ECLI:NL:RBMNE:2024:5444
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- S.G.M. van Veen
- H.J.J.M. Kock
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens ontbreken griffierecht en noodzakelijke documenten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening dat door de verzoeker was ingediend op 12 januari 2024. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het verzoekschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Dit betekende dat de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kon behandelen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker het griffierecht van € 51,- niet op tijd heeft betaald, wat een vereiste is volgens artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker had op 13 januari 2024 een aangetekende brief ontvangen waarin hem werd verzocht het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien het griffierecht niet tijdig was ontvangen en de verzoeker geen geldige reden had gegeven voor deze vertraging, kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk behandelen.
Daarnaast was het ook noodzakelijk dat de verzoeker een kopie van het besluit en het bezwaarschrift indiende, zoals vereist in artikel 6:5 en artikel 8:81 van de Awb. De griffier had de verzoeker op 15 januari 2024 en opnieuw op 25 januari 2024 verzocht om deze documenten te overleggen, maar de verzoeker had hierop niet gereageerd. Hierdoor voldeed het verzoek niet aan de voorwaarden voor inhoudelijke behandeling.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was op basis van artikel 8:83 van de Awb. De verzoeker kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing.