ECLI:NL:RBMNE:2024:5412

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
16.225813.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar veroordeling voor mishandeling met taakstraf en contactverbod

Op 6 september 2023 vond er een incident plaats in Utrecht waarbij de verdachte, geboren in 1989, betrokken was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en de poging tot zware mishandeling, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de ernstige beschuldigingen, maar dat de verdachte wel een nekklem had aangebracht bij het slachtoffer, wat als mishandeling werd gekwalificeerd. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur, met aftrek van het voorarrest, en een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, die een contact- en locatieverbod inhoudt. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op een schadevergoeding van 1.000 euro, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, vooral gezien de gewelddadige aard van het incident en de betrokkenheid van een oudere man. De rechtbank besloot dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is, gezien de mogelijkheid dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zou plegen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.225813.23
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 september 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Jansen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank gelet op wat mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht namens benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: op 6 september 2023 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door middel van het aanbrengen van een nekklem;
feit 1 subsidiair: op 6 september 2023 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door middel van die nekklem;
feit 1 meer subsidiair: op 6 september 2023 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door middel van die nekklem;
feit 2: op 6 september 2023 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door hem te slaan, te stompen en/of te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor hetgeen ten laste is gelegd onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2. Hij heeft de rechtbank verzocht om verdachte daarvan vrij te spreken. De officier van justitie acht het onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit, de mishandeling, wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor dezelfde feiten als de officier van justitie: feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2. Daarnaast heeft de raadsman met betrekking tot feit 1 meer subsidiair een noodweerverweer gevoerd, inhoudend dat verdachte zelf als eerste fysiek belaagd werd door aangever en zich daartegen heeft verdedigd. De raadsman stelt dat het handelen van verdachte voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en dat daarom vrijspraak dient te volgen. Subsidiair stelt de raadsman dat verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces toekomt vanwege de hevige gemoedsbeweging die werd veroorzaakt door de confrontatie en dreiging die uitging van aangever. Daarom dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair en feit 2
Poging doodslag en poging zware mishandeling (feit 1 primair en subsidiair): vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit (poging tot doodslag) en het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit (poging tot zware mishandeling) heeft begaan. Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen voor feit 1 meer subsidiair volgt dat verdachte bij aangever een wurggreep/nekklem heeft aangebracht en de hals en nek van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen. Er zijn echter onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelingen tegen aangever de dood of zwaar lichamelijk letsel ten gevolge zouden kunnen hebben. Er is op basis van het (forensisch) dossier te weinig informatie bekend over de kracht, de intensiteit en de exacte duur waarmee verdachte de hals/nek van aangever heeft dichtgeknepen om de conclusie te kunnen trekken dat de door verdachte aangebrachte nekklem zwaar lichamelijk letsel bij aangever had kunnen veroorzaken, laat staat potentieel dodelijk had kunnen zijn. De verklaring van getuige [getuige 1] , die heeft verklaard dat zij niet veel kracht hoefde te gebruiken om de mannen uit elkaar te krijgen, duidt eerder op het tegendeel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze feiten.
Mishandeling (feit 2): vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman eveneens van oordeel dat er ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling. Er is geen letsel in het gezicht van aangever geconstateerd dat past bij deze ten laste gelegde gedragingen en aangever heeft (in tweede instantie) bij de politie verklaard dat hij de klappen die verdachte zou hebben uitgedeeld, heeft ontweken. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
4.3.2.
Bewijsmiddelen feit 1 meer subsidiair [1]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 6 september 2023 (pagina 7 e.v.),
voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van mishandeling tegen [verdachte] . Op 6 september 2023 bevond ik mij aan de [straat 2] in [plaats] . [2] Ik zie en voel dat [verdachte (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) mij van mijn scootmobiel af trekt. Ik viel van mijn scootmobiel. Door de val liet ik de rechterhand van [verdachte (voornaam)] los. Hierdoor had [verdachte (voornaam)] zijn rechterhand vrij om mij direct van achteren in een wurgklem te houden. [verdachte (voornaam)] hield zijn rechteronderarm dusdanig hard tegen mijn keel dat hierdoor mijn ademhaling werd bemoeilijkt. Ik voelde dat ik geen lucht meer kreeg. Ik probeerde mij los te maken van de wurggreep/nekklem. Ik voelde mijn bewustzijn wegglippen. [3]
Proces-verbaal van verklaring getuige [getuige 1] d.d. 7 september 2023 (pagina 28 ev.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben getuige geweest van een mishandeling aan de [straat 2] te [plaats] . Op 6 september 2023 zag ik dat de jonge jongen (de rechtbank begrijpt: verdachte) de oudere man in de scootmobiel met een nekklem beetpakte van achteren. Ik zag dat hij zijn arm om de keel van die man had en tegen zijn lichaam aandrukte. Ik zag dat de oudere man half uit zijn scootmobiel hing. Ik zag dat de nekklem enkele seconden duurde. [4]
4.3.3.
Bewijsoverwegingen - feit 1 meer subsidiair
Uit het dossier is de rechtbank gebleken dat tussen verdachte en aangever en hun wederzijdse families al langere tijd een conflict bestaat. Aangever is de ex-schoonvader van verdachte. Hun conflict leidt tot veel en soms ernstige verwijten over en weer en vele meldingen en aangiftes bij de politie. Ook over het incident op 6 september 2023 hebben zij een verschillend verhaal. Dat maakt dat de rechtbank bij het vaststellen van de feiten vooral waarde hecht aan de verklaring van getuige [getuige 1] . Zij is niet bekend met aangever, noch met verdachte en is dus een onafhankelijke getuige die niet betrokken is bij het langlopende conflict dat tussen hen bestaat. Deze getuige heeft het geweld van dichtbij gezien en daar direct over verklaard bij de politie. Dat maakt dat de rechtbank deze verklaring betrouwbaarheid acht. Deze verklaring biedt steun aan de verklaring van aangever ten aanzien van de nekklem.
Noodweer(exces)?
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte zichzelf heeft verdedigd en uit noodweer heeft gehandeld. De rechtbank stelt voorop dat een geslaagd beroep op noodweer vereist dat aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die was gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is.
Op basis van de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 1] gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte eerst meerdere slaande bewegingen heeft gemaakt richting aangever, dat deze slaande bewegingen door aangever zijn afgeweerd en dat verdachte aangever daarna naar de grond heeft gewerkt door middel van een nekklem. Daarna heeft aangever verdachte geslagen, waarbij verdachte letsel heeft opgelopen.
De rechtbank hecht geen waarde aan de verklaring van getuige [getuige 2] die door de verdediging vlak voor de zitting is ingebracht. Deze verklaring is pas op 12 augustus 2024, dus bijna een jaar na het incident en één dag voor de inhoudelijke behandeling van deze zaak, opgesteld en aan de rechtbank en het Openbaar Ministerie verstrekt. Daardoor is het voor het Openbaar Ministerie niet mogelijk geweest deze verklaring te verifiëren en heeft de politie de getuige ook niet nader kunnen horen. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat meneer [getuige 2] een bekende van hem is en dat in die zin ook vraagtekens gezet kunnen worden bij de onafhankelijkheid van deze getuige.
De rechtbank concludeert, op basis van het voorgaande, dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht tegen verdachte. Verdachte is zélf begonnen met slaande bewegingen maken en heeft vervolgens een nekklem aangelegd bij aangever. Er is niet gebleken dat vóór die nekklem agressie vanuit aangever is uitgegaan. Omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat er geen sprake is geweest van een aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen, komt zij niet toe aan de vraag of die verdediging de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft overschreden. Dat betekent dat de beoordeling van de vraag of verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces toekomt verder onbesproken kan blijven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 meer subsidiair:op 6 september 2023 te [plaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door bij die [slachtoffer] een wurggreep/nekklem aan te brengen en de hals en nek van die [slachtoffer] dicht te knijpen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1 meer subsidiair: mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van
80 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen, inhoudende een contact- en locatieverbod. Deze maatregel moet gelden voor de duur van 3 jaar en per overtreding moet daar één week hechtenis tegenover staan. De officier van justitie heeft tenslotte gevorderd deze maatregel en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft benadrukt dat verdachte geen strafblad heeft, zich sinds zijn schorsing aan vrijheidsbeperkende voorwaarden heeft moeten houden en daarnaast veel spanning ervaart vanwege deze strafzaak. Momenteel staat zijn Verklaring Omtrent Gedrag op het spel, die voor verdachte vanwege zijn werk als [.] van groot belang is. De raadsman verzoekt de rechtbank daarom om verdachte geen onvoorwaardelijke staf op te leggen, maar te volstaan met een beperkte voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft aangever in een nekklem genomen. Mishandeling is een ernstig strafbaar feit en de rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich zo gewelddadig heeft gedragen tegen een oudere man die niet goed ter been is. Het geweld heeft plaatsgevonden op straat. Dit draagt bij aan de gevoelens van angst en onveiligheid bij omstanders.
Strafblad
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 augustus 2024. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke (gewelds)feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt het strafblad daarom niet in strafverzwarende zin mee.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gelet op de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het LOVS. [5] Voor een mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolg hebbend, is het uitgangspunt een geldboete. In dit geval vindt de rechtbank, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, een geldboete echter niet op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf van 60 uur met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van deze taakstraf voorwaardelijk op te leggen ter voorkoming van recidive. De reden hiervoor is dat de rechtbank geen andere voorwaarden nodig acht, dan een contact- en locatieverbod ter bescherming van de aangever en zijn familie. De rechtbank zal naast de taakstraf ook een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Stafrecht zal opleggen, waarmee de meerwaarde van een voorwaardelijk strafdeel al wordt ondervangen.
Maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank zal voor de beveiliging van de maatschappij en voor het voorkomen van strafbare feiten aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Stafrecht opleggen, inhoudende een contact- en locatieverbod.
Contactverbod
Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ( [1950] ), [A] ( [1990] ), [B] ( [1978] ), [C] ( [1984] ), [D] ( [1992] ), [E] ( [1997] ), [F] ( [1983] ), [G] ( [1979] ), [H] ( [1980] ) en [I] ( [1987] ). Bij het contactverbod met [A] (ex-partner van verdachte) geldt de uitzondering dat er wel contact mogelijk moet zijn over hun gezamenlijke dochter via de daartoe geëigende instanties. Daarnaast dient verdachte zich te onthouden van - direct of indirect - contact met de echtgenote van benadeelde [J] ( [1953] ) en de schoonkinderen van benadeelde: [K] ( [1987] ), [L] ( [1982] ), [M] ( [1976] ) en [N] ( [1971] ). De politie houdt toezicht op het contactverbod.
Locatieverbod
Het locatieverbod geldt voor de wijk [wijk] te [plaats] . Dat betekent dat verdachte zich niet mag bevinden binnen het gebied tussen de [straat 3]
, de [straat 4] en de [straat 5] . Uitzondering is een directe route naar de [straat 6] [nummeraanduiding 2] te [plaats] , waar de moeder van verdachte woont. . Verdachte mag deze route gebruiken om zich naar zijn moeder te begeven, maar zich niet op deze route ophouden. De politie houdt toezicht op het locatieverbod.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 3 jaren. Elke keer als niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen worden toegepast met een maximum van 6 maanden.
Dadelijk uitvoerbaar
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mishandeling. Gelet op het voorgaande en de voorgeschiedenis tussen partijen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens de genoemde personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat bovenstaande maatregel en het daarop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 7.500 euro, bestaande uit immateriële schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij stelt een posttraumatische stressstoornis en aanhoudende hart(ritme)problemen te hebben overgehouden aan het tenlastegelegde. Hij geeft aan tot de dag van vandaag in angst te leven dat een dergelijk incident opnieuw zal plaatsvinden.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van 500 euro, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vordering, gelet op de bepleite vrijspraak (of ontslag van alle rechtsvervolging). Subsidiair stelt de raadsman dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en op grond daarvan ook niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Meer subsidiair is volgens de raadsman sprake van eigen schuld, is het onduidelijk welke schade door welk handelen is veroorzaakt en meest subsidiair bepleit de raadsman een sterk gematigde toewijzing van de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten in hun persoon zijn aangetast.
De rechtbank ziet geen causaal verband tussen het incident op 6 september 2023 en de bij aangever geconstateerde hartritmestoornis, omdat aangever vóór deze datum ook al medicatie voor zijn hart voorgeschreven kreeg en de stelling dat de ernst van de hartritmestoornis is toegenomen of het voortduren daarvan kan worden toegeschreven aan het ten laste gelegde onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank is echter van oordeel dat benadeelde partij [slachtoffer] als rechtstreeks gevolg van de mishandeling door verdachte schade heeft geleden en nadeel heeft ondervonden. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, brengen mee dat wel sprake is van een aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek waardoor er een grond bestaat voor schadevergoeding.
De rechtbank betrekt bij de beoordeling van de vordering de omstandigheid dat tussen aangever en verdachte al lange tijd een conflict bestaat, waarin zij zich over en weer niet onbetuigd hebben gelaten. De rechtbank acht daarom niet aannemelijk dat de bij aangever vastgestelde posttraumatische stressstoornis in zijn geheel is toe te schrijven aan de mishandeling op 6 september 2023. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat, gelet op soortgelijke zaken, een vergoeding van 1.000 euro billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 1.000 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 38v en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
  • legt aan verdachte op de maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren;
  • beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] ( [1950] ); [A] ( [1990] ) (met uitzondering van contact over hun dochter via de daartoe geëigende instanties); [B] ( [1978] ); [C] ( [1984] ); [D] ( [1992] ); [E] ( [1997] ); [F] ( [1983] ); [G] ( [1979] ); [H] ( [1980] ); [I] ( [1987] ); [J] ( [1953] ); [K] ( [1987] ), [L] ( [1982] ), [M] ( [1976] ) en [N] ( [1971] );
  • beveelt dat verdachte zich niet ophoudt in het de wijk [wijk] te [plaats] : verdachte mag zich niet bevinden binnen het gebied tussen de [straat 3] , de [straat 4] en de [straat 5] (hierbij geldt als uitzondering een directe route naar het adres van de moeder van verdachte op de [straat 6] [nummeraanduiding 2] te [plaats] ). Verdachte mag deze route gebruiken om zich naar zijn moeder te begeven, maar zich niet op deze route ophouden (bijvoorbeeld winkelcentrum [winkelcentrum] bezoeken, of op deze straten rondhangen). Zie hiervoor het als bijlage II gevoegde kaartje van het verboden gebied met daarop de gele lijn als directe route;
  • beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel wordt vervangen door 10 dagen hechtenis met een maximum van 6 maanden;
  • beveelt dat de politie toezicht houdt op het contact - en contactverbod.
Dadelijk uitvoerbaar
- beveelt dat bovenstaande vrijheidsbeperkende maatregel en het daarop uit te oefenen toezicht door de politie, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van 1.000 euro;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 september 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat 1.000 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 september 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en mr. G.M.C. Klink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 september 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet bij die [slachtoffer] een wurggreep/nekklem heeft aangebracht en/of deze
wurggreep/nekklem heeft volgehouden en/of zijn handen om de hals en/of nek van
die [slachtoffer] heeft gelegd en/of de hals en/of nek van die [slachtoffer] heeft
dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
door bij die [slachtoffer] een wurggreep/nekklem aan te brengen en deze
wurggreep/nekklem vol te houden en/of zijn handen om de hals en/of nek van die
[slachtoffer] te leggen en/of de hals en/of nek van die [slachtoffer] dicht te knijpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Utrecht
[slachtoffer] heeft mishandeld door bij die [slachtoffer] een wurggreep/nekklem aan te
brengen en deze wurggreep/nekklem vol te houden en/of zijn handen om de hals
en/of nek van die [slachtoffer] te leggen en/of de hals en/of nek van die [slachtoffer] dicht te knijpen;
2
hij op of omstreeks 6 september 2023 te Utrecht
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal,
in/op het gezicht en/of het lichaam, te stompen en/of te slaan, en/of met kracht
tegen die [slachtoffer] te duwen en/of te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die
[slachtoffer] ten val is gekomen.
Bijlage II: verboden gebied
*(ivm pseudonimiseren is deze bijlage verwijderd)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 september 2023, genummerd PL0900-2023271836, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 80. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 7.
3.p. 8.
4.p. 28.
5.Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht