ECLI:NL:RBMNE:2024:5407

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
16/311086-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met vuurwapen en vrijspraak van een tweede overval

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij een gewapende overval op 6 oktober 2023 in Almere. Tijdens deze overval, die plaatsvond in een winkel, werd fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer, waarbij een vuurwapen werd getoond en gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede gewapende overval op 11 november 2023, omdat de camerabeelden onvoldoende bewijs boden om de verdachte te identificeren als een van de daders. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 40 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank overwoog dat er meerdere strafverzwarende omstandigheden aanwezig waren, waaronder het gebruik van vuurwapens en de impact van de overval op het slachtoffer. De verdachte had eerder een strafbeschikking voor winkeldiefstal en het bezit van een steekwapen, wat ook in strafverzwarende zin werd meegewogen. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn recente vaderrol, wat leidde tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/311086-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] (
België)
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T.G.M. Houben, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. N. Wijkman, advocaat te Almere, namens de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1:op 6 oktober 2023 te Almere, samen met anderen, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , een geldbedrag van [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gestolen;
Feit 2:op 6 oktober 2023 te Almere, samen met anderen, twee vuurwapens (scherp schietende omgebouwde gaspistolen) van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 3:op 11 november 2023 te Almere, samen met anderen, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , een geldbedrag van de [benadeelde 4] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de feiten 1 en 2 geen opmerkingen gemaakt over de bewezenverklaring, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe, kort samengevat, aangevoerd dat het dossier onvoldoende concreet bewijs bevat voor daderschap.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank stelt vast dat op 11 november 2023 een gewapende overval heeft plaatsgevonden op de [benadeelde 4] in Almere door een drietal, volledig in het zwart geklede personen met een vuurwapen. Hierbij is een geldbedrag weggenomen. Van deze overval zijn camerabeelden voorhanden. Op de camerabeelden is te zien dat één van de daders van de overval een Stone Island jas en zwarte Balenciaga schoenen draagt. Uit het dossier volgt dat verdachte bij de overval op [benadeelde 2] op 6 oktober 2023 zwarte Balenciaga schoenen droeg en een Stone Island jas. Bij de doorzoeking in de woning van verdachte zijn zwarte Balenciaga schoenen aangetroffen met slijtsporen op de schoenzolen.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat op basis van de beschikbare camerabeelden van de overval van 11 november 2023 niet kan worden vastgesteld dat de jas en de schoenen die één van de daders van de overval droeg, dezelfde zijn als die verdachte droeg bij de overval van 6 oktober 2023 op de [benadeelde 2] . Hiervoor is van belang dat de kwaliteit van de camerabeelden onvoldoende is om dit te kunnen vaststellen. De rechtbank kan niet vaststellen dat de schoenen van hetzelfde model en type zijn, laat staan dat er (dezelfde) slijtsporen op zitten zoals die zichtbaar zijn op de schoenen van verdachte. Ditzelfde geldt voor de Stone Island jas. In dat verband is ook van belang dat op de jas van de dader op de beelden het logo van Stone Island niet zichtbaar was, zo volgt uit het dossier.
En zelfs als kan worden vastgesteld dat er sprake is van gelijkenis tussen de jas en schoenen van één van de overvallers op de [benadeelde 4] en die van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke gelijkenis op zichzelf niet de conclusie rechtvaardigt dat verdachte de overvaller moet zijn. De betreffende kledingstukken zijn qua kleur en model gangbaar, en dus onvoldoende specifiek of kenmerkend.
Het dossier bevat voor het overige geen bewijsmiddelen die, alleen of in onderlinge samenhang bezien, verdachte op de plaats van de overval plaatsen op het moment dat het delict plaatsvindt. Het feit dat de telefoon van verdachte op de dag van de overval aanstraalt op een zendmast in Almere is hiertoe onvoldoende. Het gegeven dat de telefoon die dag gedurende enige periode heeft uitgestaan, in het bijzonder op het moment dat de overval heeft plaatsgevonden, is weliswaar opmerkelijk, maar dit betekent nog niet dat verdachte betrokken is geweest bij de overval. Daar komt tot slot bij dat de verdachte een verifieerbare verklaring heeft afgelegd over zijn aanwezigheid in Almere. Deze alternatieve verklaring is echter niet nader onderzocht, waardoor deze niet valt uit te sluiten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 augustus 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 oktober 2023, genummerd PL0900-2023306338-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 30 tot en met 32;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] van 13 oktober 2023, genummerd MD2R023154-68, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 37 en 38;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 6 oktober 2023, genummerd PL0900-2023306338-5, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 39 tot en met 40;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van camerabeelden [benadeelde 2] van 7 oktober 2023, genummerd MD2R023154-12, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 73 tot en met 76;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaats] ) van 26 oktober 2023, genummerd PL0900-2023306338-8, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 213, 215 en 216;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen van 20 december 2023, genummerd L0900-2023306338-30, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 249 tot en met 25.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één van de feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 6 oktober 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag van ongeveer 50 euro, dat aan [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door terwijl zij hun gelaat/hoofd hadden bedekt met een capuchon,
- voor de toonbank te gaan staan met een vuurwapen in de hand en
- over de glazen deur naar achter de toonbank en/of het kantoor te klimmen en naar die [slachtoffer 1] toe te rennen met een vuurwapen in de hand en gericht op die [slachtoffer 1] en
- meermalen met dat vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- meermalen tegen die [slachtoffer 1] te roepen: “Waar is je kluis” en “Waar is je kassa” en “Snel, snel, snel” en/of
- meermalen op de kassa te slaan;
Feit 2:
op 6 oktober 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een ander wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee naar semi-automatische scherpschietende omgebouwde gaspistolen, van het merk Walther, type P22 P.A.K. van categorie III onder 1, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, het feit dat hij first offender is en dat hij recentelijk vader is geworden. Gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, heeft de raadsman verzocht aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast kan aan verdachte een taakstraf van 240 uren worden opgelegd, zodat de door de reclassering voorgestelde dagbesteding direct wordt ingevuld.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens in zijn algemeenheid al een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. In dit geval zijn de vuurwapens bovendien daadwerkelijk gebruikt. Verdachte heeft namelijk op klaarlichte dag in een drukke winkelstraat, samen met zijn medeverdachte, de [benadeelde 2] in Almere overvallen. Met de vuurwapens is gedreigd in de richting van het slachtoffer en ook is er op het hoofd van het slachtoffer geslagen. In de winkel waren op dat moment klanten aanwezig. Verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer, maar ook de overige in de buurt aanwezige personen angst aangejaagd met deze intimiderende overval. Door deze zeer brutale overval heeft verdachte laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen en evenmin voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen (financieel) gewin en heeft geen rekening gehouden met de enorme impact van zijn handelen op het slachtoffer en winkelend publiek. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit de aangifte en de onderbouwing bij het verzoek tot schadevergoeding van het slachtoffer, wordt de hiervoor bedoelde impact zeer duidelijk. Het handelen van verdachte heeft grote gevolgen gehad. Het slachtoffer heeft door stress en spanning enige tijd niet kunnen werken. Zij heeft last gehad van nachtmerries en angstaanvallen, en voelde zich onveilig op werk en op straat. De overval heeft ook lichamelijke gevolgen gehad. Doordat zij meermalen met een vuurwapen op haar hoofd is geslagen, heeft zij last gehad van hoofdpijn en duizeligheidsklachten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 19 maart 2024;
  • een Pro Justitia Rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) van 19 juni 2024, opgemaakt door S. Pantelić, kinder- en jeugdpsycholoog NIP en GZ-psycholoog;
  • een rapportage van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 1 juli 2024, opgesteld door T. Clarke, reclasseringsmedewerker.
Justitiële documentatie
Uit voornoemd uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister blijkt dat verdachte eerder een strafbeschikking heeft opgelegd gekregen voor een winkeldiefstal en (op dezelfde dag) het bezit van een steekwapen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Rapportage NIFP
Door S. Pantelić, kinder- en jeugdpsycholoog NIP en GZ-psycholoog, is op 19 juni 2024 een Pro Justitia rapport opgemaakt betreffende verdachte. De rapportage bevat – zakelijk en kort weergegeven – de volgende conclusies en bevindingen.
Bij verdachte is geen sprake van psychische problematiek. De deskundige merkt wel op dat verdachte voor wat betreft zijn cognitieve vermogens functioneert op een moeilijk lerend tot beneden gemiddeld niveau. Het risico op herhaling wordt ingeschat als matig. Er zijn veel beschermende factoren, maar er worden ook risico’s gezien op normoverschrijdend alsmede gewelddadig gedrag. Aangezien er geen psychische stoornis bij verdachte is vastgesteld, wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde volledig toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundige over en is van oordeel dat het bewezenverklaarde verdachte volledig is toe te rekenen.
Gelet op het ontbreken van die psychische stoornis kan de deskundige geen risicoprognose opstellen. Er wordt door de deskundige bij afwezigheid van een psychische stoornis geen behandeling in een forensisch kader geadviseerd.
Reclasseringsadvies
Uit voormeld reclasseringsadvies volgt dat het risico op recidive laag-gemiddeld is. De reclassering beschrijft dat verdachte zich ten tijde van het tenlastegelegde naar eigen zeggen in een kwetsbare situatie bevond. Hij had geen inkomen of werk, geen stabiele huisvesting en er waren problemen in de relatie met zijn beschermende netwerk. Verdachte heeft zich in het gesprek met de reclassering schuldbewust opgesteld en zijn spijt betuigd voor zijn daden. Hij is gemotiveerd om zijn leven te beteren en hierbij hulp te accepteren. De reclassering ziet meerdere beschermende factoren, die de motivatie van verdachte alleen maar lijken te versterken. Zo heeft hij een relatie, wordt hij vader en is zijn familie (moeder en vriendin) belangrijk voor hem. De reclassering ziet voldoende aanknopingspunten voor de inzet van interventies om de kans op herhaling te voorkomen.
De reclassering adviseert dat bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Zij adviseert als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag, begeleid wonen bij Humane zorg, dagbesteding, een contactverbod met medeverdachte en een locatieverbod voor de gemeente Almere. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven mee te zullen werken als voornoemde bijzondere voorwaarden aan hem worden opgelegd.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven bereid te zijn zich aan alle bijzondere voorwaarden te houden die door de reclassering zijn geadviseerd. Hij is inmiddels vader geworden van een zoontje, en wenst graag de zorg voor zijn kind te dragen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte tot op zekere hoogte openheid van zaken heeft gegeven over de bewezenverklaarde feiten en zijn aandeel heeft toegegeven. Verdachte neemt daarmee in zekere mate verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
De op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van dit feit kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans voor een overval worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een overval zoals de onderhavige komt een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren in beeld.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat bij de overval gebruik is gemaakt van twee vuurwapens en dat met een vuurwapen tegen het hoofd van het slachtoffer is geslagen. Het door verdachte en zijn medeverdachte toegepaste geweld is daarmee fors en datzelfde geldt voor de dreiging die van hen uitging. De rechtbank weegt voorts mee dat de feiten zijn gepleegd op klaarlichte dag, in vereniging en op een plek waar klanten komen. Het feit dat verdachte en zijn medeverdachte twee vuurwapens in de openbare ruimte voorhanden hebben gehad werkt ook strafverzwarend. Ten slotte heeft verdachte al eerder een strafbeschikking opgelegd gekregen voor een winkeldiefstal.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte zijn jonge leeftijd mee en het feit dat hij recentelijk vader is geworden. De rechtbank ziet voorts in het licht van de speciale preventie, gelet op de over verdachte opgemaakte rapportage door de reclassering en hetgeen ter terechtzitting is besproken, reden om een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Gelet op de hiervoor genoemde verzwarende omstandigheden valt de straf die de rechtbank oplegt hoger uit dan de eis van de officier van justitie, ondanks de vrijspraak van het derde tenlastegelegde feit. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen die Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft geadviseerd. Met dit voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast beoogt de rechtbank met oplegging van bijzondere voorwaarden dat het herhalingsgevaar wordt ingeperkt en verdachte de begeleiding en behandeling krijgt die hij nodig heeft om zijn leven op de rit te krijgen en te houden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

Blijkens een
‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen’van 24 juni 2024 is beslag gelegd op:
2 STK Schoenen (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315473);
1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315479);
1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315481);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315482, paars);
1 STK Pistool (Omschrijving: PL0900-2023306338-G3232393, lag in plantsoen in plastic zak, zwart, merk: Walther);
1 STK Patroonhouder (Omschrijving: PL0900-2023306338-G3232404 afkomstig van AAOP8845NL, zwart, merk: Walther);
1 STK Patroonhouder (Omschrijving: PL0900-2023306338-G3232405 afkomstig van AAOP8859NL, Walther);
1 STK Pistool (Omschrijving: PL0900-2023306338-G3232402 lag in plantsoen in plastic zak, zwart, merk: Walther).
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoon en de simkaarten terug worden gegeven aan verdachte. De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van de schoenen gevorderd. Voort heeft zij gevorderd dat de wapens en patroonhouders worden onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de schoenen en de telefoon aan verdachte terug te geven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de pistolen en patroonhouders, zoals hierboven omschreven onder 5 tot en met 8, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 2 STK Schoenen (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315473);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315479);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315481);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315482, paars).

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 112.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 92.000,00 materiële schade en € 20.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit.
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.102,90. Dit bedrag bestaat uit € 102,90 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij voor zover de vordering ziet op de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. De officier van justitie heeft verzocht de vordering voor zover die ziet op de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,00 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren
[benadeelde 1]
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de benadeelde partij, om dezelfde reden, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
[benadeelde 1]
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleitte vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank stelt vast dat de vordering thans onvoldoende is onderbouwd. Het bieden van de mogelijkheid om de vordering alsnog nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten, letsel heeft opgelopen en op andere wijze in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat haar is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand en is ook door de benadeelde partij nader toegelicht. Gelet op de toelichting van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 5.000,- billijk is. Het meergevorderde zal worden afgewezen.
Verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De verdachte is van zijn verplichting tot het vergoeden van schade bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
40 (veertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
o zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres Triathlonstraat 3, 3078 HX Rotterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o zal verblijven in Humane zorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
o zich niet in de gemeente Almere zal bevinden, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (Omschrijving: PL0900-2023306338-G3232393, lag in plantsoen in plastic zak, zwart, merk: Walther);
  • 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: PL0900-2023306338-G3232404 afkomstig van AAOP8845NL, zwart, merk: Walther);
  • 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: PL0900-2023306338-G3232405 afkomstig van AAOP8859NL, Walther);
  • 1 STK Pistool (Omschrijving: PL0900-2023306338-G3232402 lag in plantsoen in plastic zak, zwart, merk: Walther);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 2 STK Schoenen (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315473);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315479);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315481);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2023306338-3315482, paars).
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 5.000,-, bestaande uit
immateriële schade;
  • wijst het meergevorderde aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 5.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 6 oktober 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart de benadeelde [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten van verdachte en begroot deze tot op heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en T. van Haaren-Paulus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. Heins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 september 2024.
Mr. Groeneveld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van (ongeveer) 50 Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (terwijl hij/zij zijn/hun gelaat/hoofd had(den) bedekt met een capuchon)
- voor de toonbank te gaan en/of te blijven staan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en/of
- over de (glazen) deur naar achter de toonbank en/of het kantoor te klimmen en/of naar die [slachtoffer 1] toe te rennen met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met dat vuurwapen, althans voorwerp op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 1] te roepen: “Waar is je kluis” en/of “Waar is je kassa” en/of “Snel, snel, snel”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, op de kassa te slaan;
Feit 2:
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee naar (semi-automatisch) scherpschietend(e) omgebouwd(e) gaspisto(o)l(en), van het merk Walther, type P22 P.A.K. van categorie III onder 1, zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van (ongeveer) 360 Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , filiaal [adres] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (terwijl hij/zij zijn/hun gelaat/hoofd had(den) bedekt met een mondkapje en/of een capuchon)
- met versnelde pas de winkel in te lopen en/of zich (vervolgens) achter de balie te begeven en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] (gericht) te houden en/of
- (vervolgens) tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] te zeggen “Breng me naar de kluis” althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [benadeelde 1] en [benadeelde 3] naar en/of in de voorraadruimte te duwen/dwingen (alwaar de kluis zich bevond).