In deze zaak heeft verzoekster op 11 december 2023 beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening was dat er niet tijdig was beslist op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Na het indienen van het beroep heeft de Belastingdienst alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft vervolgens verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door het bestuursorgaan moeten worden vergoed. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De Belastingdienst heeft op 16 januari 2024 een verweerschrift ingediend, waarin zij erkent dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor van 0,25, aangezien de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50,- aan verzoekster.
De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.