ECLI:NL:RBMNE:2024:5460

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
16/112295-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag op politieagenten met wapenbezit en bedreiging

Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 april 2023 in Wijk bij Duurstede een poging tot doodslag heeft gepleegd op twee politieagenten. De verdachte heeft niet alleen verbaal, maar ook fysiek gedreigd door het tonen van een geladen kruisboog en het gooien van een molotovcocktail. Tijdens de confrontatie heeft de verdachte daadwerkelijk geschoten met de kruisboog, waarbij een pijl de schouder van een agent heeft geraakt. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van het voorarrest, en tbs met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank oordeelde dat tbs met voorwaarden onvoldoende kans van slagen had, gezien de psychische toestand van de verdachte. Daarnaast zijn er verzoeken tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, die deels zijn toegewezen en deels zijn afgewezen. De rechtbank heeft de benadeelde partijen in hun vorderingen voor immateriële schade grotendeels in het gelijk gesteld, met uitzondering van de kosten voor huishoudelijke hulp, waarvoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/112295-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 augustus 2023 (pro forma), 8 november 2023 (pro forma), 8 maart 2024 (pro forma), 5 juni 2024 (pro forma), 12 juni 2024 (inhoudelijke behandeling) en 4 september 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht, alsmede P. Hovius, namens de benadeelde partijen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1 primair:
op 30 april 2023 in Wijk bij Duurstede heeft geprobeerd hoofdagenten [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] van het leven te beroven door met een kruisboog een pijl in hun richting te schieten en daarbij [hoofdagent 1] te raken in zijn schouder;
Feit 1 subsidiair:
op die datum en in die plaats met dezelfde handelingen heeft geprobeerd [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] zwaar te mishandelen;
Feit 2:
op 30 april 2023 in Wijk bij Duurstede hoofdagenten [hoofdagent 3] , [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] en aspirant-agent [aspirant-agent] heeft bedreigd, door [hoofdagent 3] en [aspirant-agent] een kruisboog te tonen en op hen te richten, te roepen dat hij zich mag beschermen en (onder meer) te roepen dat hij hen zal doodschieten of kapotschieten, en door een molotovcocktail (een fles met een brandbare vloeistof) aan te steken en te gooien naar [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] en (onder meer) naar hen te roepen dat hij ze koud gaat maken, doodschieten, kapotschieten en een claymore, zuur en chloor op hen gaat gooien;
Feit 3:
op 30 april 2023 in Wijk bij Duurstede werpmessen en een pistool voorlader voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
op 30 april 2023 in Wijk bij Duurstede een samoeraizwaard, een wapenstok en een kruisboog heeft gedragen;
Feit 5:
op 30 april 2023 in Wijk bij Duurstede zes pijlen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair, onder feit 2, onder feit 3 en het onder feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte partieel vrij te spreken van de onder feit 3 opgenomen pistool (type) voorlader. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 4 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte de onder feit 4 ten laste gelegde wapens niet heeft gedragen in de zin van artikel 27 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie. Op grond van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair, onder feit 2, onder feit 3 en onder feit 5 ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de onder feit 3 opgenomen pistool (type) voorlader. Uit het dossier volgt niet dat een dergelijk wapen gekwalificeerd kan worden als een wapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aspirant-agent] van 1 mei 2023, voor zover inhoudende:
Op 30 april 2023, was ik, verbalisant [aspirant-agent] , in dienst, samen met collega [hoofdagent 3] . Diezelfde dag kregen wij van het operationeel centrum, de opdracht om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat het raam van de eerste verdieping van de woning openstond en ik zag dat er een man in de raamopening stond. Dit bleek later [verdachte] , geboren op [1975] te [geboorteplaats] te zijn. Toen collega [hoofdagent 3] in de buurt van het erf van de [adres] kwam, zag ik dat de man een kruisboog pakte en deze richtte op collega [hoofdagent 3] . Ik had zicht op de verdachte en zag vervolgens dat de verdachte de kruisboog op mij richtte. Ik hoorde de verdachte roepen dat ik niet veilig was achter de auto, aangezien hij daar dwars doorheen kon schieten. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [hoofdagent 3] van 1 mei 2023, voor zover inhoudende:
Ik hoorde dat er een man uit het raam schreeuwde dat er niemand zijn oprit op mocht komen. En als dit wel gebeurde, dat hij zou schieten. Ik zag hierop dat deze verdachte een kruisboog in zijn handen had. Ik zag dat deze verdachte zijn kruisboog op mij richtte en naar mij toe sprak. Ik zag dat de kruisboog daadwerkelijk geladen was met een pijl. Ik hoorde dat de verdachte hierbij meerdere malen riep dat als wij de oprit op zouden lopen, dat hij ons kapot zou gaan schieten. Ik zag dat de verdachte ook zijn kruisboog richtte in de richting van mijn collega [aspirant-agent] . Ik hoorde dat de verdachte, terwijl wij nog op de openbare weg stonden, dat hij onder andere het volgende riep:
- Kom de oprit niet op, want dan schiet ik je neer,
- dat vest van jullie houdt geen Kalasjnikov tegen
- ik mag mijzelf beschermen,
- ik mag met deze kruisboog mijzelf beschermen. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [hoofdagent 1] van 1 mei 2023, voor zover inhoudende:
Op 30 april 2024 kwam ik ter plaatse op de [adres] in [woonplaats] . Samen met collega [hoofdagent 2] stond ik onder dekking achter het dienstvoertuig. Ik zag dat [verdachte] de schuifdeur naar het balkon opende en op het balkon ging staan. Ik zag dat hij een kruisboog in zijn hand had. Ik hoorde [verdachte] luidkeels schreeuwen: "Ik ga jullie harstikke kapotschieten, ik schiet jullie dood!" Ik hoorde hem schreeuwen dat hij als wij niet weg zouden gaan een molotovcocktail zou maken en deze op ons zou gooien. Ik zag dat hij naar binnen liep en even later weer terugkwam. Verdachte had toen een fles gevuld met vloeistof, en daarin een witte zakdoek vast. Ik zag dat hij met een aansteker deze zakdoek aan stak en deze fles met brandende zakdoek daarin vervolgens naar ons toe gooide. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen dat wij op moesten tyfen met die zaklampen en dat hij ons anders koud zou maken. Hij zou een claymore onze kant op gooien, zuur op ons gooien, met een AK47 ons kapot schieten, hij zou één van zijn honden naar buiten gooien zodat deze ons op zou vreten, en zo bleven de bedreigingen maar komen. [4] Even later zag ik dat verdachte achter de kier van het gordijn in de woonkamer stond. Ik ging gebukt achter het voertuig staan met slechts mijn ogen net over het dak heen om iets zicht te kunnen houden op verdachte. Opeens hoorde ik een knal, gevolgd door een suizend geluid. Ik voelde een enorme klap op mijn rechterschouder. Door de klap schoot mijn schouder naar achter. Ik keek naar mijn schouder en zag dat er een roodkleurige pijl in mijn schouder stond. Ik zag dat de pijl door het schouderstuk van mijn zware vest, en vervolgens door mijn motorjas heen was geschoten. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [hoofdagent 2] van 1 mei 2023, voor zover inhoudende:
Wij [de rechtbank begrijpt: verbalisanten [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] ] stonden op ongeveer 25 meter afstand van het balkon. Ik zag dat de verdachte kort hierna het balkon op liep. Ik hoorde dat de verdachte riep, met woorden van gelijke strekking:
"Als jullie die lampen niet uit doen schiet ik op jullie" [6]
"Moet ik een claymore af laten gaan"
"Als jullie die zaklampen niet uitzetten maak ik een pijpbom en gooi ik die op jullie"
"Ik ga zo chloor op jullie gooien, dan zullen we zien of jullie nog kunnen ademen"
"Ik ga een molotovcocktail maken en dan zullen we zien of jullie die lampen uit doen".
Ik zag dat de verdachte een fles, met daarin een vloeistof en een doek omhooghield. Ik zag dat de verdachte een aansteker naast de fles hield. Ik zag dat er een vlam uit de aansteker kwam. Ik zag dat de verdachte dezelfde fles in zijn rechterhand had. Ik zag dat de verdachte met zijn linkerhand de doek, welke nog steeds uit de fles hing, aanstak. Ik zag dat de doek vlamvatte. Ik zag dat de verdachte de brandende fles, met vermoedelijk brandbare vloeistof in onze richting gooide. Ik hoorde dat de verdachte vanuit de woning riep dat hij zijn AK 47 ging pakken. Enkele minuten later zag ik dat de verdachte het balkon op liep. Ik zag dat de verdachte een kruisboog in zijn hand hield. Ik zag dat de verdachte deze in onze richting richtte. Ik zag dat verdachte het gordijn van de woning dicht deed. Ik zag dat het gordijn nog enkele centimeters open was. Ik zag een schim achter het gordijn. Ik zag dat er iets tussen het gordijn doorkwam. Direct hierna hoorde ik een harde klap. Ik hoorde een voorwerp langs mijn hoofd suizen. Ik voelde een soort drukgolf rechts naast mij. Rechts naast mij op ongeveer 50 centimeter afstand, stond collega [hoofdagent 1] . Ik zag dat er een pijl in het bovenlichaam van collega [hoofdagent 1] zat. Ik zag dat de pijl in de richting van de woning van dat de pijl ter hoogte van zijn rechterschouder vastzat. Ik zag dat de pijl door de schouderband van het tactische veiligheidsvest, en de jas van collega [hoofdagent 1] heen was gegaan. [7]
Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 4 mei 2023, voor zover inhoudende:
Door ons werd de niet slotvast afgesloten poortdeur van die tuin geopend, waarachter wij in de bestrate achtertuin verfrommeld toiletpapier aantroffen met bruine randen. Wij zagen dat die randen pasten bij aantasting door vuur. Het toiletpapier werd door ons veiliggesteld (SIN AAOC1650NL). Nabij het toiletpapier troffen wij op de grond een plastic fles aan, liggend op zijn kant, met daarin een stroperige gele vloeistof. Wij zagen dat de fles zeer dicht
bij een houten schutting lag met daarbij een boom. Wij zagen dat de fles in een plas van
zijn eigen gele vloeistof lag en wij roken een chemische geur. Op het etiket van de fles
zagen wij de tekst staan: 'brandgel' (zie foto 10 tot en met foto 15). De fles werd door
ons veiliggesteld (SIN AAOC1652NL). Het aantreffen van de fles in combinatie met de deels verbrande papieren doek, paste bij de verkregen informatie dat er een brandbom/molotovcocktail naar de aanwezige politie-collega's was gegooid. [8]
Ten aanzien van het onder feit 3 en onder feit 5 ten laste gelegde
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder feit 3 en feit 5 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van de zitting van 12 juni 2024, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van de werpmessen;
  • een proces-verbaal betreffende de categorisering van wapens van 3 mei 2023, genummerd 20230503.0956.8514, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 79;
  • een proces-verbaal betreffende het forensisch onderzoek aan de woning ( [adres] [woonplaats] ) van 1 mei 2023, genummerd PL0900-2023126734-35, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 156-157;
  • een geschrift, te weten een NFI-rapportage van 27 juli 2023 betreffende het onderzoek aan de kruisboog en de pijlen, doorgenummerde pagina 231.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1op 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] , hoofdagenten van de politie Eenheid Midden-Nederland opzettelijk van het leven te beroven,- een kruisboog ter hand heeft genomen en- vervolgens met voornoemde kruisboog een scherpe en puntige pijl heeft afgeschoten in de richting van die [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] ,- waarbij een pijl die [hoofdagent 1] heeft geraakt in zijn schouder,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2op 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede [hoofdagent 3] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland en [aspirant-agent] , aspirant van de politie Eenheid Midden-Nederland en [hoofdagent 1] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland en [hoofdagent 2] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door- aan die [hoofdagent 3] en [aspirant-agent] een geladen kruisboog te tonen en terichten naar die [hoofdagent 3] en [aspirant-agent] , en daarbij dreigend de woorden toe tevoegen, dat hij zich met de kruisboog mag beschermen althans woorden van gelijke dreigende strekking en- die [hoofdagent 3] en/of [aspirant-agent] meermalen dreigend de woorden toe te voegen, dat hij hen zal doodschieten en kapotschieten en dat hun vest geen Kalasjnikov tegenhoudt, althans woorden van gelijke dreigende strekking,en- een fles gevuld met een brandbare vloeistof en een zakdoek, aan die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] te tonen en- vervolgens voornoemde zakdoek aan te steken en- vervolgens een fles gevuld met een brandbare vloeistof en een brandende zakdoek, met kracht te gooien in de richting van die [hoofdagent 1] en die [hoofdagent 2] , en- die [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] meermalen dreigend de woorden toe te voegen, zakelijkweergegeven, dat hij hen koud gaat maken en dat hij hen gaat doodschieten en kapotschieten en dat hij een claymore op hen zal gooien en/of dat hij zuur en chloor op hen zal gooien en dat hij hen met een AK47 kapot zal schieten en/of dat hij de hond(en) naar buiten stuurt die verbalisanten zal opeten, althans woorden van gelijke dreigende strekking;
3op 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede wapens van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten werpmessen voorhanden heeft gehad;
5op 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede een wapen van categorie I, onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten zes pijlen bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
poging tot doodslag;
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
Feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie om verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van vier jaar niet passend is gelet op het advies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Verder heeft de raadsman verzocht om de terbeschikkingstelling op te leggen met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden) in plaats van met dwangverpleging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag op twee politieagenten, het bedreigen van een viertal politieagenten en wapenbezit. Deze gebeurtenissen hebben allemaal plaatsgevonden op 30 april 2023. Verdachte heeft toen een viertal politieagenten niet alleen verbaal bedreigd met de meest extreme vormen van dodelijk geweld maar ook fysiek door het tonen van een geladen kruisboog en het gooien van een molotovcocktail. Vervolgens heeft verdachte de daad bij zijn woord gevoegd en met de kruisboog ook daadwerkelijk geschoten in de richting van twee politieagenten. Dankzij de beschermende kleding die de agent droeg is de pijl blijven steken in de schouder van zijn politiejas en -vest maar uit het onderzoek van het NFI blijkt dat dit heel anders had kunnen aflopen. De gehele avond waarbij verdachte zijn geweldshandelingen telkens verder opbouwde moet zeer angstig zijn geweest voor de betrokken politieagenten. De rechtbank neemt het verdachte ook kwalijk dat hij zijn agressie en frustratie heeft gericht tegen politieagenten die juist waren toegesneld na een melding om te kijken of het goed ging met verdachte. Verder neemt de rechtbank het in strafverzwarende zin mee dat verdachte zich semiprofessioneel had uitgerust voor de confrontatie die hij aanging met de politie. Verdachte had een kogelwerend vest aangetrokken en beschikte over meerdere soorten wapens en munitie. Gedurende de gebeurtenissen heeft verdachte constant telefonisch contact gehad met een medewerker van het operationeel centrum en daarbij in niet mis te verstane bewoordingen zijn frustraties en intenties geuit. Dat de situatie zo uit de hand is gelopen is te wijten aan verdachte en kon uiteindelijk niet anders gestopt worden dan door verdachte met een schot uit te schakelen. Uit de door de slachtoffers ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen volgt dat de gebeurtenis een enorme impact op de slachtoffers heeft gehad. Zij deden slechts hun werk, maar zijn uiteindelijk in een zeer beangstigende situatie beland. Ze hebben daar heel veel last van gehad, onder meer door herbelevingen, en kampen nog steeds met de vraag waarom verdachte zo heeft gehandeld als hij heeft gedaan. De twee agenten die zijn beschoten hebben daar psychisch heel veel last van gehad. Niet alleen hebben ze zich door het incident beiden ziek moeten melden van werk, waarbij een van de agenten nog altijd niet volledig aan het werk is, maar ook in hun privé situatie heeft het op hen en hun naasten veel impact gehad. Ter zitting heeft verdachte weliswaar spijt betuigt, maar de rechtbank heeft de indruk dat verdachte de verantwoordelijkheid voor wat hij heeft gedaan vooral buiten zichzelf plaatst of dat zijn spijt betrekking heeft op bijzaken. Zo wijst hij op de ‘oude’ uniformen die agenten aan zouden hebben gehad en geeft hij aan dat hij de veiligheidspal van de kruisboog beter had moeten controleren.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 8 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte door de politierechter van deze rechtbank op 17 april 2019 is veroordeeld voor vuurwapenbezit.
Adviezen van deskundigen
In het dossier bevindt zich een Pro Justitia rapportage van 9 februari 2024 opgemaakt door T. den Boer, psychiater en A.H. Bouwman, GZ-psycholoog, beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC-rapport). De deskundigen hebben vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Deze stoornis wordt gekenmerkt door wanen, verhoogde associativiteit en desorganisatie van het denken, leidend tot gedragsproblemen, samenhangend met de verstoring van het denken en het beleven. Vanuit een verstoord begrijpen, kan paranoïde angst toenemen, hetgeen vervolgens kan leiden tot uitingen van agressie. Volgens de deskundigen draagt het gebrek aan vermogen tot zelfreflectie van verdachte bij aan het geheel ontbrekend ziektebesef, waardoor verdachte geen inzicht heeft in de aard van zijn problemen. De deskundigen vermoeden dat verdachte vanaf zijn 17e kampt met een verhoogde kwetsbaarheid voor psychische (waaronder psychotische) ontregeling, samenhangend met een afname van het vermogen om stressoren het hoofd te bieden. In het PBC-rapport wordt gesteld dat verdachte vanaf 2012 chronisch dempende medicatie gebruikt, waaronder oxycodon. Het gebruik van deze medicatie wordt door de deskundigen gekwalificeerd als een ernstige stoornis in het gebruik van een opioïde. De deskundigen adviseren om verdachte de hem ten laste gelegde gewelddadige feiten in ten minste sterk verminderde mate toe te rekenen.. Dit geldt volgens de deskundigen niet voor het ten laste gelegde wapenbezit. Verdachte was op de hoogte van het onwettig karakter van het bezit van deze wapens en dit bezit is niet primair tot stand gekomen als uiting van psychopathologie.
Adviezen voor het voorkomen van recidive
Door de deskundigen van het PBC wordt een risico gezien van gewelddadig gedrag, met name in reactie op een voor verdachte onvoorspelbare en als bedreigend ervaren context. Dit risico wordt voornamelijk bepaald door de huidige ontregelbaarheid van verdachte met instabiliteit op affectief, cognitief en gedragsmatig vlak. De deskundigen stellen vast dat bij verdachte sprake is van een gebrek aan ziektebesef en daarmee een gebrek aan bereidheid om (vrijwillig) behandeling te accepteren. Om het recidivegevaar te beperken achten de deskundigen behandeling binnen een daartoe geëigende omgeving van belang, bijvoorbeeld een klinische opname binnen een voldoende hoog beveiligd kader. Volgens de deskundigen kan een dergelijk behandeltraject niet worden geboden binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel vanwege de ernst van het te vermijden risico in combinatie met het ontbreken van probleembesef bij verdachte. De duur maar ook de inhoud van de noodzakelijke behandeling gaat ook het kader van de zorgmachtiging te buiten. Door de deskundigen wordt enkel het kader van de maatregel tbs passend geacht om de benodigde behandeling vorm te geven. Ten tijde van het afronden van het onderzoek heeft verdachte aan de deskundigen laten weten zich te verzetten tegen een dergelijke interventie. De deskundigen geven aan dat als verdachte alsnog bereidheid toont voor een dergelijk behandeltraject, behandeling binnen het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden passend en haalbaar geacht. Indien verdachte zijn medewerking aan voorwaarden, waaronder een klinische opname, niet wil of kan verlenen, rest volgens de deskundigen enkel het kader van de maatregel tbs met dwangverpleging.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een reclasseringsadvies van Fivoor van 4 juni 2024, opgemaakt door F. Agter, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat de stoornis zoals geconstateerd in het PBC-rapport in het gesprek met verdachte dusdanig op de voorgrond staat dat het verdachtes wereldbeeld compleet beheerst. Hij biedt geen enkele ingang om een traject van tbs met voorwaarden te bespreken en heeft hieraan geen medewerking toegezegd. Voor de reclassering wordt tbs met voorwaarden niet uitvoerbaar geacht.
Op de zitting van 12 juni 2024 is, op verzoek van de verdediging, de zaak aangehouden zodat nogmaals de mogelijkheid van tbs met voorwaarden onderzocht kon worden. Uit het reclasseringsadvies van Fivoor van 2 augustus 2024, opgemaakt door N. Bakker, reclasseringswerker volgt dat wederom negatief wordt geadviseerd over tbs met voorwaarden. De reclassering acht de kans op recidive met een nieuw geweldsdelict hoog wegens het ontbreken van beschermende sociale factoren. Volgens reclassering is de kans op het mislukken van de maatregel tbs met voorwaarden zeer groot omdat verdachte geen besef heeft van zijn ziektebeeld, geen noodzaak tot medicatie ziet, niet weet wat de gevolgen van zijn ziektebeeld kunnen zijn en zich daardoor de noodzaak van tbs met voorwaarden niet kan indenken. Daarbij overweegt de reclassering ook dat verdachte voorafgaand aan zijn huidige detentie een zorgmijder was.
Ter zitting van 4 september 2024 heeft N. Bakker toegelicht dat het advies van reclassering ongewijzigd blijft. Verdachte heeft aangegeven dat hij wel wil meewerken aan voorwaarden maar de reclassering ziet problemen in de uitvoer daarvan omdat verdachte het ten laste gelegde niet bekent, geen ziekte-inzicht heeft en geen noodzaak tot medicatie ziet terwijl deskundigen aangeven dat medicatie noodzakelijk is met dit ziektebeeld.
De oplegging van straf en maatregel
De straf
De rechtbank neemt de conclusie van de PBC-rapporteurs met betrekking tot de toerekenbaarheid van verdachte over, in die zin dat de rechtbank oordeelt dat het onder feit 1 primair en onder feit 2 bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten is een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De tbs-maatregel
De rechtbank zal het advies van de deskundigen en reclassering volgen en aan verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten tbs met dwangverpleging opleggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan. Zoals hiervoor is overwogen blijkt uit het PBC-rapport dat bij verdachte tijdens het begaan van het onder feit 1 primair en onder feit 2 bewezenverklaarde sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Bovendien is (poging tot) doodslag een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer op is gesteld. Bedreiging wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder sub a, als een misdrijf waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel, nu het uit de psychische stoornis voortvloeiende recidivegevaar, zonder behandeling, onverminderd hoog is.
Een behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kans van slagen, omdat er bij verdachte geen sprake is van een betrouwbare bereidheid tot medewerking. Verdachte heeft ter zitting en tijdens het tweede gesprek met reclassering weliswaar aangegeven dat hij bereid is zich te houden aan de te stellen voorwaarden, maar uit de reclasseringsadviezen volgt duidelijk dat bij verdachte het ziektebesef ontbreekt waardoor hij de noodzaak tot het houden aan deze voorwaarden niet inziet. De rechtbank heeft ook niet de overtuiging gekregen dat verdachte voor langere tijd in staat zal zijn om de te stellen voorwaarden na te leven en heeft bovendien de indruk dat verdachte zich enkel wenst te houden aan door hem geformuleerde voorwaarden. Uit het dossier en op zitting is gebleken dat verdachte weinig van een ander aanneemt en dat dit deel is van zijn pathologie. De visie van de raadsman, dat dit met een goed gesprek en een appel op het moreel besef van verdachte zou zijn op te lossen deelt de rechtbank daarom niet. Gelet op de aard en ernst van de psychische problematiek bij verdachte die een intensieve en langdurige behandeling vereist en het ontbreken aan ziekte-inzicht heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat een tbs met voorwaarden kans van slagen heeft.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel met dwangverpleging op dit moment het meest passende kader is waarbinnen de behandeling van verdachte kan plaatsvinden en dat veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel vereist.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft het onder feit 1 primair bewezen verklaarde feit. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
Voorlopige hechtenis
Omdat de rechtbank een straf en maatregel oplegt die vrijheidsbeneming met zich brengen, zal zij het bevel voorlopige hechtenis niet opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Aan de hand van de beslaglijst waarop de inbeslaggenomen goederen zijn genummerd, vordert de officier van justitie:
- onttrekking aan het verkeer van de goederen 1 t/m 9 en 15;
- teruggave van de goederen 10 t/m 14 aan verdachte;
- het verbeurdverklaren van het goed 16;
- en de teruggave van de goederen 17 en 18 aan de rechthebbende.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal op de inbeslaggenomen goederen beslissen conform de vordering van de officier van justitie. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen wapens en munitie (goederen 1 en 8) en de fles met vloeistof en het bijbehorende papier (goederen 13 en 15) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder feit 2, onder feit 3 en onder feit 5 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank zal de in beslag genomen wapens en munitie (goederen 2 t/m 7 en 9) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen.
Teruggave aan verdachte en de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen kleding van verdachte aan verdachte (goederen 10, 11, 12, 14) en de in beslag genomen politiekleding (goederen 17 en 18) aan degene die als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.
Verbeurd verklaren
De rechtbank zal het in beslag genomen kogelwerend vest (goed 16) verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp zijn de onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde feiten begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[hoofdagent 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 800,-. Dit bedrag bestaat immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
[aspirant-agent] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 350,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
[hoofdagent 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.410,40. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en onder feit 2 ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft P. Hovius namens [hoofdagent 1] toegelicht dat een gedeelte van dit bedrag, te weten € 1.910,40, ziet op de kosten voor huishoudelijke hulp en dat deze kosten ook onder de immateriële schade vallen.
[hoofdagent 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en onder feit 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vier de vorderingen geheel worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [hoofdagent 3]
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)
kan een benadeelde partij onder meer aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [hoofdagent 3] in de huidige zaak met zich brengen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte bedreigingen heeft geuit naar benadeelde terwijl hij een kruisboog op haar gericht had. Uit de vordering tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring volgt dat het handelen van verdachte benadeelde mentaal veel energie heeft gekost en dat zij zich wekenlang vermoeid heeft gevoeld. Doordat verdachte zijn woordelijke bedreigingen ook daadwerkelijk heeft omgezet in actie richting collega’s, voelde benadeelde zich nog meer bedreigd. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 800,- billijk en zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [hoofdagent 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 800,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 16 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [hoofdagent 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [aspirant-agent]
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het BW kan een benadeelde partij onder meer aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [aspirant-agent] in de huidige zaak met zich brengen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte bedreigingen heeft geuit naar benadeelde terwijl hij een kruisboog op hem gericht had. Uit de vordering tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring volgt dat benadeelde lange tijd flashbacks heeft gehad naar het incident. Doordat verdachte zijn woordelijke bedreigingen ook daadwerkelijk heeft omgezet in actie richting collega’s, voelde benadeelde zich nog meer bedreigd. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 350,- billijk en zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aspirant-agent] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aspirant-agent] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [hoofdagent 1]
Kosten voor huishoudelijke hulp
De rechtbank merkt op dat de gevorderde kosten voor huishoudelijke hulp ter hoogte van € 1.910,40 gekwalificeerd dienen te worden als materiële schade en niet als immateriële schade. Ten aanzien van dit onderdeel van de vordering overweegt de rechtbank dat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Zo is onder meer niet beschreven welke huishoudelijke taken door de benadeelde werden verricht en welke ten gevolge van zijn ziekte niet meer door hem konden worden verricht. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
Het resterende gevorderde bedrag aan immateriële schade bedraagt € 4.500,-. Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het BW kan een benadeelde partij onder meer aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [hoofdagent 1] in de huidige zaak met zich brengen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte naast de bewezenverklaarde bedreigingen met een kruisboog een pijl heeft afgeschoten die benadeelde heeft geraakt in zijn schouder. Uit de vordering tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring volgt dat het incident ertoe heeft geleid dat benadeelde zich in november 2023 volledig heeft ziek gemeld en geruime tijd last heeft gehad van slaapproblemen, angsten en overprikkeling. Benadeelde heeft hiervoor behandelingen gehad bij een psycholoog. Gelet hierop en op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, vindt de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 4.500,- billijk. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 4.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [hoofdagent 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 55 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [hoofdagent 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [hoofdagent 2]
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW kan een benadeelde partij
aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk
letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting
‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft
opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, nu hij door het oplopen van geestelijk letsel in zijn persoon is aangetast. Uit de bij de vordering overlegde brieven van S. van Hout, psycholoog bij IPZO angstbehandeling, volgt dat op 10 juli 2023 bij benadeelde het posttraumatisch stresssyndroom (hierna: PTSS), gedeeltelijk in remissie is gediagnosticeerd en dat op 8 februari 2024 is verzocht om verlenging van de behandeling met 12 consulten. Verder volgt uit de vordering en de slachtofferverklaring het volgende. Benadeelde is in 2019 behandeld wegens PTSS-klachten die hij tijdens zijn werk bij de politie heeft ontwikkeld. Die behandeling heeft na 2,5 jaar volledig herstel tot gevolg gehad maar onderhavig incident heeft ertoe geleid dat de PTSS-klachten zijn teruggekomen. Benadeelde volgt momenteel weer intensieve therapie voor deze klachten. De eerste maanden na het incident heeft benadeelde extra ondersteuning gehad op de werkvloer maar vanaf 11 februari 2024 heeft benadeelde zich gedeeltelijk ziekgemeld en momenteel is hij nog steeds niet volledig aan het werk. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde nadelige gevolgen, zoals de terugkeer van PTSS-klachten en het feit dat verdachte (in elk geval tot op heden) niet meer in staat is zijn werkzaamheden volledig uit te voeren en gelet op de schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, vindt de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 5.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [hoofdagent 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [hoofdagent 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 60a, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
16) 1 STK Vest (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157210 veiligheidsvest kogelwerend vest 0515, groen);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1) 3 STK Mes (omschrijving: PL0900-MD3R023045_770698 3 werpmessen in zwart canvas hoesje);
  • 2) 1 STK Zwaard (omschrijving: PL0900-MD3R023045_770693 samurai zwaar in schede, in kist/ koffer., zwart/chroom);
  • 3) 1 STK Wapen (stok) (omschrijving: PL0900-MD3R023045_770697 met puntig uiteinde, zwart);
  • 4) 1 STK Pistool (omschrijving: PL0900-MD3R023045_770699 historisch vuurwapen, voorlader, hout/chroom);
  • 5) 1 STK Munitie (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157308 mund projectiel, op vloer onder tv meubel);
  • 6) 1 STK Huls (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157313 mund huls, in struiken rechts van politieauto door speurhond aangetroffen);
  • 7) 1 STK Wapen (omschrijving: PL0900-2023126734-G3156443 pijlpunt, rode indexveer, twee gele stabilisatieveren);
  • 8) 1 STK Wapen (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157211 pijlpunt, pijlen van kruisboog op keukenvloer (4) en aanrecht (2);
  • 9) 1 STK Kruisboog (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157288 in mand voor kast wk met 1 pijl op voorraad (niet geladen));
  • 13) 1 STK Olie (Omschrijving: PL0900-2023126734-G3157216 brandgel in brandzak fles is lek geel)
  • 15 1 STK Papier (Omschrijving: PL0900-2023126734-G3157186 WC papier met brandschade en verm. Brandbare vloeistof 0709, wit);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 10) 1 STK Jas (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157305 op hondenbed wk az mog. inschot. bloed! , zwart, merk: G STAR);
  • 11) 1 STK Shirt (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157295 links in wk. Rechter gedeelte van shirt bloed!);
  • 12) 1 STK Shirt (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157299 rechts van wk. Linker deel van shirt mog. uitschot bloed!);
  • 14) 1 STK Jas (omschrijving: PL0900-2023126734-G3157292 rechter gedeelte met mog. uitschot. bloed!);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 17) 1 STK Vest (omschrijving: PL0900-2023126734-G3156448 tactisch (zware) vest politie, zwart)
  • 18) 1 STK Jas (omschrijving: PL0900-2023126734-G3156447 motorjas politieuitrusting, geel);

Benadeelde partij [hoofdagent 3]

  • wijst de vordering van [hoofdagent 3] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [hoofdagent 3] ;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [hoofdagent 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [hoofdagent 3] aan de Staat € 800,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 16 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aspirant-agent]
  • wijst de vordering van [aspirant-agent] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aspirant-agent] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aspirant-agent] aan de Staat € 350,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [hoofdagent 1]
  • wijst de vordering van [hoofdagent 1] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [hoofdagent 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [hoofdagent 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [hoofdagent 1] aan de Staat € 4.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 55 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [hoofdagent 2]
  • wijst de vordering van [hoofdagent 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [hoofdagent 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [hoofdagent 2] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Garvelink, voorzitter, mr. A.J. Reitsma en mr. N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 september 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] , hoofdagenten van de politie Eenheid Midden-Nederland opzettelijk van het leven te beroven,
- een kruisboog ter hand heeft genomen en/of
- (vervolgens) voornoemde kruisboog heeft geladen met (een) scherpe en/of puntige pijl(en) en/of
- (vervolgens) met voornoemde kruisboog scherpe en/of puntige pijl(en) heeft afgeschoten
op/naar/in de richting van die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] , en/of
- (waarbij) een pijl die [hoofdagent 1] heeft geraakt in zijn schouder,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] , hoofdagenten van de politie Eenheid Midden-Nederland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een kruisboog ter hand heeft genomen en/of
- voornoemde kruisboog (vervolgens) heeft geladen met (een) scherpe en/of puntige pijl(en) en/of
- (vervolgens) met voornoemde kruisboog scherpe en/of puntige pijl(en) heeft afgeschoten
op/naar/in de richting van die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] , en/of
- (waarbij) een pijl die [hoofdagent 1] heeft geraakt in zijn schouder,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede [hoofdagent 3] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland en/of [aspirant-agent] , aspirant van de politie Eenheid Midden-Nederland en/of [hoofdagent 1] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland en/of [hoofdagent 2] , hoofdagent van de politie Eenheid Midden-Nederland heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- aan die [hoofdagent 3] en/of [aspirant-agent] een (geladen) kruisboog te tonen en/of een kruisboog te
richten naar/op die [hoofdagent 3] en/of [aspirant-agent] , en/of daarbij dreigend de woorden toe te
voegen, zakelijk weergegeven, dat hij zich met de kruisboog mag beschermen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [hoofdagent 3] en/of [aspirant-agent] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen, zakelijk
weergegeven, dat hij hen zal doodschieten en/of kapotschieten en/of dat hun vest geen
Kalasjnikov tegenhoudt, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en/of
- een molotovcocktail, in elk geval een fles gevuld met een brandbare vloeistof en/of een zakdoek, aan die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] te tonen en/of
- (vervolgens) voornoemde zakdoek aan te steken, in elk geval in aanraking te brengen met vuur, en/of
- (vervolgens) voornoemde molotovcocktail, in elk geval een fles gevuld met een brandbare
vloeistof en/of een brandende zakdoek, met kracht te gooien op/naar/in de richting van die [hoofdagent 1] en/of die [hoofdagent 2] , en/of
- die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen, zakelijk
weergegeven, dat hij hen koud gaat maken en/of dat hij hen gaat doodschieten en/of kapotschieten en/of dat hij een claymore op hen zal gooien en/of dat hij zuur en/of chloor op hen zal gooien en/of dat hij hen met een AK47 kapot zal schieten en/of dat hij de hond(en) naar buiten stuurt die verbalisanten zal opeten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede
- een wapen(s) van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten (een) werpmes(sen), zijnde (een) werpmes(sen) en/of
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (type) voorlader, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,
voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
4
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede
- een wapen van categorie IV, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een samoeraizwaard, althans een zwaard, en/of
- een wapen van categorie IV, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een wapenstok, en/of
- een wapen van categorie IV, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een kruisboog, heeft gedragen;
(Artikel art 27 lid 1 Wet wapens en munitie)
5
hij op of omstreeks 30 april 2023 te Wijk bij Duurstede een wapen van categorie I, onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten zes pijlen/pijlpunten, bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken, voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 13 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 november 2023, genummerd 2023126734 / 3T23LIKAKO, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 242. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 12.
3.Pagina 15.
4.Pagina 19.
5.Pagina 20.
6.Pagina 27.
7.Pagina 28.
8.Pagina 155.