4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van verkrachting
Voor een bewezenverklaring van verkrachting is vereist dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. In het onderhavige geval zou de dwang volgens de tenlastelegging hebben bestaan uit het onverhoeds karakter van de door verdachte verrichte handelingen, welke handelingen verdachte zou hebben verricht terwijl aangeefster (zichtbaar) in een staat van verminderd bewustzijn of laveloosheid verkeerde. De rechtbank overweegt dat het dossier hiervan onvoldoende blijk geeft. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van verkrachting.
Vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging doodslagUit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft geslagen en haar hoofd meermalen tegen een muur heeft geslagen. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte hiermee de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Daarvoor moet dan vaststaan dat de kans op de dood aanmerkelijk is geweest. Getuige [getuige] heeft gezien dat verdachte het hoofd van het slachtoffer ‘keihard’ en ‘als een bal’ tegen een muur sloeg. Het hoofd is een kwetsbaar deel van het lichaam, en een grote krachtuitoefening op het hoofd kan onder omstandigheden de dood veroorzaken. Toch vindt de rechtbank de getuigenverklaring onvoldoende voor de conclusie dat de dood in dit geval een reëel gevolg had kunnen zijn. Daarvoor is meer specifieke informatie nodig, over de kracht waarmee het geweld heeft plaatsgevonden en de plek waar het hoofd werd getroffen. Bovendien heeft aangeefster volgens de letselrapportage weliswaar verwondingen opgelopen aan haar hoofd, hals, romp, armen en benen, maar blijkt uit de rapportage niet dat het letsel potentieel dodelijk was. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van poging tot doodslag.
Bewijsmiddelenvoor het subsidiair ten laste gelegde feit
1. [slachtoffer] heeft volgens het
proces-verbaal aangiftevan 12 juni 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Waar ga je aangifte van doen?
A: Van zware mishandeling.
V: Waar is dit gebeurd?
A: In [woonplaats] .
V: Met wie is dit gebeurd?
A: De heer [verdachte] .
V: Jullie gaan naar buiten en jij rende weg, wat weet jij daar nog van?
A: Hij heeft mij bij zijn deur vastgegrepen. Hij heeft mij gegrepen bij mijn keel. Dat hij mij heeft vastpakt, is het laatste dat ik weet. Hij pakte mij met twee handen vast bij mijn keel. Ik voelde pijn bij mijn keel.
2. [getuige] heeft volgens het
proces-verbaal van verhoor getuige met bijlagenvan 26 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Als eerste wil ik u vragen alles te vertellen wat u weet over 20 mei.
A: Ik zag op een gegeven moment twee personen staan bij een muur. Het geschreeuw kwam daar vandaan. Op dat moment zag ik de man het meisje vastpakken en tegen de muur aan gooien. Dat drong in eerste instantie nog niet helemaal tot mij door. Tot ik het meisje hoorde gillen, kreten maakte: "Auw". Toen besefte ik mij dat het niet de normale manier van doen is.
Dat heeft hij twee keer herhaald, dat meisje tegen de muur aan gooien. Op dat moment zag ik dat het meisje tegen de muur aan stond, de man pakte haar letterlijk bij haar hoofd vast en wat ik gezien heb is dat hij zeker een keer of drie, vier haar hoofd als een bal tegen de muur gooide. Op dat moment zag ik dat meisje echt op de grond vallen en als een plumpudding in elkaar zakken. Toen stond ik nog op dat fietspad en liep ik op de man af. Ik zei tegen de man: "He mafketel wat ben jij nou aan het doen. Doe eens ff normaal." Toen pakte hij dat meisje op een gegeven echt beet, met haar tussen zijn armen, haar tegen zijn lijf aangedrukt en toen liep hij weg. Toen hij wegliep, liep ik richting hem, eigenlijk achter hem aan. Ik vroeg "Wat ben je allemaal het doen". Hij zei: "Ik ben het helemaal zat. Ik wil geen problemen". En toen liet hij dat meisje midden op het grasveld uit zijn handen vallen.
V U zei "Twee keer herhaald.” Wat bedoelde u daar mee?
A: Dat ze al gillend en kreunend tegen de muur werd aangegooid.
V: Hoe bedoelt u het als een bal?
A: Het was eerst gewoon helemaal tegen de muur aan gooien, met haar hele lichaam. Daarna stond zij tegen de muur. Daarna pakte hij haar hoofd en gooide hij haar hoofd een aantal keer tegen de muur.
V: Het twee keer herhalen was dan?
A: Haar in het geheel tegen de muur aan gooien, daarna kwam pas het hoofd tegen de muur.
3. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 23 januari 2024 verklaard:
Het klopt dat ik op 20 mei 2023 in Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, aangeefster [slachtoffer] een klap in haar gezicht heb gegeven en bij haar arm heb vastgepakt. Het zou kunnen dat de dikke bult op haar hoofd door een slag/stoot is veroorzaakt.
1. [slachtoffer] heeft volgens het
proces-verbaal aangiftevan 12 juni 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Waar ga je aangifte van doen?
A: Van ontvoering en gijzeling.
V: Waar is dit gebeurd?
A: In [woonplaats] .
V: Met wie is dit gebeurd?
A: De heer [verdachte] .
V: Vertel eens alles over wat er gebeurd is?
A: We zijn naar buiten gegaan om met de auto te rijden. Ik heb toen geprobeerd weg te rennen de andere kant op. Hij heeft mij toen vastgepakt. Ik denk dat ik ook nog geprobeerd heb om mijn vingers in zijn ogen te prikken. Ik weet ook dat ik heel hard heb gegild. Daarna werd ik wakker in de auto van [verdachte] en zag ik een agent. Ik heb de agent gebaar gegeven dat ik in gevaar was.
V: Wat maakte dat jij 112 ging bellen?
A: Dat ik de kans kreeg. Ik had een vermoeden met zijn rare gedrag. Ik had een gevoel dat hij mij niet wilde laten weggaan. Hij heeft mij gegijzeld. Hij zou dan de deuren op slot doen. Hij wilde mij niet weg laten gaan.
V: Je zat in de woonkamer, waar je de joint hebt gedraaid. Wat gebeurde er toen?
A: Hij wilde dat ik opschoot, hij wilde dat ik met hem mee ging de deur uit. Hij had toen in de gaten dat ik de politie had gebeld. Hij wilde mij mee hebben de woning uit. Ik moest opschieten, ik moest mij haasten. Hij wilde met mij een ritje maken in de auto. Hij zag dat ik mijn telefoon in mijn handen had en dat ik de telefoon snel in mijn tas deed en dat ik de tas dichtritste. Ik mocht eerst nog rustig een joint draaien en toen moest ik mij opeens haasten. Ik denk dat hij het doorhad dat ik iets met mijn telefoon had gedaan.
V: Jullie gaan naar buiten en jij rende weg, wat weet jij daar nog van?
A: Hij heeft mij bij zijn deur vastgegrepen. Hij heeft mij gegrepen bij mijn keel. Dat hij mij vastpakt heeft, is het laatste dat ik weet. Hij pakte mij met twee handen vast bij mijn keel. Ik voelde pijn bij mijn keel.
2. [getuige] heeft volgens het
proces-verbaal van verhoor getuige met bijlagenvan 26 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
En toen gooide die haar over zijn schouder heen en hij liep richting de parkeerplaatsen. Ik liep achter hem aan. Hij stopte bij een auto. Hij gooide haar als het ware. Of ieder geval hij liet dat meisje van zijn schouder op de grond vallen. Dat meisje kwam op de grond op de stenen. Dat was het eerste moment dat ik weer geluid uit het meisje hoorde. Hij pakte zijn sleutels, deed de deur open van de auto. Hij pakte het meisje van de grond af en gooide haar in de auto. Een beetje kop staart beweging, alsof ze oud vuil was. Hij stapte in achter het stuur. Hij had zijn auto gestart en hij kwam eigenlijk op mij inrijden.
3. Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 21 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 20 mei 2023 was ik, verbalisant, team Dronten-Noordoostpolder-Urk, belast met incidentenafhandeling.
Op het moment dat ik aan kwam rijden aan de achterzijde van de woning, zag ik een man met een bruine Labrador aan komen rennen in mijn richting. Ik hoorde de man het volgende zeggen: "hij is net weggereden in een Volvo. Het kenteken begint met [kenteken] ".
Op het moment dat ik op de Urkerweg te Emmeloord reed, zag ik, op ongeveer 3 kilometer afstand, een voertuig rijden. Dit zag ik door de rode achterlichten. Om deze afstand te overbruggen moest ik met een zeer hoge snelheid rijden. Op het moment dat ik op ongeveer één (1) kilometer de rotonde aan de Urkerweg te Tollebeek naderde, zag ik de rode achterlichten de Zuidwesterringweg op gaan. Ik kon aan het silhouet zien dat dit een personenauto betrof. Ik zag ook dat de personenauto steeds sneller vaart maakte in de richting van Nagele. Ik ben toen zelf ook de Zuidwesterringweg op gereden en moest met mijn dienstmotor vol gas geven om het voertuig in het zicht te houden. Ik reed ongeveer 180 kilometer per uur waar 80 kilometer is toegestaan, maar ik kwam niet of nauwelijks dichterbij. Ik ben toen nog sneller gaan rijden gezien er geen overige verkeer te zien was.
Ter hoogte van Nagele kon ik, door zeer laat en stevig te remmen, dichterbij het voertuig komen. Ik zag dat het voertuig rechtsaf de Akkerstraat te Nagele op reed. Toen ik zelf de Akkerstraat op reed en richting het voertuig reed zag ik dat het voertuig een Volvo S80 betrof, voorzien van het kenteken [kenteken] .
Ik heb toen besloten de bestuurder, nader te noemen verdachte, van het voertuig een stopteken te geven. Ik zag op dat moment ook een dame, nader te noemen slachtoffer, rechts achterin het voertuig zitten. Ik zag dat de dame aan het huilen was en heel angstig mijn richting in kijken. Ik zag ook dat de dame met haar handen een gebaar maakte dat ik naar haar toe moest komen.
Ik zag de dame mij aankijken en hoorde haar het volgende zeggen: "hij wilde mij dood maken. Hij heeft gezegd dat hij mij van een brug af wilde gooien. Hij zei ook dat er een politiemotorrijder achter hem reed en dat ik niets mocht zeggen.” Ik zag, op het moment dat het slachtoffer haar verhaal deed, dat het slachtoffer geschokt was. Ik zag namelijk dat zij aan het huilen en trillen was, angstig in het rond keek en een soort kou rillingen maakte. Ik kreeg hierdoor sterk de indruk dat de dame er geestelijk dan wel lichamelijk zeer slecht aan toe was.
Verdachte
Achternaam: [verdachte] .
Voornamen: [voornamen] .
Slachtoffer
Achternaam: [slachtoffer] .
Voornamen: [voornamen] .
Bewijsoverweging wederrechtelijke vrijheidsberoving
De verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster ‘met goed bedoelingen’ naar huis wilde brengen. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat verdachte haar heeft gepakt toen zij probeerde weg te rennen en dat hij haar ‘als oud vuil’ in de auto heeft gegooid. Ook probeerde zij tijdens de autorit de aandacht van de politie te trekken. De tenlastegelegde wederrechtelijkheid volgt daarnaast uit de geluidsfragmenten in het dossier, waaronder de beluisterde 112-melding.Hierin werd onder andere gehoord dat een mannenstem het volgende zei: “
Als je mij lijp wilt krijgen moet je gewoon doorgaan nu. Het is makkelijker om je gewoon lek te steken. Anders bind ik je gewoon rondom vast en laat ik je gewoon ergens achter."Aangezien verdachte en aangeefster op dat moment alleen in de woning waren, moet dit de stem van verdachte zijn geweest. Hieruit blijkt dat verdachte niet de intentie had om aangeefster ‘met goede bedoelingen’ naar haar woning te brengen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van aangeefster dat het opzet van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen.