ECLI:NL:RBMNE:2024:5422

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
C/16/566374 / FA RK 23-2113
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en bekrachtiging van het echtscheidingsconvenant met betrekking tot belangenverstrengeling van bewindvoerders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2024 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de heer [bewindvoerder 1] en mevrouw [bewindvoerder 2]. Beide partijen waren onder bewind gesteld en hadden dezelfde bewindvoerder, wat aanleiding gaf tot zorgen over belangenverstrengeling. De rechtbank had eerder op 31 mei 2024 de beslissing over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap uitgesteld, omdat de belangen van de vrouw onvoldoende waren gewaarborgd door het ontbreken van een eigen advocaat.

Na ontvangst van een gewijzigd verzoekschrift op 30 juli 2024, waarin een getekend echtscheidingsconvenant was bijgevoegd, heeft de rechtbank besloten geen mondelinge behandeling meer te houden. De man verzocht om bekrachtiging van het convenant en om specifieke verdelingen van inboedelgoederen en schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen signalen van belangenverstrengeling waren, en dat de belangen van de vrouw voldoende gewaarborgd waren door de huidige bewindvoerders.

De rechtbank heeft het echtscheidingsconvenant aan de beschikking gehecht en deze uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens is bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De overige verzoeken zijn afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. R.M. Maliepaard, in samenwerking met griffier M. Hoogeveen-van de Vrede.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/566374 / FA RK 23-2113
Echtscheiding
Beschikking van 23 september 2024
in de zaak van:
de heer [bewindvoerder 1] , handelend onder de naam [handelsnaam] B.V.,
zaakdoende in [vestigingsplaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van:
[man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. van Buuren,
tegen
mevrouw [bewindvoerder 2] , handelend onder de naam [handelsnaam] B.V.,
zaakdoende in [vestigingsplaats] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de onder bewind gestelde goederen van:
[vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 31 mei 2024 de beslissing op het verzoek ten aanzien van de (verdeling van de ) ontbonden huwelijksgoederengemeenschap uitgesteld vanwege het feit dat zowel de man als de vrouw dezelfde bewindvoerder hadden, en de vrouw bovendien geen advocaat, waardoor de belangen van de vrouw onvoldoende waren gewaarborgd.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
- een gewijzigd verzoekschrift met bijlagen, waaronder een getekend echtscheidingsconvenant, ingediend op 30 juli 2024.
1.3.
In verband met de aard van het (primaire) verzoek – aanhechting van het door partijen getekende echtscheidingsconvenant – heeft er geen mondelinge behandeling meer plaatsgevonden.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Voor alle relevante feiten verwijst de rechtbank naar de eerdere beschikking van
31 mei 2024.
2.2.
De man verzoekt, na wijziging van zijn verzoek:
primair:
I. het convenant te bekrachtigen en aan de beschikking te hechten;
subsidiair de wijze van verdeling te gelasten, alsdan:
II. te bepalen dat aan de man de kleine Chinese kast zoals aanwezig in de woning aan de [adres 1] , zonder nadere verrekening toebedeeld wordt en te bepalen dat de overige inboedelgoederen, zoals aanwezig in de woning aan de [adres 1] zonder nadere verrekening aan de vrouw toebedeeld wordt;
III. te bepalen dat de inboedelgoederen, zoals aanwezig in de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] , zonder nadere verrekening aan de man toebedeeld worden;
IV. te bepalen dat partijen het batige saldo per datum indiening verzoekschrift op de bank- en/of spaarrekening met eindnummer - [rekeningnummer 1] , - [rekeningnummer 2] , - [rekeningnummer 3] en - [rekeningnummer 4] bij helfte moeten verdelen binnen zeven dagen na datum inschrijving echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, althans bij een roodstand te bepalen dat partijen ieder voor de helft draagplichtig is voor de schuld per datum indiening verzoekschrift tot echtscheiding;
V. te bepalen dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor de schulden op naam van de man, op naam van de vrouw en op naam van beide partijen zoals volgt uit productie 10, alsmede te bepalen dat voor zover een van de partijen meer dan zijn, althans haar aandeel in de schuld heeft voldaan, hij althans zij regres heeft op de andere partij;
VI. te bepalen dat beide partijen draagplichtig zijn voor de schuld aan [A] , alsmede te bepalen dat indien een van partijen meer dan zijn, althans haar aandeel in die schuld heeft voldaan, regres heeft op de ander.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de stukken volgt dat mevrouw [bewindvoerder 2] , destijds nog handelend als bewindvoerder van beide partijen, medio 2023 al een verzoek bij de rechtbank heeft ingediend om een andere bewindvoerder voor de vrouw te benoemen. Ondanks dat de kantonrechter erop heeft aangedrongen om een andere bewindvoerder voor de vrouw te vinden, weigerden zowel de man als de vrouw echter om van bewindvoerder te wisselen. Uiteindelijk heeft er op 12 december 2023 een mondelinge behandeling bij de kantonrechter plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft de kantonrechter besloten dat het bewindvoerdersbureau ( [handelsnaam] B.V.) het bewind van zowel de man als de vrouw kan voortzetten, onder de voorwaarden dat:
  • de man en de vrouw ieder een andere dossierbehandelaar hebben;
  • zodra zich belangenverstrengeling dreigt voor te doen, voor de vrouw alsnog een andere bewindvoerder dient te worden aangezocht en benoemd.
3.2.
Inmiddels hebben partijen ieder een eigen dossierbehandelaar. Mevrouw [bewindvoerder 2] is als dossierbehandelaar van de vrouw aangebleven en de heer [bewindvoerder 1] is nu dossierbehandelaar van de man.
3.3.
Dan rest de vraag of er sprake is van belangenverstrengeling op basis waarvan alsnog een andere bewindvoerder voor de vrouw moet worden aangezocht en benoemd. Uit het echtscheidingsconvenant volgt dat de bewindvoerders van partijen geen enkel signaal hebben dat er sprake is van belangenverstrengeling. Gelet op de inhoud van het echtscheidingsconvenant heeft de rechtbank geen reden om hieraan te twijfelen. De rechtbank concludeert daarmee dat de belangen van de vrouw op deze manier voldoende gewaarborgd zijn. De rechtbank zal dan ook de afspraken uit het echtscheidingsconvenant overnemen in haar beschikking. Het convenant wordt daarom aan deze beschikking gehecht.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.4.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De echtscheiding kan namelijk op grond van de wet niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
De proceskosten
3.5.
De rechtbank zal beslissen dat ieder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van partijen in de proceskosten te veroordelen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de inhoud van het convenant onderdeel uitmaakt van deze beschikking en hecht een exemplaar van het convenant aan;
4.2.
bepaalt dat partijen hun eigen proceskosten betalen;
4.3.
wijst de overige verzoeken af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. R.M. Maliepaard, in samenwerking met M. Hoogeveen-van de Vrede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!