Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar de zaak over gaat
3.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woongroen en de bewindvoerder van een huurder die onder bewind staat. De huurder, [onder bewindgestelde], heeft gedurende een lange periode extreem veel spullen verzameld in zijn woning en tuin, wat heeft geleid tot overlast voor omwonenden. Woongroen, de verhuurder, heeft al meer dan tien jaar klachten ontvangen van buren en heeft herhaaldelijk geprobeerd de situatie te verbeteren door hulpverlening in te schakelen. Ondanks deze inspanningen is er geen duurzaam resultaat geboekt, en de situatie is zelfs verslechterd. Woongroen heeft daarom de kantonrechter verzocht om een gedragsaanwijzing op te leggen aan de bewindvoerder, met als sanctie de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning bij niet-nakoming.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2024 heeft de kantonrechter de betrokken partijen gehoord. De bewindvoerder heeft erkend dat de huurder overlast veroorzaakt, maar de huurder zelf heeft aangegeven dat zijn woning en tuin opgeruimd zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de huurder niet handelt als een goed huurder, zoals vereist door artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft de gevorderde gedragsaanwijzing toegewezen, waarbij de bewindvoerder verplicht wordt om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis de woning in verzorgde staat te brengen en te houden. Bij schending van deze gedragsaanwijzing zal de huurovereenkomst worden ontbonden en de woning ontruimd.
De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de bewindvoerder opgelegd, aangezien Woongroen in het gelijk is gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.