Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[verzoeker sub 1] ,
1.De procedure
2. De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
- Het gaat in deze procedure om bewijs van feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden en schade die [verzoeker sub 1] stelt te hebben geleden in de periode van 1985 tot 2010 doordat aan [verzoeker sub 1] onvoldoende royalty’s zijn afgedragen en doordat [belanghebbende 1] in het kader van sub-publishing teveel royalty’s heeft ontvangen.
- In de periode 2011-2015 is [verzoeker sub 1] twee maal een procedure begonnen (onder meer) ter vaststelling van de door hem gestelde schade: een bodemprocedure en een arbitrageprocedure.
- In de bodemprocedure heeft zich voor [verzoeker sub 1] uiteindelijk geen nieuwe advocaat gesteld, nadat zijn toenmalige advocaat zich had onttrokken. Daardoor is de procedure niet voortgezet.
- De arbitrageprocedure is door [verzoeker sub 1] opgestart middels een Memorie van Eis van 28 augustus 2012 bij het NAI nadat partijen waren overeengekomen het op dat moment nog openstaande royalty geschil definitief te laten beslechten middels een bindend advies volgens het arbitragereglement van het NAI.
- In de arbitrageprocedure is het eerste aan [verzoeker sub 1] gevraagde voorschot van EUR 17.500,= voorlopig gefourneerd door [belanghebbende 1] .
- Op 31 augustus 2015 is namens de bindend adviseurs aan de administrateur van NAI geschreven dat de opgetreden vertraging (en dus kostenverhoging) grotendeels gevolg is van acties van [verzoeker sub 1] buiten het door het NAI gestelde processuele kader.
- Nadat [verzoeker sub 1] in de arbitrageprocedure in 2015 na herhaald verzoek heeft nagelaten het gevraagde nader voorschot te betalen, is de procedure door het NAI als ingetrokken beschouwd.
€ 173,00