 2 BW). Dat is in dit geval gebeurd.
[gedaagde] heeft niet teveel in rekening gebracht
3.3.
[gedaagde] heeft € 4.000,00 van het offertebedrag van € 22.750,00 niet gefactureerd. Dat zijn kosten voor beplanting (€ 2.500,00), klimplanten en een loophekje (productie 2 bij conclusie van antwoord). [gedaagde] had die planten al wel besteld, maar hij kon ze op andere plekken alsnog gebruiken. Voor de werkzaamheden op basis van de offerte heeft [gedaagde] dus € 18.750,00 inclusief btw aan [eiser] in rekening gebracht. [eiser] heeft aangevoerd dat zij dus € 4.000,00 had moeten terugontvangen, maar geen cent heeft gehad van [gedaagde] . Sterker nog: zij heeft € 288,10 méér heeft betaald dan het offertebedrag. Zij heeft in totaal namelijk € 23.038,10 aan [gedaagde] betaald.
3.4.
Het standpunt van [eiser] is niet juist. [gedaagde] heeft toegelicht dat hij naast de werkzaamheden op basis van de offerte meerwerk heeft verricht, dat zijn extra werkzaamheden buiten de offerte om. De werkzaamheden bestonden onder meer uit het aanleggen van een extra stuk schutting met heidematten, puin opruimen, afvoeren van een voorraad oude spullen en straatwerk achter de garage.
3.5.
In de offerte staat over meerwerk:
‘bij werkzaamheden die niet in de offerte vermeld staan wordt een meer prijs in rekening gebracht dit gebeurd na mondeling overleg.’Die extra werkzaamheden zijn volgens [gedaagde] bij de koffie besproken, waarbij hij ook een indicatie van de kosten heeft gegeven. [eiser] heeft daarna opdracht gegeven voor die werkzaamheden en [gedaagde] heeft de werkzaamheden uitgevoerd. Namens [eiser] is op de mondelinge behandeling gezegd dat er geen afspraken waren gemaakt over meerwerk en dat niet bekend is of het werk echt is uitgevoerd. Maar dat is in het licht van de uitvoerige toelichting van [gedaagde] onvoldoende. Zeker omdat [eiser] ook betaald heeft voor het meerwerk. Ze heeft € 2.000,00 contant voldaan en € 2.288,10 op basis van een gespecificeerde factuur (productie 3 bij conclusie van antwoord). De kantonrechter oordeelt daarom dat [gedaagde] het meerwerk terecht in rekening heeft gebracht en mocht verrekenen met het bedrag dat hij € 4.000,00 voor het niet uitgevoerde werk volgens de offerte nog moest terugbetalen aan [eiser] . [eiser] heeft dus geen vordering meer op [gedaagde] .
[gedaagde] hoeft geen schadevergoeding te betalen
3.6.
[eiser] wil verder dat [gedaagde] € 9.965,29 aan schadevergoeding aan haar zal betalen. Zij stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat hij twee boomstobben niet heeft verwijderd en heidematten met toebehoren niet heeft geleverd en geplaatst. [eiser] heeft derden moeten inschakelen om het werk alsnog uit te voeren. Die schade wil zij vergoed krijgen (artikel 6:74 BW). Deze vordering zal worden afgewezen.
3.7.
[eiser] heeft haar vordering onvoldoende onderbouwd. Als eiser heeft zij de plicht om met feiten te komen waaruit blijkt dat [gedaagde] de overeenkomst niet goed heeft uitgevoerd. Zij heeft wel gezegd waarover ze niet tevreden is, maar [gedaagde] heeft die stellingen gemotiveerd betwist. Het is dan aan [eiser] om haar stellingen (nader) te onderbouwen. Doet zij dat niet, dan kan de kantonrechter niet vaststellen dat [gedaagde] zijn werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. De vordering is dan onvoldoende onderbouwd en de kantonrechter moet de vordering afwijzen. Dat is in dit geval aan de orde.
De boomstobben zijn verwijderd door [gedaagde]
3.8.
Over de boomstobben heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij wel degelijk boomstobben in de achtertuin heeft verwijderd. De boomstobben waarvoor [eiser] schadevergoeding vordert, zijn volgens hem andere boomstobben die niet tot de opdracht behoorden. Die bomen (een conifeer en een laurier) stonden in de voortuin, terwijl de offerte van [gedaagde] zag op de zij- en achtertuin. Bovendien blijkt uit de offerte van [bedrijf 1] , die de conifeer en laurier uiteindelijk heeft verwijderd, dat die bomen eerst nog gekapt moesten worden. Het kunnen dus niet dezelfde boomstobben zijn als die in de offerte zijn genoemd. [eiser] heeft haar stellingen vervolgens niet verder onderbouwd. Namens haar kon op de zitting ook niet worden uitgelegd welke bomen [gedaagde] niet zou hebben verwijderd, of het om een conifeer en laurier ging, of die bomen in de voortuin of in de zij-/achtertuin stonden en of die bomen wel of niet gekapt waren. Zij heeft dus onvoldoende gesteld om vast te stellen dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De gevorderde schadevergoeding van € 650,00 voor de boomstobben zal daarom worden afgewezen.
[gedaagde] heeft heidematten geleverd en bevestigd aan de bestaande schutting
3.9.
Voor de heidematten staat in de offerte opgenomen
‘het leveren en verwerken van heidematten en deze bevestigen aan de bestaande schutting’. [gedaagde] heeft verteld dat hij die werkzaamheden heeft uitgevoerd. Hij heeft op de mondelinge behandeling onder andere toegelicht dat het ging om het plaatsen van heidematten aan de bestaande schutting, omdat [eiser] de matten die er hingen te dun vond. Dat heeft [eiser] niet betwist.
3.10.
Bovendien behoren de werkzaamheden waarvoor [eiser] vergoeding vordert, niet tot de opdracht die zij heeft verstrekt aan [gedaagde] . Zij stelt dat zij een derde ( [bedrijf 2] B.V.) heeft moeten betalen om alsnog heidematten te leveren en te plaatsen. Zij wijst op de factuur van [bedrijf 2] van in totaal € 9.315,29. Maar deze factuur ziet op veel méér werkzaamheden dan afgesproken was met [gedaagde] . Uit de offerte blijkt dat [bedrijf 2] namelijk twee volledige schuttingen en een poortdeur met slotset zou plaatsen. Aan die nieuwe schutting werden ook acht rollen heidemat aangebracht. Maar dat zijn geen werkzaamheden die horen bij de opdracht aan [gedaagde] , omdat deze heidematten niet aan de bestaande schutting werden bevestigd. [gedaagde] is dus niet tekortgeschoten in de nakoming van de afspraken die [eiser] met hem had gemaakt.
Verdere mogelijke tekortkomingen zullen niet worden beoordeeld
3.11.
Daarnaast noemt [eiser] nog dat het door [gedaagde] aangelegde grasveld nog niet in orde is. Maar daarvoor vordert zij geen schadevergoeding, zodat de kantonrechter die mogelijke tekortkoming niet zal beoordelen. Ook zegt [eiser] dat [gedaagde] klimplanten en een loophekje niet heeft geleverd. Hiervoor is al gebleken dat [gedaagde] daarvoor een bedrag in mindering heeft gebracht op de offerte, zodat geen sprake is van schade (zie 3.4). Voor al deze posten zal dus geen schadevergoeding worden toegewezen.
[eiser] moet € 832,00 aan proceskosten betalen
3.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
3.13.
[gedaagde] maakt aanspraak op de volledige kosten van de procedure. Een volledige proceskostenveroordeling is pas aan de orde als sprake is van buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht en onrechtmatig handelen. Daarvan is geen sprake. Vooraf stond niet vast dat de ingestelde vordering evident ongegrond was. [gedaagde] heeft bijvoorbeeld pas op de zitting toegelicht wat hij precies aan meerwerk had verricht en hoe dat in rekening is gebracht. [eiser] heeft dus geen misbruik van procesrecht gemaakt door het starten van deze procedure. Weliswaar heeft de gemachtigde van [eiser] een brief aan [gedaagde] als productie overgelegd die niet verstuurd was, maar daarvoor heeft hij bij het begin van de zitting direct zijn excuses aangeboden. De rechtbank gaat ervan uit dat sprake was van een vergissing. Ook daardoor is dus geen sprake van misbruik van procesrecht.
3.14.
De proceskosten van [gedaagde] worden daarom op basis van het toepasselijke vastgestelde tarief begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
832,00
3.15.
De kantonrechter zal de beslissing over de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 832,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling in nummer 4.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken door mr. F.D.M. Osinga op 24 juli 2024.