4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/039398-24
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , inclusief bijlage goederenlijst, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon samen met mijn vrouw (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )in [plaats 2] . Op 9 augustus 2023 zijn ik en mijn vrouw op vakantie gegaan. Toen ik op vakantie ben gegaan, ben ik er honderd procent zeker van dat alle gestolen goederen nog aanwezig waren in mijn woning. Mijn dochter [C (voornaam)] heeft een relatie met [verdachte] . Ik ben erachter gekomen door mijn buurman dat [verdachte (voornaam)] hier tijdens onze vakantie in de woning verbleef samen met [C (voornaam)] .
Op 23 augustus waren mijn vrouw en ik onderweg om naar huis te gaan. Op diezelfde dag, werd ik gebeld door een medewerker van de Rabobank. Ik hoorde de medewerker mij vertellen dat er een bijzondere pintransactie had plaatsgevonden met een bankrekening van mijn vader (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] )voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Ik hoorde de medewerker mij vertellen dat zij deze transactie op tijd konden tegenhouden en dat er geen geld was opgenomen. Ik hoorde de medewerker mij vertellen dat geprobeerd was bij een geldmaat te [plaats 1] , om het geld op te nemen. De bankpas lag in een kluis in mijn woning.
Op diezelfde dag kwamen ik en mijn vrouw thuis. Wij liepen onze woning in en zagen dat de kluis was opengebroken. Naast de kluis lagen vier geldkistjes met daarin diverse goederen van mijn vader en ook wat muntgeld. Ik zag dat de kistjes geopend waren en alle munten weg waren. Ik zag dat er in onze slaapkamer diverse lades waren geopend en er een kast wat was voorzien van een slot was opengebroken. Ik zag dat mijn muntenverzameling geopend was. Ik zag dat er een groot aantal van de munten die in de boeken lagen weg waren. Ik zag de lade met onze sieraden geopend was en dat onze sieraden weg waren. Daarnaast heb ik in mijn prullenbak diverse hoesjes gevonden waar ik mijn muntenverzameling in bewaarde. Deze munten inclusief hoesjes, lagen ook in mijn geldkistjes.
Bijlage goederen
Categorie omschrijving : sleutels
Object : auto, kluis
Categorie omschrijving : sieraden/tafelzilver
Object : armband, ketting, ring
Categorie omschrijving : horloges/klokken
Object : horloges
Categorie omschrijving : geld
Object : geld (munten)
Categorie omschrijving : waardepapieren
Object : bankbescheiden (betaalkaarten)
Registratienummers : [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] ,
[rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 4]
Categorie omschrijving : computer/bijz. electr. app.
Object : computer, laptop
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als forensisch onderzoeker. Op 24 augustus 2023 kwam ik voor onderzoek in de woning in [plaats 2] .
Ter plaatse werd ik aangesproken door:
- [slachtoffer 1] , geboren op [1971] (aangever)
- [slachtoffer 2] , geboren op [1977] (aangever)
Ik zag in de zolderkamer op de vloer een zwarte kluis liggen. Ik zag dat de kluis met de achterzijde op de vloer lag en de deur van de kluis aan de voorzijde ontbrak. Ik zag op de vloer naast de kluis de kluisdeur liggen. Ik zag dat de kluis leeg was.
Ik zag op de rand van de opening aan de voorzijde van de kluis meerdere werktuigsporen. Ik heb werktuigsporen veiliggesteld. Ik zag op sommige delen van de werktuigsporen oranje gekleurde op verf lijkende deeltjes. Ik zag op meerdere zijdes van de kluis diverse puntbeschadigingen, vermoedelijk afkomstig van het boren met een boormachine. Ik zag een cirkelvormige krasbeschadiging met het gat als middelpunt.
Ik hoorde [slachtoffer 1] tegen mij zeggen dat hij in de garage een werkbank met meerdere gereedschappen heeft liggen. [slachtoffer 1] bracht mij vervolgens naar de werkbank aan
de achterzijde van de garage. Ik zag hier aan de muur een oranje breekijzer hangen. Ik heb de gehele buitenzijde op mogelijke aanwezigheid van epitheel bemonsterd en veiliggesteld.
Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat in de bovenste lade van een gereedschapskist een boormachine lag, die daar niet door hem was achtergelaten. Ik zag dat op de boormachine een gatzaagboor zat. Ik zag dat de diameter van deze gatzaagboor gelijk was aan de cirkelvormige beschadiging op de achterzijde van de zwarte kluis. Ik heb het handvat van de boormachine bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van epitheel en deze bemonstering veiliggesteld.
Werktuigsporen
Spoornummer : PL0900-2023255704-194703
SIN : AAQT8017NL
Plaats veiligstellen : Handvat boormachine in schuur
Spoornummer : PL0900-2023255704-194700
SIN : AAQT8018NL
Plaats veiligstellen : Gehele buitenzijde breekijzer in schuur
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , nam telefonisch contact op met aangever [slachtoffer 1] . Ik vroeg aan aangever of de boor die in zijn schuur lag van hem was. Ik hoorde hem zeggen dat dit zo was. Ik vroeg aan hem of er andere personen gebruik maakte van zijn boor. Ik hoorde hem zeggen dat dit niet zo was. Ik vroeg aan hem waar de boor gebruikelijk ligt. Ik hoorde hem zeggen dat deze altijd aan de muur hangt in de schuur.
Een geschrift, te weten een deskundigenrapportage, Forensisch DNA-onderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaat van DNA onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Handvat boormachine
in schuur AAQT8017NL
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man.
De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner
dan één op één miljard.
Verdachte
[verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
Gehele buitenzijde breekijzer in schuur
AAQT8018NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van
minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Verdachte [B]
Zie ‘Berekening van de bewijswaarde’
Berekening van de bewijswaarde
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van verdachte [B] en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, vroeg [slachtoffer 1] of hij tijdstippen had van de transactie van pogingen die gedaan waren van zijn Rabobank bankrekening: [rekeningnummer 1] . [slachtoffer 1] verklaarde dat hij een mail had gehad van de fraudeafdeling van de Rabobank met daarin de transactiepogingen.
Een geschift, te weten een e-mailbericht van de Rabobank, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Beste meneer [slachtoffer 1] ,
U bent helaas slachtoffer geworden van diefstal/oneigenlijk gebruik derde (volmacht). Wij vragen u om aangifte te doen. In de aangifte dient u onderstaande poging transactie(s) op te laten nemen. Deze bedragen zijn niet van de rekening afgeschreven.
Date : 2023-08-21
ATM name : Geldmaat [adres 2]
(de rechtbank begrijpt: in [plaats 1] )
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 20 september 2023 bekeek ik, verbalisant, de camerabeelden van de Geldmaat gelegen aan [adres 2] te [plaats 1] . Ik zag dat de beelden waren van 21 augustus 2023.
Ik zag dat er een jongen (NN1) in beeld verscheen. Ik zag dat de jongen een zwart vissershoedje en zwart vest droeg. Ik zag dat de jongen wegliep en uit beeld verdween. Ik zag dat er een andere jongen (NN2) in beeld kwam. Ik zag dat de jongen een lichtblauwe jas en geblokte pet droeg. Ik zag dat de jongen met het zwarte vissershoedje (NNI) weer in beeld kwam en beide jongens naar de pinautomaat keken.
De persoon met de bruin geblokte pet, licht blauwe jas, blauwe spijkerbroek en witte schoenen heeft een geel/goudkleurige pas in zijn handen en heeft deze pas in de geldautomaat gestoken.
De persoon met de bruin geblokte pet, licht blauwe jas, blauwe spijkerbroek en witte schoenen heeft een geel/goudkleurige pas uit de geldautomaat gehaald en loopt zonder geld weg.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Twee of drie dagen nadat die ouders op vakantie waren zijn wij naar haar woning geweest. Ik ben daar totaal twee of drie dagen geweest.
V: Waarom sliep [B (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [B] )in de woning van de ouders van [C (voornaam)] ?
A: Hij was zijn huis uitgegooid omdat hij geld had gestolen van zijn moeder. Ik overlegde met
[C (voornaam)] of hij bij ons kon slapen. Dit vond [C (voornaam)] goed voor 1 nacht.
O: Ik toon je foto's van een pintransactie ( [plaats 1] - gevel - foto 1 tot en met 6) .
V: Wie zie je op deze foto's?
A: Ik herken mijzelf op de foto's.
V: Met welke pas heb je gepind?
A: Blijkbaar met de pas van de ouders van [C (voornaam)] .
V: Hoe wist je de code?
A: Proberen gewoon.
O: Je had al verklaard dat jij jezelf herkende op de beveiligingsbeelden van de pinautomaat.
Daar was nog een andere jongen bij.
V: Met wie was je daar?
A: [B (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [B] ).
V: Waar hebben jullie gepind?
A: Was volgens mij in [plaats 1] .
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 2
Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat verschillende goederen zijn weggenomen bij de diefstal uit zijn woning, terwijl hij en zijn vrouw op vakantie waren. Zo was onder andere een kluis opengebroken en was deze leeg gehaald. De politie heeft dit ter plaatse ook waargenomen en heeft werktuigsporen op de kluis gevonden, met daarop oranje gekleurde, op verf lijkende, deeltjes. Daarnaast zag de politie (cirkelvormige) beschadigingen aan de kluis, die vermoedelijk afkomstig waren van het boren met een boormachine. In de schuur, bij de woning van aangever, wordt vervolgens een oranje breekijzer aangetroffen en een boor, met daarop een gatzaagboor. De diameter van deze gatzaagboor was gelijk aan de cirkelvormige beschadiging op de kluis. Bovendien heeft aangever verklaard dat de boormachine op een andere plek lag dan waar hij deze heeft achtergelaten.
Op het breekijzer en het handvat van de boormachine bleken DNA-sporen te zitten. Deze sporen zijn onderzocht. Uit forensisch onderzoek komt naar voren dat op het handvat van de boormachine een DNA-hoofdprofiel is aangetroffen, die matcht met verdachtes DNA. Aan die match is door een forensisch deskundige de hoogste bewijswaarde toegekend. Op de buitenzijde van het breekijzer wordt een DNA-mengprofiel aangetroffen, afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Uit het onderzoek volgt dat het extreem veel waarschijnlijker is dat dit DNA van [B] en één andere persoon is dan van twee onbekende personen.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachtes DNA is aangetroffen op de boormachine die gebruikt is bij het openen van de kluis, waarmee het een daderspoor betreft. Dat geldt ook voor het DNA-spoor dat is aangetroffen op het breekijzer dat matcht met het DNA van [B] .
Dat het DNA van verdachte op een andere manier op terecht is gekomen op het voorwerp waarmee de diefstal is gepleegd, is in theorie denkbaar, maar in deze zaak op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte de boormachine wel eens gebruikte, maar het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt daarvoor; zo heeft verdachte daar niet over verklaard. Sterker nog, verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij nog nooit in de schuur is geweest, terwijl de boor volgens aangever daar steeds heeft gelegen en alleen door aangever zelf werd gebruikt.
Bovendien moet het DNA-bewijs worden bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen. Daaruit volgt dat beide mannen in de tijd dat de diefstal heeft plaatsgevonden, hebben verbleven in de woning. Ook worden beide mannen gezien bij de transactiepoging met één van de weggenomen pinpassen, waarbij verdachte de pinpas in zijn bezit heeft.
Pinnen met gestolen pinpas
Verdachte heeft (uiteindelijk) bij de politie verklaard dat hij heeft geprobeerd om te pinnen met de pinpas van aangever. Dit blijkt de pinpas van de vader van aangever te zijn. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte bewust de verkeerde pincode heeft ingevoerd. De rechtbank merkt op dat verdachte in eerste instantie bij de politie heeft geantwoord op de vraag naar hoe hij de pincode wist: ‘proberen gewoon’. Pas later heeft hij verklaard dat hij bewust de verkeerde pincode heeft ingevoerd.
De rechtbank gelooft deze laatste verklaring van aangever niet. Dit veronderstelt dat verdachte de juiste pincode kende en dat blijkt nergens uit. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte heeft geprobeerd te pinnen met de gestolen pinpas, toebehorend aan [slachtoffer 3] , de vader van aangever, die bij aangever in huis in de kluis lag. Verdachte heeft pincodes geprobeerd en het is uiteindelijk niet gelukt om daadwerkelijk geld op te nemen van de bankrekening, waardoor het bij een (daarmee strafbare) poging tot pinnen met een gestolen pinpas is gebleven.
Gelet op het aantreffen van het DNA-profiel van verdachte en het DNA-profiel van [B] op werktuigsporen die zijn gebruikt bij het plegen van de diefstal en de aanwezigheid van deze beide personen bij het pinnen met de gestolen pinpas, die eerder in een kluis in de woning van aangever lag, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de diefstal, samen met een ander, heeft gepleegd. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [B] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht dan ook bewezen dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Alles overwegende, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met braak en het proberen te pinnen met de gestolen pinpas, zoals ten laste gelegd.
Parketnummer 16/029517-24
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2024 was ik, samen met mijn vrouw en dochter, in mijn woning in [plaats 2] .
Ik deed de deur open. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] voor de deur stond.Ik stond face to face met [verdachte (voornaam)] . Op een bepaald moment zag ik dat [verdachte (voornaam)] iets uit zijn jaszak pakte. Ik zag dat dit een vuurwapen was. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] het vuurwapen doorlaadde. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] nog wat met het vuurwapen heen en weer zwaaide. Ik hoorde [verdachte (voornaam)] roepen: ‘Ik ga je huis en auto’s in de fik steken’
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Gisteravond, 24 januari 2024, zou er een bedreiging met een vuurwapen hebben plaatsgevonden waar je mogelijk getuige van bent geweest.
A: Er werd aangebeld. [verdachte (voornaam)] stond voor de deur. Mijn man liep naar voren. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] een pistool uit zijn jaszak trok, hij laadde hem door en begon daar een beetje in het rond mee te zwaaien.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [A] (buurvrouw), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2024 was ik boven in mijn woning. Ik hoorde geschreeuw buiten en keek via het raam waar het vandaan kwam. Ik zag een jongen staan. Ik zag dat deze jongen een glinsterend voorwerp in zijn handen vasthield. Ik zag en hoorde dat deze jongen schreeuwde naar mijn buurman van huisnummer [huisnummer] . Ik hoorde de buurman naar binnen schreeuwen dat 112 gebeld moest worden. Ik zag dat de jongen wegliep en hoorde hem zeggen dat hij het huis in de fik wilde zetten.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet overtuigend volgt dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van de buurvrouw, een onafhankelijke getuige, op belangrijke punten overeenkomt met de verklaring van aangever. De rechtbank acht de verklaring van aangever dan ook geloofwaardig. Zo heeft de buurvrouw een voorwerp in de hand van verdachte gezien en heeft zij gehoord dat de jongen heeft gezegd dat hij het huis in de fik wilde zetten. De rechtbank merkt op dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij ‘normaal’ aan de deur stond om zijn spullen op te halen, maar deze verklaring acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen ongeloofwaardig. Dat wordt onderstreept door andere gegevens uit het dossier zoals de tekstberichten die verdachte kort voor het bewezenverklaarde aan de dochter van aangever, zijn ex-vriendin: “Ik ben zwaar agressief nu” en “zo niet, vermink ik je hele kk kop vies wijf”.
Op basis van het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd door op een korte afstand een wapen door te laden, daarmee zwaaiende bewegingen te maken en daarna te zeggen dat hij het huis en de auto’s van aangever in de fik zou gaan steken. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat niet is vastgesteld dat het wapen daadwerkelijk een vuurwapen betrof, waardoor de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van bedreiging met een wapen.
Parketnummer 16-138360-24
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 22 maart 2024 reed ik per opvallende politiemotor, in motoruniform gekleed, over het fietspad [.]
(de rechtbank begrijpt: in [plaats 3] ). Tegengesteld zag ik een brommer zonder verlichting mijn kant op rijden. Ik zag dat er twee personen op de brommer zaten en dat de bijrijder geen helm op had.
Ik sprak de bestuurder aan en zei dat hij de brommer uit moest zetten. Ik hoorde hem zeggen: "Dat kan niet, er zit geen slot in”. Toen ik keek, zag ik dat er geen contactslot in de brommer zat.De brommer bleek als gestolen gesignaleerd te staan. Van de diefstal is op 19 maart 2024 aangifte gedaan verwerkt onder proces-verbaal PL0900-2024087289-2. De bestuurder bleek te zijn genaamd: [verdachte] .
Nadat de verdacht naar het bureau was overgebracht ben ik ook naar het bureau gereden. Ik kwam tegelijkertijd aan. Ik hoorde hem tegen mij zeggen: “wat moet je nou, kankerflapdrol.”
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 maart 2024 stond ik, verbalisant, op de binnenplaats te [plaats 3] , toen ik [verdachte] tegen collega [verbalisant 1] hoorde zeggen: ‘kankerlijer’ en ‘kankerflapdrol’.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het bewezenverklaarde handelen van verdachte kan worden gezien als heling. Uit eerdergenoemd proces-verbaal volgt dat verdachte is aangetroffen op een brommer/scooter, waar geen contactslot in zat. Van dit voertuig is drie dagen daarvoor, op 19 maart 2024, aangifte gedaan van diefstal. Dat de aangifte zich niet in het dossier bevindt, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, doet niet af aan het feit dat in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal wordt opgemerkt dat dit voortuig gestolen is. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen, temeer omdat er een concreet nummer van een proces-verbaal aan is gekoppeld.
Verdachte heeft later bij de politie verklaard dat hij pas zag dat er geen sleutel in het contact zat, toen de agent hem vertelde dat hij de brommer/scooter uit moest zetten. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Toen de politie verdachte staande hield, verklaarde hij meteen dat er geen slot in zat. Dit betekent dat verdachte dus wist dat er geen contactslot in de brommer/scooter zat en dat hij er desondanks toch mee is gaan rijden. Onder deze omstandigheid kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het voertuig wist dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook voor de ten laste gelegde opzetheling.