ECLI:NL:RBMNE:2024:5401

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
23/3705
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van het Uwv over arbeidsongeschiktheid van een dierenverzorgster

In deze zaak heeft eiseres, een dierenverzorgster, beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin haar arbeidsongeschiktheid op 58,23% is vastgesteld. Eiseres had zich op 24 november 2020 ziekgemeld vanwege medische klachten en na een wachttijd van 104 weken een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid beoordeeld op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiseres is het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft zijn besluit gehandhaafd na heronderzoek.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en beoordeeld of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft niet met medische stukken kunnen onderbouwen dat zij verdergaand beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het Uwv juist is en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de arbeidskundige beoordeling.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het Uwv. Eiseres krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3705

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.E. Roberts-Hafkamp),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder.

Inleiding

1. Eiseres werkte als dierenverzorgster bij [werkgever] voor gemiddeld 39,77 uur per week. Op 24 november 2020 heeft zij zich vanwege medische klachten voor dit werk ziekgemeld. Na een wachttijd van 104 weken heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd bij het Uwv.
2. Een arts van het Uwv heeft onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiseres op 11 november 2022. Hij heeft de klachten en aandoeningen van eiseres vertaald naar arbeidsbeperkingen en die beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens geconcludeerd dat eiseres haar eigen werk als dierenverzorgster niet meer kan doen. Hij heeft het maatmaninkomen van eiseres vastgesteld (het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd) en drie voorbeeldfuncties geselecteerd die eiseres volgens hem, ondanks haar beperkingen uit de FML, wél kan doen. Op basis van die drie passende voorbeeldfuncties acht het Uwv eiseres 60,7 % arbeidsongeschikt. Met het besluit van 6 oktober 2022 heeft het Uwv aan eiseres een WIA-uitkering toegekend per 11 november 2022.
3. Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidskundige bezwaar en beroep van het Uwv hebben heronderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de belastbaarheid van eiseres gewijzigd vastgesteld in een FML van 31 mei 2023. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de drie voorbeeldfuncties die de primaire arbeidsdeskundige heeft geselecteerd gehandhaafd en aanvullend een andere passende voorbeeldfunctie geselecteerd. Hij heeft vervolgens het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres opnieuw berekend. De uitkomst van deze berekening is dat eiseres 58,23% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 14 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv eiseres met ingang van 11 november 2023 58,23% arbeidsongeschikt geacht.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft ter onderbouwing van haar beroep informatie overgelegd van haar psycholoog. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 februari 2024.
5. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Het geschil

6. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat zij vindt dat zij meer beperkt is in haar arbeidsmogelijkheden dan door het Uwv is aangenomen. Het Uwv vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid juist is vastgesteld.

Het toetsingskader

7. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 58,23%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 11 november 2022.
8. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.

De beoordeling door de rechtbank

zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
9. De rechtbank ziet geen aanleiding het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De primaire arts heeft eiseres op een telefonisch spreekuur gesproken. Hij heeft de resultaten van een neuropsychologisch onderzoek (NPO), waartoe de huisarts opdracht had gegeven, betrokken in zijn beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien op de hoorzitting en aansluitend lichamelijk onderzoek verricht, zich een indruk gevormd van de psyche en de door eiseres overgelegde (medische) informatie bij zijn beoordeling betrokken.
inhoudelijke medische beoordeling
10. Eiseres voert aan dat door haar cognitieve problematiek haar functioneren in arbeid en daarvoor al op school en in opleidingen zodanig veel energie heeft gekost dat zij daardoor mentaal overbelast en uitgeput is geraakt. Daarnaast is sprake van een aantal traumatische triggers, die door het Uwv worden miskend maar die er uiteindelijk toe hebben geleid dat eiseres is ingestort. Eiseres loopt vast op alle vlakken van haar leven en heeft veel hulp van maatschappelijk werk. De behandeling bij haar psycholoog heeft tot weinig vooruitgang geleid. Zij is doorverwezen naar het sociale team van de gemeente voor intensieve zorg en naar de praktijkondersteuner van de huisarts. Eiseres vindt dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft dan wel dat een forsere urenbeperking moet worden aangenomen. Het vrijwilligerswerk dat zij twee uur per week verricht is het maximaal haalbare.
11. De primaire arts heeft in zijn rapport van 3 oktober 2022 uiteengezet dat er geen indicaties zijn voor volledige arbeidsongeschiktheid. Hij heeft eiseres vanwege een forse mentale overbelasting die tot geestelijke uitputting heeft geleid, aangewezen geacht op een stressbeperkte werkomgeving en heeft beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Daarnaast heeft hij een (tijdelijke) urenbeperking van 5 x 4 uur per week aangenomen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 31 mei 2022 uitgelegd dat hij op basis van de uitkomst van het NPO de beperking op hoog handelingstempo heeft aangescherpt en een beperking heeft toegevoegd op het item vaste bekende werkwijze. Hij heeft uitgelegd dat en waarom er geen sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Eiseres is niet bedlegerig, in haar algemene dagelijkse levensverrichtingen is ze niet afhankelijk en ze is niet opgenomen in een ziekenhuis of instelling. Ook is geen sprake van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren als gevolg van een ernstige psychische stoornis. Voor een verdergaande urenbeperking is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden gelet op het onderliggende ziektebeeld en omdat uit het dagverhaal blijkt dat eiseres in staat is gedurende een periode van vier uur per dag te werken in passende arbeid. Ook een preventieve indicatie is niet aan de orde zolang rekening wordt gehouden met de beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. In reactie op de door eiseres zelf opgestelde FML heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een beperking op conflicthantering en op intensief samenwerken aangenomen vanwege haar brede scala aan psychische klachten en haar algehele presentatie op de hoorzitting.
12. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Eiseres heeft verder ook niet met medische stukken aannemelijk gemaakt dat zij verdergaand beperkt is. Over de in beroep overgelegde brief van de psycholoog (die volgens eiseres dateert van eind 2023) geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 22 februari 2024 aan dat de informatie daarin over de uitkomst van het psychodiagnostisch onderzoek en het disharmonisch intelligentieprofiel al bekend was uit de brieven van de GZ-psycholoog van 13 januari 2023 en van 4 augustus 2022. Deze informatie is dus door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de bezwaarfase bij de beoordeling betrokken.
13. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, hoe begrijpelijk ook, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
arbeidskundige beoordeling
14. Eiseres heeft geen concrete gronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. Verder zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen dat de arbeidskundige beoordeling niet juist is.

Conclusie en gevolgen

15. Dit betekent dat eiseres op juiste gronden met ingang van 11 november 2022 58,23% arbeidsongeschikt is geacht. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en het Uwv hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024.
de griffier is verhinderd
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.