ECLI:NL:RBMNE:2024:544

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
16/127214-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving met vrijspraak van verkrachting

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 mei 2023 in Emmeloord een vriendin ernstig heeft mishandeld en haar wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 98 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte moet in behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek en er zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod ten opzichte van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde verkrachting, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij het slachtoffer zichtbaar in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/127214-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. de Vries, advocaat te Amsterdam, alsmede van hetgeen mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
op 20 mei 2023 in Emmeloord [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft verkracht;
feit 2
primair
op 20 mei 2023 in Emmeloord heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door haar op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, haar met kracht tegen een muur te gooien en/of haar hoofd vast te pakken en/of vervolgens haar hoofd tegen een muur te slaan;
subsidiairtenlastegelegd als poging tot zware mishandeling;
feit 3
op 20 mei 2023 in Emmeloord en/of Nagele [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie acht de onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Vrijspraak van verkrachting
Voor een bewezenverklaring van verkrachting is vereist dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. In het onderhavige geval zou de dwang volgens de tenlastelegging hebben bestaan uit het onverhoeds karakter van de door verdachte verrichte handelingen, welke handelingen verdachte zou hebben verricht terwijl aangeefster (zichtbaar) in een staat van verminderd bewustzijn of laveloosheid verkeerde. De rechtbank overweegt dat het dossier hiervan onvoldoende blijk geeft. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van verkrachting.
Feit 2
Vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging doodslagUit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft geslagen en haar hoofd meermalen tegen een muur heeft geslagen. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte hiermee de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Daarvoor moet dan vaststaan dat de kans op de dood aanmerkelijk is geweest. Getuige [getuige] heeft gezien dat verdachte het hoofd van het slachtoffer ‘keihard’ en ‘als een bal’ tegen een muur sloeg. Het hoofd is een kwetsbaar deel van het lichaam, en een grote krachtuitoefening op het hoofd kan onder omstandigheden de dood veroorzaken. Toch vindt de rechtbank de getuigenverklaring onvoldoende voor de conclusie dat de dood in dit geval een reëel gevolg had kunnen zijn. Daarvoor is meer specifieke informatie nodig, over de kracht waarmee het geweld heeft plaatsgevonden en de plek waar het hoofd werd getroffen. Bovendien heeft aangeefster volgens de letselrapportage weliswaar verwondingen opgelopen aan haar hoofd, hals, romp, armen en benen, maar blijkt uit de rapportage niet dat het letsel potentieel dodelijk was. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van poging tot doodslag.
Bewijsmiddelen [1] voor het subsidiair ten laste gelegde feit
1. [slachtoffer] heeft volgens het
proces-verbaal aangifte [2] van 12 juni 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Waar ga je aangifte van doen?
A: Van zware mishandeling.
V: Waar is dit gebeurd?
A: In [woonplaats] .
V: Met wie is dit gebeurd?
A: De heer [verdachte] .
V: Jullie gaan naar buiten en jij rende weg, wat weet jij daar nog van?
A: Hij heeft mij bij zijn deur vastgegrepen. Hij heeft mij gegrepen bij mijn keel. Dat hij mij heeft vastpakt, is het laatste dat ik weet. Hij pakte mij met twee handen vast bij mijn keel. Ik voelde pijn bij mijn keel.
2. [getuige] heeft volgens het
proces-verbaal van verhoor getuige met bijlagen [3] van 26 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Als eerste wil ik u vragen alles te vertellen wat u weet over 20 mei.
A: Ik zag op een gegeven moment twee personen staan bij een muur. Het geschreeuw kwam daar vandaan. Op dat moment zag ik de man het meisje vastpakken en tegen de muur aan gooien. Dat drong in eerste instantie nog niet helemaal tot mij door. Tot ik het meisje hoorde gillen, kreten maakte: "Auw". Toen besefte ik mij dat het niet de normale manier van doen is.
Dat heeft hij twee keer herhaald, dat meisje tegen de muur aan gooien. Op dat moment zag ik dat het meisje tegen de muur aan stond, de man pakte haar letterlijk bij haar hoofd vast en wat ik gezien heb is dat hij zeker een keer of drie, vier haar hoofd als een bal tegen de muur gooide. Op dat moment zag ik dat meisje echt op de grond vallen en als een plumpudding in elkaar zakken. Toen stond ik nog op dat fietspad en liep ik op de man af. Ik zei tegen de man: "He mafketel wat ben jij nou aan het doen. Doe eens ff normaal." Toen pakte hij dat meisje op een gegeven echt beet, met haar tussen zijn armen, haar tegen zijn lijf aangedrukt en toen liep hij weg. Toen hij wegliep, liep ik richting hem, eigenlijk achter hem aan. Ik vroeg "Wat ben je allemaal het doen". Hij zei: "Ik ben het helemaal zat. Ik wil geen problemen". En toen liet hij dat meisje midden op het grasveld uit zijn handen vallen.
V U zei "Twee keer herhaald.” Wat bedoelde u daar mee?
A: Dat ze al gillend en kreunend tegen de muur werd aangegooid.
V: Hoe bedoelt u het als een bal?
A: Het was eerst gewoon helemaal tegen de muur aan gooien, met haar hele lichaam. Daarna stond zij tegen de muur. Daarna pakte hij haar hoofd en gooide hij haar hoofd een aantal keer tegen de muur.
V: Het twee keer herhalen was dan?
A: Haar in het geheel tegen de muur aan gooien, daarna kwam pas het hoofd tegen de muur.
3. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 23 januari 2024 verklaard:
Het klopt dat ik op 20 mei 2023 in Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, aangeefster [slachtoffer] een klap in haar gezicht heb gegeven en bij haar arm heb vastgepakt. Het zou kunnen dat de dikke bult op haar hoofd door een slag/stoot is veroorzaakt.
Feit 3
Bewijsmiddelen
1. [slachtoffer] heeft volgens het
proces-verbaal aangifte [4] van 12 juni 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Waar ga je aangifte van doen?
A: Van ontvoering en gijzeling.
V: Waar is dit gebeurd?
A: In [woonplaats] .
V: Met wie is dit gebeurd?
A: De heer [verdachte] .
V: Vertel eens alles over wat er gebeurd is?
A: We zijn naar buiten gegaan om met de auto te rijden. Ik heb toen geprobeerd weg te rennen de andere kant op. Hij heeft mij toen vastgepakt. Ik denk dat ik ook nog geprobeerd heb om mijn vingers in zijn ogen te prikken. Ik weet ook dat ik heel hard heb gegild. Daarna werd ik wakker in de auto van [verdachte] en zag ik een agent. Ik heb de agent gebaar gegeven dat ik in gevaar was.
V: Wat maakte dat jij 112 ging bellen?
A: Dat ik de kans kreeg. Ik had een vermoeden met zijn rare gedrag. Ik had een gevoel dat hij mij niet wilde laten weggaan. Hij heeft mij gegijzeld. Hij zou dan de deuren op slot doen. Hij wilde mij niet weg laten gaan.
V: Je zat in de woonkamer, waar je de joint hebt gedraaid. Wat gebeurde er toen?
A: Hij wilde dat ik opschoot, hij wilde dat ik met hem mee ging de deur uit. Hij had toen in de gaten dat ik de politie had gebeld. Hij wilde mij mee hebben de woning uit. Ik moest opschieten, ik moest mij haasten. Hij wilde met mij een ritje maken in de auto. Hij zag dat ik mijn telefoon in mijn handen had en dat ik de telefoon snel in mijn tas deed en dat ik de tas dichtritste. Ik mocht eerst nog rustig een joint draaien en toen moest ik mij opeens haasten. Ik denk dat hij het doorhad dat ik iets met mijn telefoon had gedaan.
V: Jullie gaan naar buiten en jij rende weg, wat weet jij daar nog van?
A: Hij heeft mij bij zijn deur vastgegrepen. Hij heeft mij gegrepen bij mijn keel. Dat hij mij vastpakt heeft, is het laatste dat ik weet. Hij pakte mij met twee handen vast bij mijn keel. Ik voelde pijn bij mijn keel.
2. [getuige] heeft volgens het
proces-verbaal van verhoor getuige met bijlagen [5] van 26 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
En toen gooide die haar over zijn schouder heen en hij liep richting de parkeerplaatsen. Ik liep achter hem aan. Hij stopte bij een auto. Hij gooide haar als het ware. Of ieder geval hij liet dat meisje van zijn schouder op de grond vallen. Dat meisje kwam op de grond op de stenen. Dat was het eerste moment dat ik weer geluid uit het meisje hoorde. Hij pakte zijn sleutels, deed de deur open van de auto. Hij pakte het meisje van de grond af en gooide haar in de auto. Een beetje kop staart beweging, alsof ze oud vuil was. Hij stapte in achter het stuur. Hij had zijn auto gestart en hij kwam eigenlijk op mij inrijden.
3. Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [6] van 21 mei 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 20 mei 2023 was ik, verbalisant, team Dronten-Noordoostpolder-Urk, belast met incidentenafhandeling.
Op het moment dat ik aan kwam rijden aan de achterzijde van de woning, zag ik een man met een bruine Labrador aan komen rennen in mijn richting. Ik hoorde de man het volgende zeggen: "hij is net weggereden in een Volvo. Het kenteken begint met [kenteken] ".
Op het moment dat ik op de Urkerweg te Emmeloord reed, zag ik, op ongeveer 3 kilometer afstand, een voertuig rijden. Dit zag ik door de rode achterlichten. Om deze afstand te overbruggen moest ik met een zeer hoge snelheid rijden. Op het moment dat ik op ongeveer één (1) kilometer de rotonde aan de Urkerweg te Tollebeek naderde, zag ik de rode achterlichten de Zuidwesterringweg op gaan. Ik kon aan het silhouet zien dat dit een personenauto betrof. Ik zag ook dat de personenauto steeds sneller vaart maakte in de richting van Nagele. Ik ben toen zelf ook de Zuidwesterringweg op gereden en moest met mijn dienstmotor vol gas geven om het voertuig in het zicht te houden. Ik reed ongeveer 180 kilometer per uur waar 80 kilometer is toegestaan, maar ik kwam niet of nauwelijks dichterbij. Ik ben toen nog sneller gaan rijden gezien er geen overige verkeer te zien was.
Ter hoogte van Nagele kon ik, door zeer laat en stevig te remmen, dichterbij het voertuig komen. Ik zag dat het voertuig rechtsaf de Akkerstraat te Nagele op reed. Toen ik zelf de Akkerstraat op reed en richting het voertuig reed zag ik dat het voertuig een Volvo S80 betrof, voorzien van het kenteken [kenteken] .
Ik heb toen besloten de bestuurder, nader te noemen verdachte, van het voertuig een stopteken te geven. Ik zag op dat moment ook een dame, nader te noemen slachtoffer, rechts achterin het voertuig zitten. Ik zag dat de dame aan het huilen was en heel angstig mijn richting in kijken. Ik zag ook dat de dame met haar handen een gebaar maakte dat ik naar haar toe moest komen.
Ik zag de dame mij aankijken en hoorde haar het volgende zeggen: "hij wilde mij dood maken. Hij heeft gezegd dat hij mij van een brug af wilde gooien. Hij zei ook dat er een politiemotorrijder achter hem reed en dat ik niets mocht zeggen.” Ik zag, op het moment dat het slachtoffer haar verhaal deed, dat het slachtoffer geschokt was. Ik zag namelijk dat zij aan het huilen en trillen was, angstig in het rond keek en een soort kou rillingen maakte. Ik kreeg hierdoor sterk de indruk dat de dame er geestelijk dan wel lichamelijk zeer slecht aan toe was.
Verdachte
Achternaam: [verdachte] .
Voornamen: [voornamen] .
Slachtoffer
Achternaam: [slachtoffer] .
Voornamen: [voornamen] .
Bewijsoverweging wederrechtelijke vrijheidsberoving
De verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster ‘met goed bedoelingen’ naar huis wilde brengen. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter dat verdachte haar heeft gepakt toen zij probeerde weg te rennen en dat hij haar ‘als oud vuil’ in de auto heeft gegooid. Ook probeerde zij tijdens de autorit de aandacht van de politie te trekken. De tenlastegelegde wederrechtelijkheid volgt daarnaast uit de geluidsfragmenten in het dossier, waaronder de beluisterde 112-melding. [7] Hierin werd onder andere gehoord dat een mannenstem het volgende zei: “
Als je mij lijp wilt krijgen moet je gewoon doorgaan nu. Het is makkelijker om je gewoon lek te steken. Anders bind ik je gewoon rondom vast en laat ik je gewoon ergens achter."Aangezien verdachte en aangeefster op dat moment alleen in de woning waren, moet dit de stem van verdachte zijn geweest. Hieruit blijkt dat verdachte niet de intentie had om aangeefster ‘met goede bedoelingen’ naar haar woning te brengen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van aangeefster dat het opzet van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2 subsidiair
op 20 mei 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen heeft geslagen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens met kracht tegen een muur heeft gegooid en
- meermalen het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens haar hoofd tegen een muur heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 3
op 20 mei 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, en te Nagele opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer] op de achterbank van zijn, verdachtes, voertuig te gooien/leggen, terwijl voornoemde [slachtoffer] zichtbaar in een staat van verminderd bewustzijn en/of laveloosheid verkeerde en
- met een zeer hoge snelheid in zijn voertuig te rijden, terwijl voornoemde [slachtoffer] het voertuig niet kon verlaten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2 subsidiair
poging tot zware mishandeling;
feit 3
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 300 dagen (10 maanden), waarvan een gedeelte van 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] en locatieverbod voor het woonadres van het slachtoffer in Lelystad.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij voor het incident een moeilijke tijd doormaakte waarbij hij tegen een burn-out aanliep en hierdoor zijn emoties moeilijk onder controle kon houden. Daarnaast heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld en hij ten aanzien van de feiten 2 en 3 verminderd toerekeningsvatbaar is. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten met daarbij een voorwaardelijk gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde het ondergaan van een ambulante behandeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in één avond schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten. Allereerst heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, en vervolgens aan het wederrechtelijk beroven en beroofd houden van de vrijheid van het slachtoffer. Verdachte was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten een vriend van het slachtoffer. Hij heeft haar om een kennelijk geringe aanleiding ernstig mishandeld. Hij heeft meerdere keren tegen haar hoofd geslagen, haar met kracht tegen een muur aan gegooid en meerdere keren haar hoofd tegen een muur geslagen. Het slachtoffer heeft daardoor pijn gehad en letsel opgelopen. Hier bleef het niet bij. Nadat verdachte het slachtoffer heeft mishandeld heeft hij haar van haar vrijheid beroofd door haar tegen haar zin vast te pakken en haar op de achterbank van zijn auto te leggen, terwijl zij inmiddels in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Vervolgens reed hij met een hoge snelheid weg, waardoor het slachtoffer de auto niet heeft kunnen verlaten. Verdachte heeft op de zitting volgehouden dat hij het slachtoffer alleen naar haar woning wilde brengen. Daaruit blijkt dat verdachte zijn eigen rol in de situatie en daarmee de ernst van het feit niet onder ogen ziet, en onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad. De rechtbank acht het daarnaast verontrustend dat verdachte tot een dergelijke geweldsuitbarsting is gekomen tegen de vrouw van wie hij zei te houden.
Voor het slachtoffer is de avond van 20 mei 2023 een zeer beangstigende ervaring geweest. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat zij bang was en dacht dat zij het niet zou hebben overleefd als de politie er niet was geweest. Verdachte heeft met zijn handelwijze een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen, naast het fysieke leed, ook nog lange tijd ernstige psychische gevolgen ondervinden van wat zij hebben meegemaakt.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 26 oktober 2023;
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 12 augustus 2023, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater (hierna: de psychiater);
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 21 augustus 2023, opgemaakt door T.W. van de Kant, klinisch psycholoog, en L.F.P.Q van der Vis, GZ-psycholoog (hierna: de psychologen);
  • een reclasseringsrapportage van 19 september 2023, opgemaakt door E. Maurits, reclasseringswerker.
Justitiële documentatie
Uit de uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Rapportages psychologisch en psychiatrisch onderzoek Pro Justitia
De psychologen en psychiater concluderen in hun rapporten dat bij verdachte sprake was van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. Volgens de psychiater is er ook sprake van afhankelijke trekken voortkomend uit zijn fors belaste verleden en is er sprake van een forse traumatische voorgeschiedenis.
Volgens de psychologen en psychiater was deze persoonlijkheidsstoornis aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psychiater adviseert de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Volgens de psychiater wordt doorwerking in de feiten gezien van de krenkingsgevoeligheid (narcistische trek) en emotieregulatieproblemen (intense woede, verlies aan grip aan zijn emoties) alsook van verlies aan overzicht voortkomend uit zijn beperkte werkgeheugen en verwerkingssnelheid. Daarnaast geeft de psychiater aan dat verdachte chronisch overbelast lijkt te zijn door financiële zorgen, pijnklachten, stress binnen relaties en het gevoel heeft niet te voldoen ,waardoor hij gaat overcompenseren. Volgens de psychiater is hij niet meer in staat om zich in te leven in de ander als zijn draagkracht wordt overschreden en handelt hij dan naar zijn eigen impulsen.
De psychologen adviseren ook dat de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De psychologen schatten het recidiverisico op gewelddadig gedrag als matig in. Volgens de psychologen moet er worden ingezet op het vergroten van het ziektebesef en -inzicht, verbeteren van copingvaardigheden, herkennen en hanteren van spanningen, verbeteren van het zelfbeeld en reguleren van emoties. De inschatting is dat behandeling en toezicht nodig zijn om het recidiverisico te beperken. Verdachte heeft op dit moment onvoldoende copingvaardigheden om met oplopende spanningen om te gaan. De psychologen adviseren daarom een behandeling waarbij aandacht is voor het vergroten van zijn ziekte-inzicht, herkennen en hanteren van spanningen, verbeteren van zijn zelfbeeld, reguleren van emoties en psycho-educatie gericht op het omgaan met frustraties. Het is belangrijk dat er rekening wordt gehouden met zijn beperkte verwerkingssnelheid en dat hij handvatten krijgt om hiermee om te gaan. Daarnaast dient aandacht te zijn voor het functioneren binnen interpersoonlijke relaties, met nadruk op intieme relaties. Dit zou volgens de psychologen mogelijk zijn binnen een verplichte ambulante behandeling, als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien de problematiek van verdachte schatten de psychologen in dat een langdurige behandeling nodig is, waarbij wordt gedacht aan ten minste één jaar.
Ook de psychiater schat het recidiverisico op gewelddadig gedrag als matig in. De psychiater beschrijft dat toename van stress en spanningen tot overvraging leiden, waarmee verdachtes draagkracht en zelfcontrole op de proef worden gesteld. De psychiater adviseert daarom een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek voor behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek. Er is ook aandacht nodig voor de levensgebieden van verdachte, zoals een stabiele werksituatie, gezonde financiën en gezonde vriendschappen, waarbij voldoende balans is tussen draagkracht en draaglast. Bij een nieuwe relatie past monitoring van deze relatie door middel van relatiegesprekken. Dit kan volgens de psychiater in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf(deel), met toezicht van de reclassering, worden gerealiseerd.
Reclasseringsrapportage
De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Conclusie
De rechtbank is met de psychiater en de psychologen van oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten aan de orde was – deze problematiek was immers al voorafgaand aan het tenlastegelegde aanwezig en verdachte is hier niet eerder effectief voor behandeld – en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf en maatregel
Straf
De oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) voor de straftoemeting zijn vastgesteld gaan bij een zware mishandeling, zonder gebruik te maken van een wapen, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank zal echter van dit uitgangspunt afwijken gelet op alle omstandigheden zoals hiervoor genoemd met betrekking tot de ernst van het feit. De rechtbank overweegt dat in onderhavige zaak sprake is geweest van een poging zware mishandeling, maar houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte een vriend was van het slachtoffer, verdachte onder invloed was van alcohol en hij het slachtoffer om een geringe aanleiding fors heeft mishandeld. De rechtbank overweegt dat voor de bewezen verklaarde wederrechtelijke vrijheidsberoving geen landelijke oriëntatiepunten door het LOVS zijn opgesteld. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf voor dit bewezen verklaarde feit met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie en de over verdachte opgemaakte rapportages echter reden om de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het doel van de voorwaardelijke gevangenisstraf is om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Om dit te bereiken vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft. De rechtbank zal daarom, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 19 september 2023, met daarbij als toevoeging dat bij de ambulante behandeling de mogelijkheid bestaat tot een klinische opname. De rechtbank acht dit mede gelet op de aard en ernst van de feiten, alsmede de persoon van verdachte en zijn problematiek, van belang ten behoeve van een effectieve behandeling.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 98 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank een zwaardere straf op zijn plaats vindt. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van tien maanden onvoldoende recht doen aan het slachtoffer, de personen die getuige zijn geweest van het incident en de samenleving. De rechtbank houdt hierbij rekening met het mogelijke scenario dat als de auto van verdachte niet door de politie was onderschept, het voor het slachtoffer wellicht anders had kunnen aflopen en het slachtoffer dan ook terecht voor haar leven heeft gevreesd.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Het slachtoffer heeft verzocht aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat hem wordt verboden contact met haar te hebben dan wel in de buurt van haar woning te komen. Gelet op het gedrag van verdachte jegens het slachtoffer en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, oordeelt de rechtbank dat er aanleiding bestaat om de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen:
  • een contactverbod met [slachtoffer] ; en
  • een locatieverbod voor de [straat] , [woonplaats] .
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregelen opleggen voor de duur van twee jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit locatieverbod of dit contactverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week. Op grond van de wet zal de totale duur van de vervangende hechtenis de periode van zes maanden niet overschrijden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen steekwapen te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft over het beslag geen standpunt ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het steekwapen (omschrijving: PL0900-2023148923-3165941, stiletto) onttrekken aan het verkeer.
Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.156,27. Dit bedrag bestaat uit € 156,27 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de materiële schade op het standpunt gesteld dat de kosten voor de kilometervergoeding voor een mogelijke vervolgprocedure ter hoogte van € 150,- dienen te worden afgewezen. Met betrekking tot de immateriële schade heeft zij zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij hierin grotendeels niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen. De raadsvrouw heeft verzocht om het immateriële gedeelte toe te wijzen tot een bedrag dat aansluit bij het letsel van slachtoffer en de in de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven daarbij behorende letselcategorie, te weten € 2.500,-. De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden verminderd en wederom aansluiting dient te worden gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de kosten voor de kilometervergoeding voor een mogelijke vervolgprocedure ter hoogte van € 150,- niet-ontvankelijk verklaren. Deze kosten zijn immers nog niet gemaakt en kunnen indien van toepassing in hoger beroep worden gevorderd. De rechtbank zal de kosten met betrekking tot de gereden kilometers ter hoogte van € 6,27 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 20 mei 2023. Dit betreffen reiskosten naar het advocatenkantoor van de benadeelde partij en naar het slachtoffergesprek dat op deze rechtbank heeft plaatsgevonden. Deze kosten vallen onder buitengerechtelijke kosten ter vaststelling van de schade.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, letsel heeft opgelopen en op andere wijze in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat haar is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand en is ook door de benadeelde partij nader toegelicht. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, waardeert de rechtbank deze schade op € 4.000,-. Dit betekent dat het immateriële deel van de vordering gedeeltelijk zal worden toegewezen. Verdachte zal worden veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meerdere in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.006,27 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 50 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een
  • als
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
o zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293, 8233 GT Lelystad. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Indien de reclassering en/of de zorgverlener het noodzakelijk acht, kan zij een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vrijheidsbeperkende maatregel
  • legt aan verdachte op
  • beveelt dat verdachte:
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] ;
o zich niet zal bevinden op de [straat] , [woonplaats] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel (telkens) wordt vervangen door 7 (zeven) dagen hechtenis, met een totale duur van maximaal van 6 (zes) maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- onttrekt het volgende voorwerp aan het verkeer:
o steekwapen (omschrijving: PL0900-2023148923-3165941, stiletto);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 4.006,27, bestaande uit een vergoeding van € 6,27 voor materiële schade en een vergoeding van € 4.000,- voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 4.006,27 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 20 mei 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 50 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en S. Mosterd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2024.
Mr. Mosterd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 20 mei 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans
in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd, en/of bestaande die andere feitelijkheid hierin dat verdachte die handeling(en) onverhoeds bij die [slachtoffer] heeft verricht en/of bij die [slachtoffer] heeft verricht terwijl zij (zichtbaar) in een staat van verminderd bewustzijn en/of laveloosheid verkeerde;
2
hij, op of omstreeks 20 mei 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met kracht tegen een muur heeft gegooid en/of
- meermalen, althans eenmaal, het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) haar hoofd tegen een muur heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 20 mei 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met kracht tegen een muur heeft gegooid en/of
- meermalen, althans eenmaal, het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) haar hoofd tegen een muur heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3
hij, op of omstreeks 20 mei 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, en/of
te Nagele opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voornoemde [slachtoffer] op de achterbank van zijn, verdachtes, voertuig te gooien/leggen, terwijl voornoemde [slachtoffer] (zichtbaar) in een staat van verminderd bewustzijn en/of laveloosheid verkeerde en/of
- met een zeer hoge snelheid, althans met een gelet op de omstandigheden (veel) te hoge snelheid in zijn voertuig te rijden, terwijl voornoemde [slachtoffer] het voertuig niet kon verlaten en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] , terwijl zij met hoge snelheid in voornoemd voertuig reden, (dreigend) heeft gezegd dat hij die [slachtoffer] dood wilde maken en/of die [slachtoffer] van een brug af wilde gooien, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 september 2023, genummerd MDRBC23064 (onderzoek 03Thalia), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 486. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 389-397.
3.Pagina’s 180-190.
4.Pagina’s 389-397.
5.Pagina’s 180-190.
6.Pagina’s 44-47.
7.Pagina’s 195 en 196.