ECLI:NL:RBMNE:2024:5408
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar zorgverzekeringswet wegens termijnoverschrijding
Op 1 april 2022 ontving eiser een brief van het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK) waarin werd medegedeeld dat hij geen Nederlandse zorgverzekering had. Het CAK verzocht eiser om snel actie te ondernemen om een boete te voorkomen. Op 8 juli 2022 legde het CAK een boete van € 437,25 op aan eiser wegens het ontbreken van een zorgverzekering. Eiser maakte bezwaar tegen deze boete, maar het CAK verklaarde dit bezwaar ongegrond op 27 oktober 2022. Op 17 oktober 2022 legde het CAK een tweede boete op van € 437,15, opnieuw wegens het ontbreken van een zorgverzekering. Eiser diende op 20 juli 2023 bezwaar in tegen deze tweede boete, maar het CAK verklaarde dit bezwaar op 27 december 2023 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
Eiser ging in beroep tegen dit besluit. De rechtbank Midden-Nederland behandelde de zaak op 4 september 2024. Eiser voerde aan dat het CAK ten onrechte zijn bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er sprake was van een tweede boete voor hetzelfde vergrijp en het bezwaar tegen de eerste boete nog niet was afgehandeld. De rechtbank oordeelde dat een bezwaarschrift binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, en dat eiser te laat had gereageerd. De rechtbank concludeerde dat de redenen die eiser aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet geldig waren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Eiser kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.