ECLI:NL:RBMNE:2024:5444

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/167
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens ontbreken griffierecht en noodzakelijke documenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening dat door de verzoeker was ingediend op 12 januari 2024. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het verzoekschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Dit betekende dat de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kon behandelen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker het griffierecht van € 51,- niet op tijd heeft betaald, wat een vereiste is volgens artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker had op 13 januari 2024 een aangetekende brief ontvangen waarin hem werd verzocht het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien het griffierecht niet tijdig was ontvangen en de verzoeker geen geldige reden had gegeven voor deze vertraging, kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk behandelen.

Daarnaast was het ook noodzakelijk dat de verzoeker een kopie van het besluit en het bezwaarschrift indiende, zoals vereist in artikel 6:5 en artikel 8:81 van de Awb. De griffier had de verzoeker op 15 januari 2024 en opnieuw op 25 januari 2024 verzocht om deze documenten te overleggen, maar de verzoeker had hierop niet gereageerd. Hierdoor voldeed het verzoek niet aan de voorwaarden voor inhoudelijke behandeling.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was op basis van artikel 8:83 van de Awb. De verzoeker kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/167

uitspraak van voorzieningenrechter van 16 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening dat verzoeker heeft ingediend op 12 januari 2024.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het verzoekschrift voldoet namelijk niet aan de wettelijke eisen, waardoor de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
Geen griffierecht betaald
2. Iemand die om een voorlopige voorziening vraagt moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 51,-. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald, dan is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoeker niets aan kan doen.
3. De voorzieningenrechter heeft verzoeker op 13 januari 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoeker het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
4. De voorzieningenrechter heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Verzoeker heeft daar geen geldige reden voor gegeven. Ook heeft verzoeker niet (tijdig) gevraagd om ontheffing van betaling van het griffierecht.
Geen besluit, geen bezwaar en geen onderbouwing spoedeisend belang gegeven
5. Iemand die een verzoek voor een voorlopige voorziening indient moet een kopie van het besluit en het bezwaarschrift indienen. Dit staat in artikel 6:5 en artikel 8:81 van de Awb. Als dat niet gebeurt is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom er geen kopie van het besluit en het bezwaarschrift is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoeker niets aan kan doen.
6. De griffier heeft verzoeker op 15 januari 2024 een brief gestuurd, waarin staat dat verzoeker binnen één week een kopie moet overleggen van het besluit waar hij het niet mee eens is en het bezwaarschrift dat hij aan verweerder heeft gestuurd. Verzoeker heeft niet gereageerd op deze brief.
7. De griffier heeft verzoeker op 25 januari 2024 middels een voicemailbericht gewezen op de gedane verzoeken om een kopie van het besluit en het bezwaarschrift.
8. Ook heeft de griffier verzoeker op 25 januari 2024 een brief per aangetekende post gestuurd, waarin verzoeker nogmaals wordt gevraagd om binnen één week een kopie te overleggen van het besluit waar hij het niet mee eens is en van het bezwaarschrift dat hij aan verweerder heeft gestuurd. Verzoeker heeft niet gereageerd op deze brief.
Conclusie
9. Het verzoek van verzoeker voldoet niet aan de voorwaarden om het inhoudelijk te behandelen. De voorzieningenrechter zal geen uitspraak over de inhoud van het verzoek doen. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:83 van de Awb).
10. Verzoeker krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 februari 2024.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep of in verzet.