ECLI:NL:RBMNE:2024:5442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
10858320
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van factuur voor geleverde keermessen en tijdigheid van klachten

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, staat de betaling van een factuur voor geleverde keermessen centraal. Eiseres, een BV, heeft aan gedaagde, eveneens een BV, doosjes met keermessen geleverd en een factuur van € 5.082,00 gestuurd. Gedaagde heeft slechts een deel van deze factuur betaald en stelt dat eiseres tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de geleverde doosjes met specificatiestickers waren voorzien, wat volgens gedaagde niet de afspraak was. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde het openstaande bedrag van € 2.500,00 moet betalen, omdat zij te laat heeft geklaagd over de gestelde gebreken. De klachttermijn begon te lopen op de dag van levering, 19 juli 2023, en gedaagde heeft pas op 1 september 2023 geklaagd. De kantonrechter concludeert dat gedaagde niet meer kan terugkomen op de gebreken en dat de ontbinding van de overeenkomst niet gerechtvaardigd is. Eiseres krijgt gelijk en gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden ook aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10858320 \ UC EXPL 23-8758 JB/61315
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
[eiseres] BV,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Interpayment,
tegen
[gedaagde] BV,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding van 14 december 2023;
- de conclusie van antwoord met tegeneis (eis in reconventie);
- de brief van de griffier waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
De zaak is op 31 mei 2024 besproken tijdens de mondelinge behandeling. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Aan de kant van de eisende partij was [A] aanwezig. Namens de gedaagde partij waren [B] en zijn gemachtigde mr. I. van Welij aanwezig.
1.3.
Op 16 mei 2024 heeft [eiseres] een conclusie van antwoord in reconventie ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Van Welij aangegeven dat zij dit stuk niet heeft ontvangen. Omdat niet kan worden vastgesteld dat [eiseres] de conclusie van antwoord in reconventie aan [gedaagde] heeft toegestuurd, zal de kantonrechter dit processtuk buiten beschouwing laten. [eiseres] wordt daardoor niet in haar belangen geschaad.
1.4.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
[eiseres] heeft aan [gedaagde] doosjes met keermessen geleverd en daarvoor een factuur gestuurd van € 5.082,00. [gedaagde] heeft een deel van de factuur betaald. In deze zaak eist [eiseres] dat [gedaagde] het bedrag betaalt dat nog openstaat, namelijk € 2.500,00, met rente en kosten. [gedaagde] wil dit bedrag niet betalen, omdat [eiseres] een deel van de doosjes heeft geleverd met specificatiestickers. Dit was volgens [gedaagde] niet de afspraak. De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] het openstaande bedrag wel moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Wat er is gebeurd
2.2.
Op 5 juli 2023 heeft [gedaagde] bij [eiseres] met spoed 200 doosjes met keermessen besteld. [eiseres] had op dat moment 15 doosjes op voorraad en kon deze alvast opsturen naar [gedaagde] . Twee dagen later, op 7 juli 2023, zijn de doosjes aan [gedaagde] geleverd. Voor de overige 185 doosjes moest [eiseres] een bestelling plaatsen bij een fabriek in Duitsland. Deze zou zij zo snel mogelijk aan [gedaagde] naleveren.
2.3.
[eiseres] heeft aangegeven dat de 15 doosjes die zij op voorraad had gestickerd waren. In de dagvaarding stelt [eiseres] dat zij daarmee bedoelde dat er niet alleen specificatiestickers op de doosjes zaten, maar ook stickers met het logo van [naam] . Omdat [gedaagde] de doosjes met spoed nodig had, hebben partijen met elkaar afgesproken dat [eiseres] de eerste 15 doosjes zou leveren met stickers. De overige 185 doosjes zouden zo snel mogelijk zonder stickers worden nagezonden. De doosjes zijn op 19 juli 2023 met specificatiestickers, zonder stickers met het logo van [naam] , geleverd bij [gedaagde] .
Volgens [gedaagde] is [eiseres] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst
2.4.
Partijen verschillen van mening over de vraag wat werd bedoeld met de woorden ‘zonder stickers’. Volgens [eiseres] bedoelde zij hiermee dat zij ervoor zou zorgen dat de doosjes aan [gedaagde] werden geleverd met alleen een specificatiesticker, zonder stickers van [naam] . [eiseres] heeft al vaker doosjes met keermessen aan [gedaagde] verkocht. De doosjes worden volgens [eiseres] altijd geleverd met specificatiestickers. De sticker verwijst naar het artikelnummer en de maat van de mesjes die in de doosjes zitten.
2.5.
Volgens [gedaagde] was de afspraak dat er helemaal geen stickers op de doosjes zouden zitten. Door toch doosjes met specificatiestickers te leveren, is [eiseres] volgens [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] stelt dat zij de overeenkomst ten aanzien van de 185 doosjes daarom heeft mogen ontbinden en dat zij het resterende bedrag van de factuur dus niet hoeft te betalen. Daarnaast heeft [gedaagde] een tegeneis ingediend. Zij vordert het bedrag terug dat zij al wel heeft betaald voor de 185 doosjes, namelijk € 2.200,85.
2.6.
[gedaagde] heeft hiertoe aangevoerd dat zij de 185 doosjes had besteld om ze zelf door te verkopen aan een klant. Volgens [gedaagde] is het daarbij belangrijk dat de doosjes ongestickerd worden geleverd, zodat de klant de herkomst van de doosjes niet kan achterhalen. Nadat [gedaagde] de doosjes had geleverd aan haar klant, bleek dat de klant de doosjes niet wilde afnemen. De klant wilde blanco doosjes en heeft de levering vanwege de stickers niet geaccepteerd.
2.7.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het voor haar zelf niet mogelijk was om de stickers voor de doorverkoop te verwijderen. Zij heeft wel de stickers van de eerste 15 doosjes zelf verwijderd, maar volgens [gedaagde] ging dat heel moeizaam. Zij zou daar anderhalve dag mee bezig zijn geweest en heeft hiervoor aceton en thinner moeten gebruiken. Hierdoor zijn de doosjes beschadigd, terwijl zij nieuwe doosjes moest leveren aan haar klant. Daarom wilde zij dat [eiseres] de overige 185 doosjes zonder stickers zou leveren.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] op tijd heeft geklaagd
2.8.
Voordat de kantonrechter toekomt aan de vraag of [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door doosjes met specificatiestickers te leveren, moet worden beoordeeld of [gedaagde] op tijd heeft aangegeven dat zij vindt dat zij niet het juiste product heeft ontvangen. De regels hierover staan in artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Hierin staat dat de koper ( [gedaagde] ) binnen ‘bekwame tijd’ moet klagen bij de verkoper ( [eiseres] ) over eventuele gebreken. De termijn waarbinnen moet worden geklaagd, begint te lopen als de koper het gestelde gebrek ontdekt of redelijkerwijs had horen te ontdekken. Als de koper dat niet doet, dan kan hij op dat gebrek geen beroep meer doen en dan kan hij de verkoper daar niet meer op aanspreken. De achtergrond van de klachtplicht is dat de verkoper wordt beschermd tegen te late en daardoor moeilijk tegen te spreken klachten. Hij mag erop rekenen dat de koper op tijd onderzoekt of de goederen gebrekkig zijn en, als dat niet het geval is, dit bij de verkoper meldt.
[gedaagde] heeft te laat geklaagd
2.9.
Dat betekent dat de kantonrechter moet beoordelen 1) wanneer de klachttermijn in deze zaak is gaan lopen, 2) wanneer [gedaagde] heeft geklaagd, en 3) of dit op tijd was. De kantonrechter is van oordeel dat de klachttermijn is gaan lopen op de dag waarop de 185 doosjes aan [gedaagde] zijn geleverd. Dat was op 19 juli 2023. [eiseres] stelt dat [gedaagde] voor op eerst op 1 september 2023, dus anderhalve maand later, heeft aangegeven dat er onterecht stickers op de doosjes zaten. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij dat op deze datum voor het eerst heeft gemeld. Verder is van belang dat in de factuur staat dat [gedaagde] het bedrag voor 12 juli 2023 aan [eiseres] moest betalen. Dat betekent dat de betaaltermijn al ruim zeven weken was verstreken toen [gedaagde] voor het eerst klaagde. De kantonrechter is van oordeel dat de klacht van [gedaagde] daarmee te laat was. Dat betekent dat [gedaagde] [eiseres] niet meer kan aanspreken op de gestelde gebreken en dat zij het openstaande bedrag van de factuur moet betalen.
Het leveren van de doosjes met stickers rechtvaardigt geen ontbinding
2.10.
Ook als [gedaagde] wel op tijd had geklaagd en als partijen hebben afgesproken dat de doosjes ongestickerd zouden worden geleverd, had [gedaagde] het resterende bedrag van de factuur moeten betalen. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat het leveren van de doosjes met specificatiestickers geen ontbinding rechtvaardigt. Volgens [gedaagde] was het lastig om de stickers te verwijderen, maar volgens [eiseres] klopt dat niet. [gedaagde] heeft haar stelling niet onderbouwd. Vanwege de betwisting door [eiseres] had zij dat wel moeten doen. Daarnaast is de stelling van [gedaagde] niet geloofwaardig. [eiseres] heeft namelijk een doosje met daarop een productiesticker meegenomen naar de mondelinge behandeling. Dit doosje was vergelijkbaar met de doosjes die zij aan [gedaagde] heeft geleverd. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de sticker eenvoudig (binnen enkele seconden) kan worden verwijderd.
[gedaagde] moet alsnog de factuur aan [eiseres] betalen
2.11.
Het voorgaande betekent dat [eiseres] gelijk krijgt. [gedaagde] moet daarom alsnog het resterende bedrag van € 2.500,00 van de factuur aan [eiseres] betalen. Dat betekent ook dat de vordering in reconventie van [gedaagde] wordt afgewezen.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke kosten betalen
2.12.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 375,00. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering is ook in lijn met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarom moet [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten vergoeden.
Conclusie: [gedaagde] moet € 2.975,27 aan [eiseres] betalen
2.13.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in totaal het volgende bedrag aan [eiseres] moet betalen:
- hoofdsom € 2.500,00
- wettelijke handelsrente tot 5 december 2023 € 100,27
- buitengerechtelijke incassokosten
€ 375,00 +
Totaal € 2.975,27
2.14.
Omdat [gedaagde] te laat heeft betaald, moet zij over de hoofdsom ook handelsrente betalen vanaf de dag van de dagvaarding.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.15.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt, moet zij ook de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kosten worden voor de eis in conventie en in reconventie apart berekend.
2.16.
De proceskosten van [eiseres] worden in conventie begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
238,00
(1 punt × € 238,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
945,44
2.17.
De kosten van [eiseres] in reconventie bestaan alleen uit salaris. Vanwege de samenhang tussen de eis in conventie en reconventie stelt de kantonrechter deze kosten vast op € 0,00.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
2.18.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroept instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na heden aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.975,27, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.500,00, met ingang van 5 december 2023, tot de dag van volledige betaling, en met de gewone wettelijke rente over € 375,00 vanaf veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling voor het geval die schadevergoeding niet tijdig wordt betaald;
in reconventie
3.2.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
in conventie en reconventie
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, voor conventie een bedrag van € 945,44 en voor reconventie een bedrag van € 0,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.