ECLI:NL:RBMNE:2024:5425

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
UTR 23/6097
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft verzoekster op 11 december 2023 beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening was dat er niet tijdig was beslist op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft vervolgens verzocht om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door het bestuursorgaan moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De Belastingdienst heeft op 16 januari 2024 een verweerschrift ingediend, waarin zij erkent dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor van 0,25, aangezien de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50,- aan verzoekster.

De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6097

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 11 december 2023 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag herbeoordeling kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft op 16 januari 2024 een verweerschrift naar aanleiding van het beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarin verweerder aangeeft dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 218,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,25). Omdat de zaak alleen ging over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 218,75 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van
C.A.A.W. van der Heijden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.