ECLI:NL:RBMNE:2024:5408

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/513
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar zorgverzekeringswet wegens termijnoverschrijding

Op 1 april 2022 ontving eiser een brief van het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK) waarin werd medegedeeld dat hij geen Nederlandse zorgverzekering had. Het CAK verzocht eiser om snel actie te ondernemen om een boete te voorkomen. Op 8 juli 2022 legde het CAK een boete van € 437,25 op aan eiser wegens het ontbreken van een zorgverzekering. Eiser maakte bezwaar tegen deze boete, maar het CAK verklaarde dit bezwaar ongegrond op 27 oktober 2022. Op 17 oktober 2022 legde het CAK een tweede boete op van € 437,15, opnieuw wegens het ontbreken van een zorgverzekering. Eiser diende op 20 juli 2023 bezwaar in tegen deze tweede boete, maar het CAK verklaarde dit bezwaar op 27 december 2023 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

Eiser ging in beroep tegen dit besluit. De rechtbank Midden-Nederland behandelde de zaak op 4 september 2024. Eiser voerde aan dat het CAK ten onrechte zijn bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er sprake was van een tweede boete voor hetzelfde vergrijp en het bezwaar tegen de eerste boete nog niet was afgehandeld. De rechtbank oordeelde dat een bezwaarschrift binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, en dat eiser te laat had gereageerd. De rechtbank concludeerde dat de redenen die eiser aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet geldig waren.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Eiser kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/513
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK), verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Nijman).

Inleiding

1. Op 1 april 2022 heeft het CAK eiser een brief gestuurd waarin staat dat hij geen Nederlandse zorgverzekering heeft. Het CAK schrijft dat het belangrijk is dat eiser snel actie onderneemt om zo een boete te voorkomen. Op 8 juli 2022 heeft het CAK eiser een boete opgelegd van € 437,25 omdat eiser geen zorgverzekering heeft. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 27 oktober 2022 heeft het CAK het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2. Het CAK heeft op 17 oktober 2022 (het primaire besluit) aan eiser een tweede boete opgelegd ter hoogte van € 437,15, omdat eiser nog steeds geen zorgverzekering heeft. Eiser heeft hier op 20 juli 2023 bezwaar tegen ingesteld. Bij brief van 31 juli 2023 heeft het CAK eiser in de gelegenheid gesteld om uit te leggen waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt. Eiser heeft hier op 23 augustus 2023 op gereageerd. Bij het bestreden besluit van 27 december 2023 heeft het CAK het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
4. Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
6. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of het CAK het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
8. Het CAK heeft eisers bezwaarschrift van 20 juli 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend.
9. Eiser voert aan dat het CAK ten onrechte zijn bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Omdat sprake is van een tweede boete voor hetzelfde vergrijp en het bezwaar tegen de eerste boete nog niet was afgehandeld, hoefde eiser niet eerder in bezwaar.
10. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Als een bezwaarschrift pas na afloop van de termijn van zes weken wordt ingediend, is het bezwaar in principe niet-ontvankelijk. [1] Dit kan anders zijn als de indiener niet in verzuim is geweest. [2] Daarmee bedoelen we: de termijnoverschrijding valt hem niet te verwijten.
11. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser te laat bezwaar heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat de redenen die eiser aanvoert geen geldige redenen zijn voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Het is aan eiser om op tijd een bezwaarschrift in te dienen, of dat voor hem te laten doen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is geweest om tijdig een (desnoods éénregelig, zogenoemd pro forma) bezwaarschrift in te dienen. Dat er nog niet op zijn bezwaar tegen de boete van 8 juli 2022 was beslist, maakt niet dat eiser niet tijdig bezwaar hoefde in te dienen tegen het primaire besluit. De boete van 17 oktober 2022 betreft namelijk een tweede boete, omdat eiser nog geen zorgverzekering heeft. Dit is dus een separaat besluit, dat los staat van het eerdere besluit. En ook het feit dat eiser meent dat hij – op grond van jurisprudentie – niet verplicht kan worden tot het afsluiten van een zorgverzekering, betekent niet dat hij niet binnen de termijn bezwaar kon maken.
12. Nu eiser te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 17 oktober 2022, en geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, heeft het CAK het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
13. Eiser voert verder aan dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd, omdat dit buiten de beslistermijn is genomen en eiser geen toestemming heeft verleend voor uitstel van de beslistermijn.
14. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet kan slagen. Het had op de weg van eiser gelegen om het CAK bij overschrijding van de beslistermijn in gebreke te stellen. [3] Nu eiser dat heeft nagelaten en het CAK inmiddels heeft beslist op zijn bezwaar kunnen er geen consequenties worden verbonden aan het buiten de termijn beslissen op het bezwaar.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Aan een verdere inhoudelijke toetsing komt de rechtbank dus ook niet toe. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
16. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024 door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Art. 6:6 Awb.
2.Art. 6:11 Awb.
3.Art. 6:12 Awb.