ECLI:NL:RBMNE:2024:5405

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
10526889
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur en terugvordering aanbetaling in geschil tussen aannemer en opdrachtgever

In deze zaak vordert eiseres, een aannemer, betaling van een openstaande factuur van € 8.570,- voor werkzaamheden die zij heeft verricht in de woning van gedaagde sub 1, een vennootschap onder firma. Gedaagde sub 1 heeft in reconventie terugbetaling van een aanbetaling van € 12.000,- gevorderd, omdat zij stelt dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen hun vorderingen onvoldoende hebben onderbouwd. Eiseres heeft een factuur gepresenteerd voor werkzaamheden die zij heeft uitgevoerd, maar gedaagde sub 1 betwist dat deze werkzaamheden zijn verricht in de bedrijfsruimte en stelt dat de factuur niet klopt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd door beide partijen om hun claims te ondersteunen. De vorderingen van zowel eiseres als gedaagde sub 1 zijn afgewezen. Daarnaast is de vordering tot rectificatie van negatieve uitlatingen in WeChat-groepen door gedaagde sub 3 afgewezen, omdat de uitlatingen niet als onrechtmatig zijn gekwalificeerd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10526889 MC EXPL 23-3064 BS/43497
Vonnis van 4 september 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. Doornbos,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats 2]

2 [gedaagde sub 2] , vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [vestigingsplaats 2]

3 [gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats 2] (België),
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] c.s.,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.R. Jonker.

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 februari 2024;
- de mondelinge behandeling van 23 mei 2024;
- de akte aan de zijde van [gedaagde sub 1] ;
- de akte aan de zijde van [eiseres] met 3 producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten (tussenvonnis 7 februari 2024)

2.1.
Voor de leesbaarheid van het vonnis worden hier de feiten, benoemd in het tussenvonnis van 7 februari 2024, overgenomen.
2.2.
[eiseres] heeft (renovatie)werkzaamheden verricht in de woning van (één van) de vennoten van [gedaagde sub 1] .
2.3.
Bij factuur van 21 september 2021 heeft [eiseres] € 20.570,- inclusief btw bij [gedaagde sub 1] c.s. in rekening gebracht. Op de factuur staat – voor zover van belang – het volgende:
“ [gedaagde sub 1]
[adres]
[postcode] [vestigingsplaats 2]
(…)
Muurtegels
Vloertegels
Verven(kozijnen en muren)
Keuken kasten
Keuken apparaat onderhouden
Verstopping afvoer ontstoppen
Subtotaal excl. BTW € 17.000,00
BTW (21%) € 3.570,00
Totaal incl. BTW € 20.570,00”.
2.4.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft van de factuur € 12.000,- voldaan en € 8.570,- onbetaald gelaten.
2.5.
Per e-mail van 23 november 2022 schrijft de gemachtigde van [eiseres] – voor zover van belang – het volgende aan [gedaagde sub 1] c.s.:
“Cliënte heeft, (…), vorig jaar een verbouwing uitgevoerd in het bedrijfspand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats 2] , van waaruit door u een snackbar wordt geëxploiteerd. Cliënte heeft de opdracht destijds aangenomen voor een totaalprijs van € 20.570,-- inclusief BTW. Cliënte heeft deze werkzaamheden inmiddels alweer lange tijd geleden afgerond. Wel is het zo, (…), dat cliënte destijds een beschadigde ruit heeft geleverd. (…) Cliënte heeft reeds aangegeven u hiervoor te willen compenseren, maar u dient hiervoor wel de factuur met betrekking tot de gemaakte kosten toe te zenden. Ondanks dit feit blijft u echter in gebreke het nog altijd openstaande bedrag ad € 8.570,-- te voldoen. Reden dat ik u thans verzoek – en voor zover nodig sommeer – om alsnog tot betaling van dit bedrag over te gaan en wel binnen zeven dagen na verzending van deze email. (…)
(…) Cliënte is door diverse personen gewezen op het feit dat u zich in (minimaal) vier We chat groepen zeer negatief uitlaat over cliënte. Zo klaagt u over de kwaliteit van door cliënte in een ver verleden geleverde stoelen en over de kwaliteit van de geleverde tegels. Dit alles in strijd met de werkelijkheid en overduidelijk met als doel cliënte op onrechtmatige wijze in een kwaad daglicht te zetten. (…). Voor de volledigheid, het gaat om de volgende groepen:
1 [groep 1] ( [.] ) met 358 deelnemers;
2 [groep 2] ( [..] ) met 500 deelnemers;
3 [groep 3] ( [....] ) met 495 deelnemer; en
4 [groep 4] ( [.....] ) met 497 deelnemers.
(…) Reden dat ik u ook in dit kader sommeer om binnen zeven dagen na verzending van deze email in alle vier de Wechat-groepen een en ander te rectificeren (…).”.
2.6.
Per brief van 9 december 2022 schrijft de gemachtigde van [gedaagde sub 1] c.s. – voor zover van belang – het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] :
“Mijn cliënte is met uw cliënte overeengekomen een aannemingsovereenkomst waarbij uw cliënte diverse werkzaamheden en diensten zou leveren aan cliënte voor een vaste aanneemsom van € 20.570,00. In dat kader heeft mijn cliënte reeds een aanbetaling gedaan van € 12.000,00.
Ondanks de gemaakte afspraken, is uw cliënte haar contractuele afspraken tot op heden nog steeds niet nagekomen. Uw cliënte heeft weliswaar een aantal werkzaamheden afgerond bij mijn cliënte thuis, althans haar vennoten, maar de werkzaamheden ten behoeve van de onderneming van cliënte zijn nog steeds niet (volledig) uitgevoerd.
Naar aanleiding hiervan ontvang ik graag binnen een week uw bevestiging dat uw cliënte binnen 6 weken na heden gaat beginnen met de afgesproken werkzaamheden, bij gebreke waarvan nakoming zal worden gevorderd of in het andere geval zal de overeenkomst buitengerechtelijk worden ontbonden.
(…)
In dat kader ontvang ik graag binnen twee weken na heden; een uitgewerkt voorstel, althans een programma van eisen met daarin ook een tijdspad.”.
2.7.
Per brief van 22 december 2022 schrijft de gemachtigde van [gedaagde sub 1] c.s. – voor zover van belang – het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] :
“(…) dat ik namens cliënt hierbij de overeenkomst van aanneming ontbind en dat betekent tegelijkertijd dat uw cliënte de aanbetaling moet terugbetalen.
Namens cliënte verzoek ik uw cliënte, en voor zover nodig sommeer ik haar, binnen zeven dagen na heden een bedrag van € 12.000,-- over te maken (…).”.
2.8.
[eiseres] heeft het bedrag van € 12.000,- niet aan [gedaagde sub 1] c.s. terugbetaald.

3.Aanvulling van de feiten

3.1.
Uit het door [eiseres] als productie 4 bij conclusie van repliek overgelegde chatbericht volgt dat tussen partijen ten behoeve van de verbouwing van de woning van gedaagden sub 2 en 3 een overeenkomst van aanneming van werk is gesloten voor een totaalbedrag van € 33.000,00. Daarvan is door gedaagde sub 2 en 3 een bedrag van € 30.000,00 contant voldaan.
3.2.
[gedaagde sub 1] was niet tevreden over de werkzaamheden die [eiseres] heeft uitgevoerd. Zij heeft haar onvrede geuit in verschillende WeChat-groepen. [gedaagde sub 3] ( gedaagde sub. 3) heeft, vertaald in het Nederlands, het volgende in de groepen gestuurd:
[groep 4] (497 leden): Allen, als jullie gaan verbouwen, let extreem goed op, dit is een zeer malafide onderneming in NL, ze zijn heel bedrieglijk. Je krijgt slecht werk geleverd en slechte/ mindere materialen. Ze rekenen hoge prijzen en leveren slechte kwaliteit materialen.
[groep 1] (358 leden) : allen opletten dit is een malafide onderneming. Zeer goed in het misleiden van mensen. Leveren slecht werk en slechte/ mindere materialen.
[groep 3] (495 leden): Allen, als jullie gaan verbouwen, let extreem goed op, dit is een zeer malafide onderneming in NL, Je krijgt slecht werk geleverd en slechte / mindere materialen. Ze rekenen hoge prijzen en leveren slechte kwaliteit materialen."
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. is niet tot rectificatie overgegaan.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.570,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen de berichten in de WeChat-groepen te rectificeren, door in diezelfde WeChat-groepen een bericht te plaatsen met de volgende tekst:
" Ten onrechte hebben wij (de eigenaren van) [eiseres] B.V. in deze chatgroep gekwalificeerd als oplichters en onbetrouwbaar bedrijf. Deze bewoordingen nemen wij hierdoor terug. De directie van VOF [gedaagde sub 1] "
Dit alles op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag, voor het geval [gedaagde sub 1] c.s. weigert binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de rectificatie te effectueren;
3. [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
4.2.
[gedaagde sub 1] c.s. voert verweer tegen de vorderingen van [eiseres] . Volgens [gedaagde sub 1] c.s. ziet de factuur waarvan [eiseres] betaling vordert op werkzaamheden in de bedrijfsruimte. De werkzaamheden in de bedrijfsruimte zijn niet aangevangen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft daarom een tegenvordering (eis in reconventie) ingesteld. Zij vordert terugbetaling van de door haar gedane aanbetaling van € 12.000,00, te vermeerderen met rente en kosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover van belang worden ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Bij tussenvonnis van 7 februari 2024 heeft de kantonrechter verzocht voorafgaand aan de mondelinge behandeling nadere stukken in te dienen:
- welke (renovatie)werkzaamheden zijn voor de woning overeengekomen;
- welke (renovatie)werkzaamheden heeft [eiseres] in de woning uitgevoerd;
- wanneer heeft [eiseres] de (renovatie)werkzaamheden in de woning opgeleverd en hoe is de oplevering verlopen;
- welke prijs is voor de (renovatie)werkzaamheden in de woning afgesproken;
- hoe verhoudt de op Wechat besproken totaalprijs van € 35.000,- zich tot de factuur van € 20.750,- inclusief btw;
- welke afspraken zijn er gemaakt over (renovatie)werkzaamheden in de bedrijfsruimte van [gedaagde sub 1] c.s.;
- eventuele contante betalingen door [gedaagde sub 1] c.s.
5.2.
Partijen zijn over en weer in gebreke gebleven de hierboven verzochte stukken aan te leveren. De kantonrechter heeft ter zitting aangegeven dat op basis van het (voorhanden zijnde) procesdossier niet kan worden vastgesteld welke afspraken precies tussen partijen zijn gemaakt, niet ten aanzien van de woning en niet ten aanzien van de bedrijfsruimte. De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden voor schikkingsonderhandelingen. Die onderhandelingen hebben geen resultaat opgeleverd, waarna partijen nog een akte hebben genomen.
5.3.
Ter zitting en bij akte heeft [eiseres] , in weerwil van het door haar aanvankelijk ingenomen standpunt (zie brief van 23 november 2022 van de gemachtigde van [eiseres] ), dat alle werkzaamheden, waaronder die van de factuur van 21 september 2019, zien op de verbouwing van de woning van gedaagde sub 2 en 3, en dus niet op de bedrijfsruimte van [gedaagde sub 1] c.s. Dat de factuur op naam van [gedaagde sub 1] c.s. is gesteld is volgens [eiseres] op verzoek van gedaagde sub 2 en 3 gedaan. De door de kantonrechter bij tussenvonnis van 7 februari 2024 gestelde vragen zijn ook na de aktes van partijen grotendeels onbeantwoord gebleven.
Ten aanzien van de factuur
5.4.
[eiseres] legt dus aan haar vordering ten grondslag dat zij werkzaamheden heeft verricht in de woning van (de vennoten van) [gedaagde sub 1] c.s.. [gedaagde sub 1] c.s. heeft voor deze werkzaamheden een bedrag van € 12.000,00 betaald, maar het restant van de factuur is onbetaald gebleven. [eiseres] stelt dat zij de werkzaamheden heeft afgerond en vordert betaling van het restant. [gedaagde sub 1] c.s. wil de factuur niet betalen. Zij voert aan dat de factuur ziet op werkzaamheden die [eiseres] zou uitvoeren in de bedrijfsruimte. [eiseres] heeft uiteindelijk geen werkzaamheden in de bedrijfsruimte uitgevoerd. [gedaagde sub 1] c.s. vordert daarom terugbetaling van de door haar gedane aanbetaling, te vermeerderen met rente en kosten.
5.5.
De vraag die eerst ter beantwoording voorligt is of kan worden vastgesteld dat de factuur van [eiseres] en de betaling van € 12.000,00 ziet op de woning van gedaagden sub 2 en 3 dan wel op de bedrijfsruimte van [gedaagde sub 1] c.s. Het enkele feit dat de factuur is gericht aan [gedaagde sub 1] c.s. is voor het aannemen dat deze ziet op de bedrijfsruimte, gelet op de uiteindelijke gemotiveerde betwisting van [eiseres] , onvoldoende. [gedaagde sub 1] c.s. heeft niet onderbouwd dat de factuur en de betaling van € 12.000,00 ziet op werkzaamheden in de bedrijfsruimte, welke werkzaamheden niet zouden zijn uitgevoerd. Uit niets blijkt dat partijen werkzaamheden met betrekking tot de bedrijfsruimte zijn overeengekomen. Het lag op de weg van [gedaagde sub 1] c.s. om hierover stukken in het geding te brengen of op zijn minst dragende feiten en omstandigheden naar voren te brengen. Dat heeft [gedaagde sub 1] c.s. in het geheel niet gedaan. Uit de stukken die zijn ingediend door [eiseres] kan de kantonrechter alleen opmaken dat partijen kennelijk uitsluitend hebben gesproken over werkzaamheden in de woning van gedaagden sub 2 en 3. Nu de reconventionele vordering is gebaseerd op de buitengerechtelijke ontbinding van de aannemingsovereenkomst die enkel ziet op de bedrijfsruimte, terwijl niet kan worden vastgesteld dat een dergelijke aannemingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, kan van terugbetaling (onverschuldigd) van een bedrag van € 12.000,00 dan ook op die grond geen sprake zijn.
5.6.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft een algemeen bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter gaat aan dit aanbod voorbij. Uitgangspunt bij bewijslevering is immers dat een partij daartoe pas wordt toegelaten als zij haar stellingen (dan wel verweren) voldoende heeft toegelicht. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] c.s. meerdere kansen onbenut heeft gelaten om haar stellingen nader te onderbouwen. De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om [gedaagde sub 1] c.s. (opnieuw) in de gelegenheid te stellen tot het leveren van bewijs.
5.7.
Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) draagt de partij die zich op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten beroept de bewijslast van die feiten of rechten. In conventie is het aan [eiseres] om te onderbouwen dat zij de werkzaamheden op de factuur heeft uitgevoerd en dat [gedaagde sub 1] c.s. hiervoor nog € 8.570,00 moet betalen. Allereerst is onduidelijk gebleven welke werkzaamheden partijen voor de woning zijn overeengekomen en welk werk door [eiseres] daadwerkelijk is uitgevoerd. Verder is ook niet duidelijk geworden welke werkzaamheden [eiseres] al eerder – vóór de factuur van 21 september 2021 – bij [gedaagde sub 1] c.s. in rekening heeft gebracht en voor welke werkzaamheden [gedaagde sub 1] al heeft betaald. [eiseres] verwijst naar Whatsapp-berichten (vertaald uit het Chinees) die zij heeft ingediend, maar uit die berichten kan zonder verdere toelichting door [eiseres] weinig worden opgemaakt anders dan dat voor de verbouwing van de woning aanvankelijk een bedrag is overeengekomen van € 33.000,00. Uit die stukken lijkt verder te volgen dat partijen mogelijk meerwerk zijn overeengekomen, waar de betaling van € 12.000,00 en de daarop gevolgde factuur lijkt te zien. Maar zoals gezegd [eiseres] heeft geen enkel inzicht gegeven waarop die werkzaamheden zien noch wanneer deze zijn uitgevoerd en hoe en wanneer een oplevering van het werk heeft plaatsgevonden. Krachtens artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig aan te voeren. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. Dat [eiseres] recht heeft op betaling van het restant van € 8.570,00 is dan ook onvoldoende gebleken. Alleen daarom al is de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar.
5.8.
[eiseres] heeft eveneens een algemeen bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter gaat aan dit aanbod voorbij. Uitgangspunt bij bewijslevering is immers dat een partij daartoe pas wordt toegelaten als zij haar stellingen voldoende heeft toegelicht. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] meerdere kansen onbenut heeft gelaten om haar stellingen nader te onderbouwen. De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om [eiseres] (opnieuw) in de gelegenheid te stellen tot het leveren van bewijs.
Conclusie
5.9.
De slotsom is dat beide partijen hun vorderingen onvoldoende hebben onderbouwd. De vorderingen en daaraan verbonden nevenvorderingen van zowel [eiseres] als [gedaagde sub 1] c.s. zullen daarom worden afgewezen.
Rectificatie WeChat-berichten
5.10.
In deze zaak gaat het verder om de vraag of de uitlatingen die [gedaagde sub 3] heeft gedaan in de WeChat-berichten onrechtmatig waren jegens [eiseres] . [gedaagde sub 1] c.s. voert aan dat de uitlatingen van [gedaagde sub 3] niet aan haar kunnen worden toegerekend. De kantonrechter laat dit in het midden. Ook als de uitlatingen aan [gedaagde sub 1] c.s. moeten worden toegerekend, dient de vordering tot rectificatie te worden afgewezen.
5.11.
Bij de vraag of een uiting onrechtmatig is, zijn twee grondrechten aan de orde. Aan de ene kant het recht op vrijheid van meningsuiting van degene die de uitlating doet (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM). Aan de andere kant het recht op eerbiediging van de eer en goede naam van degene over wie de uitlating gaat (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM). In deze zaak gaat het dus om een afweging tussen fundamentele rechten. Meer specifiek, het recht van [eiseres] op eerbiediging van zijn eer en goede naam door niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan ernstige verdachtmakingen en beschuldigingen die zijn gebaseerd op onjuiste dan wel onvolledige feiten of suggesties. Tegenover het recht van [gedaagde sub 3] op de vrijheid van meningsuiting, waarbij zij zich informerend, kritisch, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden.
Het is vaste rechtspraak dat de fundamentele rechten op vrijheid van meningsuiting en eerbiediging van de eer en de goede naam in beginsel gelijkwaardig zijn. Niet kan worden gezegd dat het ene recht in het algemeen zwaarder weegt dan het andere recht. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt (en dus of al dan niet sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 jo 6:167 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), moet worden gevonden door een afweging van alle omstandigheden van het geval. Het oordeel dat één van beide rechten, gelet op alle relevante omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, brengt mee dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets.
5.12.
Voor zover moet worden aangenomen dat de chatberichten zien op [eiseres] (hetgeen niet zonder meer blijkt uit de chatberichten zelf), maar ook niet door [gedaagde sub 1] c.s. wordt weersproken, geldt dat [gedaagde sub 3] het recht heeft zich over het werk te beklagen en waarschuwend moet kunnen uitlaten over in haar beleving ervaren misstanden met betrekking tot het geleverde werk. De opmerkingen die zien op het ‘slecht geleverd werk’, ‘de mindere materialen’ en ‘de hoge prijzen’ kunnen jegens [eiseres] niet als onrechtmatig worden gekwalificeerd. [gedaagde sub 3] overschrijdt echter de grens bij de opmerkingen dat het gaat om een ‘malafide bedrijf”, ‘ze zijn bedrieglijk’ en ‘het misleiden van mensen’. Desondanks wijst de kantonrechter de vordering tot rectificatie af. De uitlatingen zijn gedaan in september 2021 of 2022 (dat blijft onduidelijk) in besloten chatgroepen. Dat [eiseres] als gevolg van de berichten potentiële klanten heeft verloren is niet onderbouwd. Het voorgaande bezien in samenhang met het tijdsverloop – de kwestie speelt september 2021 of 2022, terwijl het inmiddels september 2024 is – maakt dat er naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende reden is voor een veroordeling tot openbaarmaking van een rectificatie. Hier komt bij dat het te verwachten effect van openbaarmaking van een rectificatie in dit geval gering is. Voorts is niet uit te sluiten dat het averechts effect heeft om weer aandacht aan deze kwestie te besteden.
5.13.
Op grond van het voorgaande wordt een rectificatie in dit geval geen passende oplossing geacht.
Proceskosten
5.14.
Partijen krijgen over en weer ongelijk. De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.Beslissing

De kantonrechter
In conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
In reconventie
6.2.
wijst de vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. af;
In conventie en in reconventie
6.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.