Uitspraak
1.De procedure
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 1 mei 2024, waarin het antwoord van [gedaagde] is vastgelegd,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres, een B.V., een overeenkomst gesloten met gedaagde, eveneens een B.V., voor het vertonen van reclame in een bioscoop gedurende vijf jaar. Gedaagde heeft echter de factuur voor het jaar 2023 niet voldaan, wat heeft geleid tot een vordering van eiseres om deze factuur en de toekomstige termijnen te betalen. De kantonrechter heeft op 11 september 2024 geoordeeld dat gedaagde verplicht is om de openstaande factuur van € 7.235,80 te betalen, evenals de toekomstige termijnen voor de komende drie jaren, wat het totaalbedrag op € 7.972,59 brengt, inclusief rente en proceskosten.
De procedure begon met een dagvaarding en een civiele rolzitting op 1 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 augustus 2024. Tijdens deze behandeling waren beide partijen aanwezig, en de kantonrechter heeft hen gevraagd om op elkaar te reageren. Gedaagde heeft erkend dat de factuur verschuldigd is, maar heeft aangevoerd dat zij niet kan betalen en dat de overeenkomst tussentijds is opgezegd. De kantonrechter heeft deze argumenten verworpen, omdat de betalingsverplichting blijft bestaan, ongeacht de financiële situatie van gedaagde.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de contractuele rente van 1,5% per maand verschuldigd is over het openstaande bedrag, en dat gedaagde de buitengerechtelijke incassokosten moet betalen, die zijn gematigd tot een redelijk bedrag. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan eiseres, omdat gedaagde in het ongelijk is gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moet betalen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.