ECLI:NL:RBMNE:2024:5404
Rechtbank Midden-Nederland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het kader van een Ziektewetuitkering
In deze tussenuitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de toekenning van een Ziektewetuitkering (ZW-uitkering) met ingang van 31 oktober 2022. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die door het Uwv was afgewezen, maar na bezwaar werd de ZW-uitkering alsnog toegekend. De rechtbank behandelt de vraag vanaf welke datum eiser arbeidsongeschikt is, wat bepalend is voor de ingangsdatum van de uitkering. Eiser stelt dat zijn eerste arbeidsongeschiktheidsdag 25 maart 2022 moet zijn, terwijl het Uwv deze heeft vastgesteld op 1 augustus 2022.
De rechtbank stelt vast dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, maar deze rapporten moeten zorgvuldig zijn opgesteld en mogen geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser heeft aangevoerd dat de verklaring van een vriend, die ook neuroloog is, ten onrechte niet is meegenomen in de medische beoordeling. De rechtbank is van mening dat de verklaring van de vriend, hoewel niet medisch, wel relevant is voor de beoordeling van eisers functioneren en klachten.
De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest en dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit. Het Uwv krijgt de gelegenheid om de gebreken te herstellen, waarbij de rechtbank de termijn voor herstel op acht weken stelt. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet worden behandeld.