ECLI:NL:RBMNE:2024:5455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
16-256402-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door aanrijding met auto op kwetsbaar slachtoffer

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 oktober 2023 in Soest met voorbedachten rade heeft geprobeerd een 73-jarige vrouw om het leven te brengen door met een auto op haar in te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor ernstige misdrijven, doelbewust de auto als wapen heeft ingezet. Tijdens de zitting zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder het slachtoffer zelf, die verklaarde dat zij met haar hond aan het wandelen was toen de verdachte met hoge snelheid op haar afreed. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij opzettelijk iemand wilde aanrijden om in de gevangenis te komen, wat zijn intenties onderstreept. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot moord en hem een gevangenisstraf van 12 jaar opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de zware gevolgen van dergelijk geweld en de noodzaak van een stevige straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-256402-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Turkije),
verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 11 januari 2024 (pro forma), 21 maart 2024 (pro forma), 12 juni 2024 (pro forma) en op 3 september 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. A. Drogt, en van dat wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. van Nimwegen, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 4 oktober 2023 in Soest heeft geprobeerd om [slachtoffer] te vermoorden dan wel te doden door met een personenauto op haar in te rijden.
subsidiair
op 4 oktober 2023 in Soest [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld door met een personenauto op haar in te rijden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte doelbewust de personenauto heeft ingezet als potentieel dodelijk middel om een kwetsbaar slachtoffer aan te rijden. Van belang is dat verdachte met een behoorlijke snelheid reed en het een forse en zware auto betrof, waardoor het intreden van de dood bij een aanrijding hoogst aannemelijk en te verwachten is. Tevens was de aanrijding een vooropgezet plan van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet had om met voorbedachte raad iemand van het leven te beroven en dat daarmee het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Verdachte wilde alleen ‘iemand pakken’. De verdediging heeft voorts betwist dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. De raadsman refereert zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 4 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 oktober 2023 liep ik met de hond over de Industrieweg te Soest. Er kwam een auto de hoek om gescheurd en ik dacht die gaat wel opzij. Ik ging zoveel mogelijk in de struikjes, maar ik zag dat hij recht op mij af reed. Ineens had ik ongelofelijke pijn en lag op de grond. Hij reed echt recht op mij af, hij heeft hierdoor echt mijn kant op moeten sturen. [2]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 4 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er een zwarte Volkswagen, type Touran, voor mij reed. lk zag dat de bestuurder van deze auto ineens naar rechts stuurde en daarbij een persoon aanreed die op de grond viel. lk zag dat de bestuurder weer naar links stuurde en zijn weg rechtdoor vervolgde zonder te stoppen. Ik heb bij deze handeling van de bestuurder geen remlichten van de auto zien branden. Ik denk dat de snelheid ergens tussen de 30 en 60 kilometer per uur was, zowel voor als na de aanrijding. [3]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wanneer kwam het idee in jouw hoofd?
A: Gisteren.
V: En wat dacht je gisteren dan precies?
A: Gisteren dacht ik "ik ga lekker vastzitten, lekker politie en justitie voor mij gaan zorgen".
V: Hoe had je het bedacht gisteren?
A: Ik had vooraf mijn tas al ingepakt en ik dacht "ik ga de eerste die ik met de hond of lopend zie pakken. Fietsers zijn te moeilijk om te raken."
V: Waarom heb je gewacht tot de ochtend en niet al die avond jouw idee uitgevoerd?
A: In de avond lopen niet zo veel mensen met honden.
A: Ik heb geen spijt ofzo.
V: Wat voor gevoelens heb jij met mensen die wandelen met een hond?
A: Ik ga eerlijk zeggen, ik haat Hollanders. [4]
A: Ik zou toch werken vandaag, maar ik dacht fock het werk. Ik wilde lekker slapen en eten. Ik wist niet dat ik haar zou tegenkomen daar. Het had ook vanmiddag, vanavond of zelfs morgen kunnen gebeuren.
V: Als wij het goed begrijpen, heb je bewust expres iemand aangereden zodat je een lange straf zou krijgen.
A: Ja geen stress. Geen ziektefonds en gewoon lekker eten. Geen stress. [5]
V: Wat zag je aan die mevrouw?
A: Ik zag dat ze schreeuwde. Aah!
0: Wij, verbalisanten, zien dat de verdachte gniffelt.
A: Ik zeg het toch. Ik haat Hollanders.
V: Je hebt die mevrouw geraakt. Moest jij nog iets doen om haar te raken?
A: Ze liep op mijn weg, ze had beter aan de nadere kant kunnen lopen. Nu kon ze nergens heen.
V: Ik ga je een filmpje laten zien, is dat goed?
A: Dat is nog mooier. [6]
A: Ik wilde haar raken, het maakt niet uit of het een fietspad is of niet.
V: Wij zien dat je half op de weg half op de steen rijdt.
A: Ja ik wilde haar raken, dat zeg ik toch. Voorbedachte rade. Ik wilde haar raken. [7]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van 18 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gegevens RDW - Voertuig 1
Fabrieksmerk Volkswagen
Type Touran [8]
Massa ledig kg 1575 kg [9]
Een proces-verbaal van onderzoek van indicatieve snelheidsbepaling op basis van videobeelden van 31 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de berekeningen bleek dat de bestuurder van het voertuig voorafgaande aan de aanrijding
met het slachtoffer reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 30 km/u en maximaal 47 km/u.
Uit de berekeningen bleek dat de bestuurder van het voertuig na de aanrijding met het slachtoffer reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 33 km/u en maximaal 63 km/u. [10]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
4.3.2.1 Feiten en omstandigheden
Op grond van de (gebruikte) bewijsmiddelen kan als vaststaand worden aangemerkt dat verdachte met een vooropgezet plan op 4 oktober 2023 in Soest de destijds 73-jarige aangeefster heeft aangereden met een personenauto. Verdachte had de avond voor het incident namelijk een duidelijk doel voor ogen: hij wilde een voetganger (al dan niet met een hond) aanrijden zodat hij in de gevangenis terecht zou komen. Hij had zijn tas daarom al ingepakt en heeft gewacht tot de volgende ochtend, omdat volgens hem in de avond niet veel mensen met honden op straat lopen en fietsers volgens hem moeilijker te raken zijn. Hij heeft zich in die tussenliggende periode kunnen beraden op het voorgenomen plan. Gelijk na de aanrijding heeft verdachte zich gemeld bij het politiebureau. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag. In deze zaak staat de vraag centraal of verdachte met zijn handelen al dan niet in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
4.3.2.2 Opzet op de dood
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het overlijden van het slachtoffer – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is, in tegenstelling tot de verdediging, van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank daarvoor het volgende van belang. Verdachte reed de betreffende ochtend in een Volkswagen Touran. Dat is een personenauto van aanzienlijk gewicht. Voor zijn doel heeft verdachte die personenauto ingezet als middel. Rondom het moment van de aanrijding reed hij daarnaast met behoorlijke snelheid, namelijk tussen de 30 en 47 kilometer per uur voor de aanrijding en tussen de 33 en 63 kilometer per uur na de aanrijding. Bovendien heeft verdachte een kwetsbaar slachtoffer aangereden, op een plek waar zij niet weg kon komen. Het slachtoffer was destijds 73 jaar oud. Het is algemeen bekend dat personen van die leeftijd kwetsbare slachtoffers zijn, te meer in het verkeer. Naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk dat een dergelijk slachtoffer bij een aanrijding komt te overlijden. In de verstreken tijd tussen het bedenken van het plan en het daadwerkelijke aanrijden had verdachte zich kunnen bezinnen op de betekenis en gevolgen daarvan. Gelet op deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door welbewust met deze auto en aanzienlijke snelheid op het kwetsbare slachtoffer in te rijden, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte op zijn minst in voorwaardelijke zin opzettelijk en met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 4 oktober 2023 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (73 jaar oud) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een personenauto op die [slachtoffer] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot moord

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte alsmede diens strafblad, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Op 4 oktober 2023 heeft verdachte met voorbedachten rade geprobeerd om mevrouw [slachtoffer] , een willekeurig gekozen slachtoffer, om het leven te brengen door met een auto op haar in te rijden. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan poging tot moord, één van de zwaarste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. Het is niet aan verdachte te danken dat mevrouw [slachtoffer] dit heeft overleefd. Hij heeft haar hulpeloos achtergelaten toen zij door de aanrijding meerdere complexe botbreuken opliep in beide onderbenen, een open botbreuk aan haar linkerenkel en beschadiging aan zenuw- en spierweefsel. Zij is hiervoor meerdere malen geopereerd. Uit de slachtofferverklaring is gebleken dat het incident veel impact op haar en haar naasten heeft gehad en zal hebben. Ook moest haar hond geopereerd worden. De rechtbank rekent verdachte het feit zwaar aan. Dat verdachte met een afstraffing zijn zin krijgt, namelijk een plek in de gevangenis waar de staat voor hem zorgt, is voor hen bijzonder wrang. Verdachte heeft ter terechtzitting geen blijk gegeven van enig schuldbesef. Dit gegeven alsmede dat verdachte naar eigen zeggen opzettelijk iemand heeft aangereden om in de gevangenis terecht te komen zodat de staat voor hem moet zorgen, schept een zeer zorgelijk beeld.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 13 maart 2024 blijkt onder andere dat verdachte op 5 juni 2002 door de meervoudige strafkamer Utrecht is veroordeeld voor het medeplegen van moord. Hiervoor is 12 jaren gevangenisstraf opgelegd. Daarnaast is verdachte op 7 januari 2019 veroordeeld voor onder meer het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, waarvoor een gevangenisstraf is opgelegd. Uit het dossier blijkt dat verdachte toen ook iemand heeft aangereden.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 30 mei 2024. Dit is opgesteld door H.T.J. Boerboom, psychiater, en M.K. Krops, GZ-psycholoog. Uit het rapport volgt dat er geen aanknopingspunten zijn om gedragskundige conclusies te trekken, omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek. Op basis van de voorgeschiedenis en het door hem aangedragen motief tot het plegen van het ten laste gelegde (blijkens zijn verklaringen bij de politie) hebben de deskundigen sterke vermoedens van antisociale persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte. Echter, vanuit de forse beperkingen van het onderzoek werd onvoldoende zicht verkregen of er daadwerkelijk sprake is van antisociale persoonlijkheidsproblematiek en op de eventuele aard, ernst en omvang daarvan. Daarmee kunnen de deskundigen ook geen uitspraken doen of, en in hoeverre, deze mogelijke problematiek het niveau behaalt van een stoornis. De deskundigen hebben dus formeel geen stoornissen kunnen vaststellen, maar kunnen deze evenmin met zekerheid uitsluiten.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van 29 juli 2024, opgesteld door R. Drenth, reclasseringswerker. De reclassering adviseert bij een veroordeling een kale gevangenisstraf op te leggen. Vanwege de ingetrokken verblijfsvergunning van verdachte zien zij geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de (hoge) risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Interventies geboden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling kunnen zij daarom adviseren noch bieden. Verdachte kan ook geen aanspraak maken op sociale voorzieningen. Hij zou bovendien direct in overtreding zijn bij een (deels) voorwaardelijke straf en/of in vrijheidsstelling, omdat hij illegaal in Nederland verblijft.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen wat zij hiervoor heeft overwogen over de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van verdachte. Geen andere straf doet recht aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd dan een forse vrijheidsbenemende straf. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. J. Edgar en L.M. Rödel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W.S. Stukker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 september 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 4 oktober 2023 te Soest, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (73 jaar oud) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een personenauto op die [slachtoffer] is ingereden, althans tegen die [slachtoffer] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 4 oktober 2023 te Soest, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] (73 jaar oud) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere, althans één, (complexe) (open) botbreuk(en) in het/de onderbe(e)n(en) en/of de enkel(s) en/of de voet(en) en/of beschadiging van zenuw- en spierweefsel, heeft toegebracht door met een personenauto op die [slachtoffer] in te rijden, althans tegen die [slachtoffer] aan te rijden.
( art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 20231004.1203, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 452. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 100.
3.Pagina 38.
4.Pagina 27.
5.Pagina 29.
6.Pagina 33.
7.Pagina 34.
8.Pagina 401.
9.Pagina 402.
10.Pagina 420.