ECLI:NL:RBMNE:2024:5416

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
16/039398-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, bedreiging en opzetheling met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal uit de woning van zijn (inmiddels ex-) schoonvader, bedreiging met een vuurwapen, en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander een woning heeft binnengebroken en waardevolle goederen heeft gestolen, waaronder contant geld, sieraden en een laptop. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd te pinnen met een gestolen pinpas. De bedreiging vond plaats toen de verdachte met een vuurwapen voor de deur van de aangever stond en dreigende woorden uitsprak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals een contact- en locatieverbod. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die is ontstaan door zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/039398-24 (P); 16/029517-24 (gev. ttz); 16/138360-24 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [gebooreplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 mei 2024, 3 juni 2024 en 26 augustus 2024. Op 15 mei 2024 is de zaak door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen. Op 26 augustus 2024 is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht, namens verdachte naar voren heeft gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. A.S. Avagyan, advocaat te Amsterdam, namens benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/039398-24
Feit 1
in de periode van 9 augustus 2023 tot en met 23 augustus 2023 te IJsselstein samen met (een) ander(en) een hoeveelheid aan contant geld, muntstukken, sieraden, pinpassen, een laptop en (auto)sleutels van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of [slachtoffer 3] , heeft gestolen door middel van braak;
Feit 2
op 21 augustus 2023 te IJsselstein en/of [plaats 1] samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om een geldbedrag van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] te stelen door te pinnen met een gestolen pinpas en het proberen te raden van de pincode;
Parketnummer 16/029517-24
op 24 januari 2024 te IJsselstein [slachtoffer 1] heeft bedreigd, door op korte afstand een vuurwapen door te laden, met dat wapen zwaaiende bewegingen te maken en te zeggen: "Ik ga je huis en auto's in de fik steken”;
Parketnummer 16-138360-24
Feit 1
op 22 maart 2024 te Utrecht, een bromfiets/snorfiets heeft geheeld;
Feit 2
op 22 maart 2024 te Utrecht een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] heeft beledigd,
met de woorden: "kankerflapdrol" en/of "kankerlijer".

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van parketnummer 16/039398-24 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet overtuigend uit het dossier volgt dat verdachte degene is geweest die de spullen heeft weggenomen. Ook heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte aan haar heeft verteld dat hij moest pinnen met de pinpas en dat hij bewust de verkeerde pincode heeft ingevoerd. De raadsvrouw verzoekt om verdachte ten aanzien van het pinnen met de gestolen pinpas vrij te spreken, omdat sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging. Het (bewust) invoeren van een verkeerde pincode kan immers nooit leiden tot een succesvolle pintransactie.
Ten aanzien van parketnummer 16/029517-24 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat eveneens geen sprake is van overtuigend bewijs, omdat er gelegenheid (20 minuten) is geweest tussen aangever en de getuigen om de verklaringen op elkaar af te stemmen. Daarnaast heeft de raadsvrouw benadrukt dat het vuurwapen niet is aangetroffen.
Ten aanzien van parketnummer 16/138360-24 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de aangifte zich niet in het dossier bevindt, zodat niet controleerbaar is of de scooter daadwerkelijk is gestolen. Mocht de rechtbank hier anders over oordelen, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen onderzoek is gedaan naar de hoofdgebruiker van de scooter en heeft zij zich afgevraagd of het feit dat het cilinderslot eruit was, voldoende is voor het aannemen van heling.
Ten aanzien van de belediging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat twee andere verbalisanten, die bij het voorval aanwezig geweest moeten zijn, geen belediging hebben gehoord. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte aan haar heeft verteld dat de verbalisanten hem aan het sarren waren. Het feit dat de twee andere verbalisanten de belediging niet noemen, geeft naar het oordeel van de raadsvrouw aanleiding om mee te gaan in het verhaal van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/039398-24
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 [1]
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , inclusief bijlage goederenlijst, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon samen met mijn vrouw (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )in [plaats 2] . Op 9 augustus 2023 zijn ik en mijn vrouw op vakantie gegaan. Toen ik op vakantie ben gegaan, ben ik er honderd procent zeker van dat alle gestolen goederen nog aanwezig waren in mijn woning. Mijn dochter [C (voornaam)] heeft een relatie met [verdachte] . Ik ben erachter gekomen door mijn buurman dat [verdachte (voornaam)] hier tijdens onze vakantie in de woning verbleef samen met [C (voornaam)] .
Op 23 augustus waren mijn vrouw en ik onderweg om naar huis te gaan. Op diezelfde dag, werd ik gebeld door een medewerker van de Rabobank. Ik hoorde de medewerker mij vertellen dat er een bijzondere pintransactie had plaatsgevonden met een bankrekening van mijn vader (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] )voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Ik hoorde de medewerker mij vertellen dat zij deze transactie op tijd konden tegenhouden en dat er geen geld was opgenomen. Ik hoorde de medewerker mij vertellen dat geprobeerd was bij een geldmaat te [plaats 1] , om het geld op te nemen. De bankpas lag in een kluis in mijn woning. [2]
Op diezelfde dag kwamen ik en mijn vrouw thuis. Wij liepen onze woning in en zagen dat de kluis was opengebroken. Naast de kluis lagen vier geldkistjes met daarin diverse goederen van mijn vader en ook wat muntgeld. Ik zag dat de kistjes geopend waren en alle munten weg waren. Ik zag dat er in onze slaapkamer diverse lades waren geopend en er een kast wat was voorzien van een slot was opengebroken. Ik zag dat mijn muntenverzameling geopend was. Ik zag dat er een groot aantal van de munten die in de boeken lagen weg waren. Ik zag de lade met onze sieraden geopend was en dat onze sieraden weg waren. Daarnaast heb ik in mijn prullenbak diverse hoesjes gevonden waar ik mijn muntenverzameling in bewaarde. Deze munten inclusief hoesjes, lagen ook in mijn geldkistjes. [3]
Bijlage goederen
Categorie omschrijving : sleutels
Object : auto, kluis [4]
Categorie omschrijving : sieraden/tafelzilver
Object : armband, ketting, ring [5]
Categorie omschrijving : horloges/klokken
Object : horloges [6]
Categorie omschrijving : geld
Object : geld (munten) [7]
Categorie omschrijving : waardepapieren
Object : bankbescheiden (betaalkaarten)
Registratienummers : [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] ,
[rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 4] [8]
Categorie omschrijving : computer/bijz. electr. app.
Object : computer, laptop [9]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als forensisch onderzoeker. Op 24 augustus 2023 kwam ik voor onderzoek in de woning in [plaats 2] .
Ter plaatse werd ik aangesproken door:
  • [slachtoffer 1] , geboren op [1971] (aangever)
  • [slachtoffer 2] , geboren op [1977] (aangever)
Ik zag in de zolderkamer op de vloer een zwarte kluis liggen. Ik zag dat de kluis met de achterzijde op de vloer lag en de deur van de kluis aan de voorzijde ontbrak. Ik zag op de vloer naast de kluis de kluisdeur liggen. Ik zag dat de kluis leeg was. [11]
Ik zag op de rand van de opening aan de voorzijde van de kluis meerdere werktuigsporen. Ik heb werktuigsporen veiliggesteld. Ik zag op sommige delen van de werktuigsporen oranje gekleurde op verf lijkende deeltjes. Ik zag op meerdere zijdes van de kluis diverse puntbeschadigingen, vermoedelijk afkomstig van het boren met een boormachine. Ik zag een cirkelvormige krasbeschadiging met het gat als middelpunt.
Ik hoorde [slachtoffer 1] tegen mij zeggen dat hij in de garage een werkbank met meerdere gereedschappen heeft liggen. [slachtoffer 1] bracht mij vervolgens naar de werkbank aan
de achterzijde van de garage. Ik zag hier aan de muur een oranje breekijzer hangen. Ik heb de gehele buitenzijde op mogelijke aanwezigheid van epitheel bemonsterd en veiliggesteld.
Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat in de bovenste lade van een gereedschapskist een boormachine lag, die daar niet door hem was achtergelaten. Ik zag dat op de boormachine een gatzaagboor zat. Ik zag dat de diameter van deze gatzaagboor gelijk was aan de cirkelvormige beschadiging op de achterzijde van de zwarte kluis. Ik heb het handvat van de boormachine bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van epitheel en deze bemonstering veiliggesteld. [12]
Werktuigsporen
Spoornummer : PL0900-2023255704-194703
SIN : AAQT8017NL
Plaats veiligstellen : Handvat boormachine in schuur
Spoornummer : PL0900-2023255704-194700
SIN : AAQT8018NL
Plaats veiligstellen : Gehele buitenzijde breekijzer in schuur [13]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , nam telefonisch contact op met aangever [slachtoffer 1] . Ik vroeg aan aangever of de boor die in zijn schuur lag van hem was. Ik hoorde hem zeggen dat dit zo was. Ik vroeg aan hem of er andere personen gebruik maakte van zijn boor. Ik hoorde hem zeggen dat dit niet zo was. Ik vroeg aan hem waar de boor gebruikelijk ligt. Ik hoorde hem zeggen dat deze altijd aan de muur hangt in de schuur. [14]
Een geschrift, te weten een deskundigenrapportage, Forensisch DNA-onderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaat van DNA onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Handvat boormachine
in schuur AAQT8017NL
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man.
De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner
dan één op één miljard.
Verdachte
[verdachte]
(DNA-hoofdprofiel) [15]
Gehele buitenzijde breekijzer in schuur
AAQT8018NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van
minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Verdachte [B]
Zie ‘Berekening van de bewijswaarde’ [16]
Berekening van de bewijswaarde
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van verdachte [B] en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [17]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, vroeg [slachtoffer 1] of hij tijdstippen had van de transactie van pogingen die gedaan waren van zijn Rabobank bankrekening: [rekeningnummer 1] . [slachtoffer 1] verklaarde dat hij een mail had gehad van de fraudeafdeling van de Rabobank met daarin de transactiepogingen. [18]
Een geschift, te weten een e-mailbericht van de Rabobank, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Beste meneer [slachtoffer 1] ,
U bent helaas slachtoffer geworden van diefstal/oneigenlijk gebruik derde (volmacht). Wij vragen u om aangifte te doen. In de aangifte dient u onderstaande poging transactie(s) op te laten nemen. Deze bedragen zijn niet van de rekening afgeschreven.
Date : 2023-08-21
ATM name : Geldmaat [adres 2]
(de rechtbank begrijpt: in [plaats 1] ) [19]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2023 bekeek ik, verbalisant, de camerabeelden van de Geldmaat gelegen aan [adres 2] te [plaats 1] . Ik zag dat de beelden waren van 21 augustus 2023.
Ik zag dat er een jongen (NN1) in beeld verscheen. Ik zag dat de jongen een zwart vissershoedje en zwart vest droeg. Ik zag dat de jongen wegliep en uit beeld verdween. Ik zag dat er een andere jongen (NN2) in beeld kwam. Ik zag dat de jongen een lichtblauwe jas en geblokte pet droeg. Ik zag dat de jongen met het zwarte vissershoedje (NNI) weer in beeld kwam en beide jongens naar de pinautomaat keken. [20]
De persoon met de bruin geblokte pet, licht blauwe jas, blauwe spijkerbroek en witte schoenen heeft een geel/goudkleurige pas in zijn handen en heeft deze pas in de geldautomaat gestoken. [21]
De persoon met de bruin geblokte pet, licht blauwe jas, blauwe spijkerbroek en witte schoenen heeft een geel/goudkleurige pas uit de geldautomaat gehaald en loopt zonder geld weg. [22]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Twee of drie dagen nadat die ouders op vakantie waren zijn wij naar haar woning geweest. Ik ben daar totaal twee of drie dagen geweest. [23]
V: Waarom sliep [B (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [B] )in de woning van de ouders van [C (voornaam)] ?
A: Hij was zijn huis uitgegooid omdat hij geld had gestolen van zijn moeder. Ik overlegde met
[C (voornaam)] of hij bij ons kon slapen. Dit vond [C (voornaam)] goed voor 1 nacht. [24]
O: Ik toon je foto's van een pintransactie ( [plaats 1] - gevel - foto 1 tot en met 6) .
V: Wie zie je op deze foto's?
A: Ik herken mijzelf op de foto's.
V: Met welke pas heb je gepind?
A: Blijkbaar met de pas van de ouders van [C (voornaam)] .
V: Hoe wist je de code?
A: Proberen gewoon. [25]
O: Je had al verklaard dat jij jezelf herkende op de beveiligingsbeelden van de pinautomaat.
Daar was nog een andere jongen bij.
V: Met wie was je daar?
A: [B (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [B] ).
V: Waar hebben jullie gepind?
A: Was volgens mij in [plaats 1] . [26]
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 2
Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat verschillende goederen zijn weggenomen bij de diefstal uit zijn woning, terwijl hij en zijn vrouw op vakantie waren. Zo was onder andere een kluis opengebroken en was deze leeg gehaald. De politie heeft dit ter plaatse ook waargenomen en heeft werktuigsporen op de kluis gevonden, met daarop oranje gekleurde, op verf lijkende, deeltjes. Daarnaast zag de politie (cirkelvormige) beschadigingen aan de kluis, die vermoedelijk afkomstig waren van het boren met een boormachine. In de schuur, bij de woning van aangever, wordt vervolgens een oranje breekijzer aangetroffen en een boor, met daarop een gatzaagboor. De diameter van deze gatzaagboor was gelijk aan de cirkelvormige beschadiging op de kluis. Bovendien heeft aangever verklaard dat de boormachine op een andere plek lag dan waar hij deze heeft achtergelaten.
Op het breekijzer en het handvat van de boormachine bleken DNA-sporen te zitten. Deze sporen zijn onderzocht. Uit forensisch onderzoek komt naar voren dat op het handvat van de boormachine een DNA-hoofdprofiel is aangetroffen, die matcht met verdachtes DNA. Aan die match is door een forensisch deskundige de hoogste bewijswaarde toegekend. Op de buitenzijde van het breekijzer wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen, afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Uit het onderzoek volgt dat het extreem veel waarschijnlijker is dat dit DNA van [B] en één andere persoon is dan van twee onbekende personen.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachtes DNA is aangetroffen op de boormachine die gebruikt is bij het openen van de kluis, waarmee het een daderspoor betreft. Dat geldt ook voor het DNA-spoor dat is aangetroffen op het breekijzer dat matcht met het DNA van [B] .
Dat het DNA van verdachte op een andere manier op terecht is gekomen op het voorwerp waarmee de diefstal is gepleegd, is in theorie denkbaar, maar in deze zaak op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte de boormachine wel eens gebruikte, maar het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt daarvoor; zo heeft verdachte daar niet over verklaard. Sterker nog, verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij nog nooit in de schuur is geweest, terwijl de boor volgens aangever daar steeds heeft gelegen en alleen door aangever zelf werd gebruikt.
Bovendien moet het DNA-bewijs worden bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen. Daaruit volgt dat beide mannen in de tijd dat de diefstal heeft plaatsgevonden, hebben verbleven in de woning. Ook worden beide mannen gezien bij de transactiepoging met één van de weggenomen pinpassen, waarbij verdachte de pinpas in zijn bezit heeft.
Pinnen met gestolen pinpas
Verdachte heeft (uiteindelijk) bij de politie verklaard dat hij heeft geprobeerd om te pinnen met de pinpas van aangever. Dit blijkt de pinpas van de vader van aangever te zijn. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte bewust de verkeerde pincode heeft ingevoerd. De rechtbank merkt op dat verdachte in eerste instantie bij de politie heeft geantwoord op de vraag naar hoe hij de pincode wist: ‘proberen gewoon’. Pas later heeft hij verklaard dat hij bewust de verkeerde pincode heeft ingevoerd.
De rechtbank gelooft deze laatste verklaring van aangever niet. Dit veronderstelt dat verdachte de juiste pincode kende en dat blijkt nergens uit. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte heeft geprobeerd te pinnen met de gestolen pinpas, toebehorend aan [slachtoffer 3] , de vader van aangever, die bij aangever in huis in de kluis lag. Verdachte heeft pincodes geprobeerd en het is uiteindelijk niet gelukt om daadwerkelijk geld op te nemen van de bankrekening, waardoor het bij een (daarmee strafbare) poging tot pinnen met een gestolen pinpas is gebleven.
Medeplegen
Gelet op het aantreffen van het DNA-profiel van verdachte en het DNA-profiel van [B] op werktuigsporen die zijn gebruikt bij het plegen van de diefstal en de aanwezigheid van deze beide personen bij het pinnen met de gestolen pinpas, die eerder in een kluis in de woning van aangever lag, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de diefstal, samen met een ander, heeft gepleegd. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [B] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht dan ook bewezen dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Alles overwegende, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met braak en het proberen te pinnen met de gestolen pinpas, zoals ten laste gelegd.
Parketnummer 16/029517-24
Bewijsmiddelen [27]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2024 was ik, samen met mijn vrouw en dochter, in mijn woning in [plaats 2] .
Ik deed de deur open. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] voor de deur stond. [28] Ik stond face to face met [verdachte (voornaam)] . Op een bepaald moment zag ik dat [verdachte (voornaam)] iets uit zijn jaszak pakte. Ik zag dat dit een vuurwapen was. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] het vuurwapen doorlaadde. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] nog wat met het vuurwapen heen en weer zwaaide. Ik hoorde [verdachte (voornaam)] roepen: ‘Ik ga je huis en auto’s in de fik steken’ [29]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Gisteravond, 24 januari 2024, zou er een bedreiging met een vuurwapen hebben plaatsgevonden waar je mogelijk getuige van bent geweest. [30]
A: Er werd aangebeld. [verdachte (voornaam)] stond voor de deur. Mijn man liep naar voren. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] een pistool uit zijn jaszak trok, hij laadde hem door en begon daar een beetje in het rond mee te zwaaien. [31]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [A] (buurvrouw), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2024 was ik boven in mijn woning. Ik hoorde geschreeuw buiten en keek via het raam waar het vandaan kwam. Ik zag een jongen staan. Ik zag dat deze jongen een glinsterend voorwerp in zijn handen vasthield. Ik zag en hoorde dat deze jongen schreeuwde naar mijn buurman van huisnummer [huisnummer] . Ik hoorde de buurman naar binnen schreeuwen dat 112 gebeld moest worden. Ik zag dat de jongen wegliep en hoorde hem zeggen dat hij het huis in de fik wilde zetten.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet overtuigend volgt dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van de buurvrouw, een onafhankelijke getuige, op belangrijke punten overeenkomt met de verklaring van aangever. De rechtbank acht de verklaring van aangever dan ook geloofwaardig. Zo heeft de buurvrouw een voorwerp in de hand van verdachte gezien en heeft zij gehoord dat de jongen heeft gezegd dat hij het huis in de fik wilde zetten. De rechtbank merkt op dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij ‘normaal’ aan de deur stond om zijn spullen op te halen, maar deze verklaring acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen ongeloofwaardig. Dat wordt onderstreept door andere gegevens uit het dossier zoals de tekstberichten die verdachte kort voor het bewezenverklaarde aan de dochter van aangever, zijn ex-vriendin: “Ik ben zwaar agressief nu” en “zo niet, vermink ik je hele kk kop vies wijf”.
Op basis van het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd door op een korte afstand een wapen door te laden, daarmee zwaaiende bewegingen te maken en daarna te zeggen dat hij het huis en de auto’s van aangever in de fik zou gaan steken. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat niet is vastgesteld dat het wapen daadwerkelijk een vuurwapen betrof, waardoor de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van bedreiging met een wapen.
Parketnummer 16-138360-24
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 [32]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 22 maart 2024 reed ik per opvallende politiemotor, in motoruniform gekleed, over het fietspad [.]
(de rechtbank begrijpt: in [plaats 3] ). Tegengesteld zag ik een brommer zonder verlichting mijn kant op rijden. Ik zag dat er twee personen op de brommer zaten en dat de bijrijder geen helm op had.
Ik sprak de bestuurder aan en zei dat hij de brommer uit moest zetten. Ik hoorde hem zeggen: "Dat kan niet, er zit geen slot in”. Toen ik keek, zag ik dat er geen contactslot in de brommer zat. [33] De brommer bleek als gestolen gesignaleerd te staan. Van de diefstal is op 19 maart 2024 aangifte gedaan verwerkt onder proces-verbaal PL0900-2024087289-2. De bestuurder bleek te zijn genaamd: [verdachte] .
Nadat de verdacht naar het bureau was overgebracht ben ik ook naar het bureau gereden. Ik kwam tegelijkertijd aan. Ik hoorde hem tegen mij zeggen: “wat moet je nou, kankerflapdrol.” [34]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 maart 2024 stond ik, verbalisant, op de binnenplaats te [plaats 3] , toen ik [verdachte] tegen collega [verbalisant 1] hoorde zeggen: ‘kankerlijer’ en ‘kankerflapdrol’. [35]
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het bewezenverklaarde handelen van verdachte kan worden gezien als heling. Uit eerdergenoemd proces-verbaal volgt dat verdachte is aangetroffen op een brommer/scooter, waar geen contactslot in zat. Van dit voertuig is drie dagen daarvoor, op 19 maart 2024, aangifte gedaan van diefstal. Dat de aangifte zich niet in het dossier bevindt, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, doet niet af aan het feit dat in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal wordt opgemerkt dat dit voortuig gestolen is. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen, temeer omdat er een concreet nummer van een proces-verbaal aan is gekoppeld.
Verdachte heeft later bij de politie verklaard dat hij pas zag dat er geen sleutel in het contact zat, toen de agent hem vertelde dat hij de brommer/scooter uit moest zetten. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Toen de politie verdachte staande hield, verklaarde hij meteen dat er geen slot in zat. Dit betekent dat verdachte dus wist dat er geen contactslot in de brommer/scooter zat en dat hij er desondanks toch mee is gaan rijden. Onder deze omstandigheid kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het voertuig wist dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook voor de ten laste gelegde opzetheling.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/039398-24
Feit 1
in de periode van 9 augustus 2023 tot en met 23 augustus 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander,
- een hoeveelheid aan contant geld, en
- meerdere muntstukken, en
- meerdere sieraden, en
- meerdere pinpassen, en
- een laptop en
- meerdere (auto)sleutels,
die aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en/of [slachtoffer 3] ,
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
Feit 2
op 21 augustus 2023 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
enig geldbedrag,
dat geheel aan [slachtoffer 3] , toebehoorden,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse
sleutel, te weten pinnen met een gestolen pinpas en het proberen te raden van de pincode
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 16/029517-24
op 24 januari 2024 te [plaats 2] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, door:
- op korte afstand voor die [slachtoffer 1] een wapen door te laden,
- met dit wapen zwaaiende bewegingen te maken,
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je huis en auto's in de fik
steken”;
Parketnummer 16-138360-24
Feit 1
op 22 maart 2024 te [plaats 3] ,
een bromfiets, voorhanden heeft gehad
terwijl hij ten tijde van het voorhanden
krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 2
op 22 maart 2024, opzettelijk
een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "kankerflapdrol" en "kankerlijer".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16/039398-24
Feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Parketnummer 16/029517-24
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting
Parketnummer 16-138360-24
Feit 1
opzetheling
Feit 2
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 jaar, met aftrek van het voorarrest;
- een 38v-maatregel, inhoudende een contactverbod met aangever, diens vrouw en dochter en een locatieverbod voor de woning van aangever, per overtreding 1 week hechtenis, met een maximum van 6 maanden voor de duur van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, bij een bewezenverklaring, geen detentie op te leggen. De strafbare feiten vonden plaats in een relationele context die inmiddels niet meer bestaat. Verdachte heeft geen relevante justitiële documentatie en het gaat goed met hem; hij is niet op straat te vinden en heeft werk. De omstandigheden in deze zaak, waaronder de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij zijn persoonlijke omstandigheden op orde heeft, maken dat geen detentie moet worden opgelegd. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een eventueel op te leggen straf ook in voorwaardelijke zin kan worden opgelegd, ondanks dat er geen reclasseringsrapport beschikbaar is, eventueel in combinatie met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal strafbare feiten. Verdachte heeft, samen met een ander, diefstal gepleegd van zijn (inmiddels ex-)schoonfamilie, door onder andere in de woning van die familie een kluis open te breken en goederen van veel waarde weg te nemen. Vervolgens heeft verdachte geprobeerd om te pinnen met één van de gestolen pinpassen. Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat dit feit grote gevolgen heeft gehad voor aangever (zijn ex-schoonvader) als zijn partner. Aangever moet een aantal goederen missen waar hij jaren voor heeft gewerkt. Bovendien zijn deze goederen weggenomen uit zijn huis, een plek waar hij zich juist veilig dient te voelen. Ook heeft dit feit bij aangever en zijn partner geleid tot gevoelens van angst en wantrouwen. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte, enkele maanden na het voorgaande feit, de vader van zijn ex-vriendin – van wie hij dus ook al goederen had weggenomen – bedreigd met een wapen en met woorden, (wederom) voor het huis van aangever. Dit moet voor het slachtoffer en de getuigen van dit feit zeer beangstigend zijn geweest.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. De rechtbank concludeert dat verdachte geen enkel respect heeft getoond voor de eigendommen en de privacy van de slachtoffers en zijn eigen belangen vooropstelt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) betreffende verdachte d.d. 6 augustus 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast merkt de rechtbank op dat er geen reclasseringsadvies beschikbaar is, ondanks de jonge leeftijd van verdachte. De reclassering heeft geprobeerd om contact op te nemen met verdachte, maar heeft, ondanks herhaalde pogingen, geen contact kunnen krijgen met hem. De rechtbank concludeert dat zij daarom beperkt is in de mate waarin zij rekening kan houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oplegging van de straf
De officier van justitie heeft een vrijheidsbenemende straf gevorderd. De rechtbank merkt op dat uit de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS volgt dat wordt uitgegaan van de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden bij een inbraak in een woning. Uit deze oriëntatiepunten volgt ook dat een gevangenisstraf van vier maanden het uitgangspunt is voor het tonen van een (nep) vuurwapen en een geldboete het uitgangspunt is bij een belediging.
Hoewel de rechtbank de bewezenverklaarde feiten ernstig vindt, is zij met de raadsvrouw van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Verdachte is jong, lijkt zijn leven op de rit te hebben en is niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft dus ook niet eerder een straf gehad, in welke vorm dan ook, waar hij van kan hebben geleerd. De rechtbank acht het daarom niet passend dat verdachte, naast zijn periode in voorarrest, opnieuw gedetineerd raakt. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een (maximale) taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden is. De rechtbank vindt dat verdachte moet ervaren dat zijn strafbare gedragingen consequenties hebben. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte een flinke waarschuwing krijgt, om te voorkomen dat hij – om welke reden dan ook – opnieuw overgaat tot het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal verdachte daarom naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden. Daarbij legt de rechtbank, naast de algemene voorwaarde van het niet plegen van strafbare feiten, ook bijzondere voorwaarden op, te weten een contact- en locatieverbod met aangever, zijn vrouw en hun dochter (de ex-vriendin van verdachte), zoals is opgenomen in het dictum van dit vonnis. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat verdachte sinds het laatste incident contact heeft opgenomen, acht de rechtbank dit contact- en locatieverbod wel passend gelet op de aard en ernst van de feiten en ter bescherming van het veiligheidsgevoel van genoemde personen (zie voor het locatieverbod bijlage 2). De rechtbank merkt op dat zij geen aanleiding ziet om het contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren, zoals door de officier van justitie is verzocht.

9.BENADEELDE PARTIJ

Parketnummer 16/039398-24
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 35.080,37. Dit bedrag bestaat uit € 33.907,37 aan materiële schade, € 1,- aan immateriële schade en een vergoeding voor de proceskosten, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. In het verzoekschrift staat wat de proceskosten betreft een bedrag van € 1.018,00 kosten advocaat, € 15,00 reiskosten en € 50,00 kosten voor het nemen van een verlofdag vermeld. De rechtbank begrijpt dat de reiskosten en kosten voor het nemen van een verlofdag kosten van de benadeelde partij zelf zijn. Ter terechtzitting heeft de advocaat van de benadeelde partij gezegd dat dit bedrag moet worden verhoogd, omdat de zaak op de vorige zitting is aangehouden en benadeelde en de advocaat een dag extra naar de rechtbank zijn gekomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade voor de posten vervanging sloten en laminaatvloer gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft verzocht tot toewijzing van de overige materiële schade, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Hij heeft tot slot verzocht de gevorderde immateriële schade af te wijzen. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over het hoofdelijk opleggen van het schadebedrag en de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu zij vrijspraak heeft bepleit voor de ten laste gelegde feiten. Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen, heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet toe te wijzen voor het verzochte aanvullende bedrag van € 10.000,- aan waardestijging van de muntenverzameling, omdat deze waardestijging niet is onderbouwd. Verder heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd op de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 24.119,62. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en het grootste deel van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade ter hoogte van in totaal € 24.119,62 voor vergoeding in aanmerking komt. De kosten van het potje muntgeld komen niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien het rechtstreeks verband ontbreekt. Onduidelijk is of dit muntgeld door verdachte of een ander is weggenomen. Ten aanzien van de muntenverzameling merkt de rechtbank op dat het verzochte bedrag aan waardestijging eveneens niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien onvoldoende is onderbouwd waar deze waardestijging op is gebaseerd en deze waardestijging is betwist. Nu de verdediging de vordering voor wat betreft materiële schade voor het overige niet heeft betwist en de verschillende posten voldoende zijn onderbouwd, komen deze posten voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 24.119,62 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank merkt, net als de officier van justitie, ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voor een bedrag van €1,- op dat er zonder nadere onderbouwing geen wettelijke grondslag bestaat voor toekenning van deze schade.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
De benadeelde partij heeft daarnaast verzocht om vergoeding van de proceskosten, die zijn gemaakt voor de bijstand van een advocaat, de reiskosten en het verlof van zijn werk voor het bijwonen van de zitting. De rechtbank merkt hierover het volgende op. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de reis- en verletkosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen voor zover in persoon – dat wil zeggen zonder gemachtigde (advocaat) – wordt geprocedeerd. Als de benadeelde partij procedeert met een gemachtigde, zoals in deze zaak het geval is, komen slechts de kosten voor salaris en noodzakelijke voorschotten voor vergoeding in aanmerking. Dit betekent dat de door benadeelde partij zelf gemaakte reiskosten (2x € 15 = € 30) en verletkosten (2x € 50 = € 100) worden afgewezen en de rechtbank alleen de gevraagde kosten van de bijstand van een advocaat zal toekennen. Het liquidatietarief per 1 februari 2024 bedraagt € 521,- per punt. De rechtbank rekent één punt voor het opstellen van de vordering en twee punten voor het aanwezig zijn op zitting, aangezien de behandeling van de zaak één keer is uitgesteld op verzoek van de verdediging, terwijl de benadeelde partij met gemachtigde wel aanwezig was en zich voorbereid had op een inhoudelijke behandeling. Dit betekent dat de rechtbank in totaal € 1.042,- aan proceskosten zal toekennen.
Parketnummer 16/029517-24
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.282,-. Dit bedrag bestaat uit € 250,- aan immateriële schade en € 2.032,- aan proceskosten, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu zij vrijspraak heeft bepleit voor het ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft verder geen verweer gevoerd op deze vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt op dat immateriële schade op grond van 6:95 en 6:106 van het Burgerlijk Wetboek kan worden toegekend als de benadeelde partij door het gepleegde feit in zijn persoon is aangetast. Die aantasting kan bestaan uit lichamelijk letsel, het geschaad zijn in eer of goede naam of andere aantasting in de persoon. De rechtbank concludeert dat van de eerste twee situaties in dit geval geen sprake is. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarvoor is vereist moet sprake zijn van naar objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit blijkt dat hij psychische schade heeft opgelopen door het gepleegde feit. Ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dergelijke concrete gegevens ontbreken in dit geval. Alleen als de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, is dan nog plaats voor een vergoeding wegens immateriële schade. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad is daarvan in dit geval geen sprake.
De rechtbank merkt op dat het invoelbaar is dat het bewezenverklaarde feit heeft geleid tot angst bij aangever en zijn gezin. De ontstane immateriële schade is echter onvoldoende onderbouwd, waardoor het niet duidelijk is waar deze schade precies uit bestaat. Er is dan ook onvoldoende grond voor een vergoeding van de immateriële schade. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 267, 285, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht,
bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- stelt vast dat de duur van het voorarrest vijf dagen bedraagt;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat
de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden
algemene en bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als
algemene voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [1971] , [slachtoffer 2] , geboren op [1977] en [C] , geboren op [2005] ;
 zich niet zal bevinden binnen een straal van 400 meter van [adres 3] , [postcode 2] in [plaats 2] ;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 16/039398-24)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 24.119,62;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 24.119,62 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 155 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 1.042,-, wijst de vordering tot vergoeding van proceskosten voor het overige af;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 16/029517-24)
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. A. Maas en mr. L.M. Rödel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2024.
Mr. A. Maas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/039398-24
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2023 tot en met 23 augustus 2023 te
IJsselstein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een hoeveelheid aan contant geld, en/of
- een of meerdere muntstukken, en/of
- een of meerdere sieraden, en/of
- een of meerdere pinpassen, en/of
- een laptop en/of
- een of meerdere (auto)sleutels,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 21 augustus 2023 te IJsselstein en/of [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermaals,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte(n) toebehoorde(n),
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse
sleutel, te weten pinnen met een gestolen pinpas en het proberen te raden van de pincode
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 16/029517-24
hij op of omstreeks 24 januari 2024 te Ijsselstijn [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door:
- op korte afstand voor die [slachtoffer 1] een vuurwapen door te laden,
- met dit vuurwapen zwaaiende bewegingen te maken,
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je huis en auto's in de fik
steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 16/138360-24
Feit 1
hij op of omstreeks 22 maart 2024 te Utrecht, althans in Nederland, een
bromfiets/snorfiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een
door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 22 maart 2024 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk een
ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "kankerflapdrol" en/of "kankerlijer", althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht )
Bijlage 2: locatieverbod
*(ivm pseudonimiseren is deze bijlage verwijderd)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 januari 2024 genummerd PL0900-2023255704, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 1 tot en met pagina 238. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 16.
3.p. 17.
4.p. 20.
5.p. 20-21.
6.p. 21-22.
7.p. 22-23.
8.p. 22-23.
9.p. 24-25.
10.p. 45.
11.p. 46.
12.p. 47.
13.p. 49.
14.p. 30.
15.p. 65.
16.p. 66.
17.p. 67.
18.p. 39.
19.p. 120.
20.p. 77.
21.p. 81-82.
22.p. 84.
23.p. 186
24.p. 202
25.p. 190.
26.p. 204.
27.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 februari 2024, genummerd PL0900-2024026000, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 1 tot en met pagina 160. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
28.p. 7.
29.p. 8.
30.p. 33.
31.p. 34.
32.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 april 2024, genummerd PL0900-2024090179, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitale pagina 1 tot en met pagina 37. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
33.p. 7.
34.p. 8.
35.p. 5.