In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2024, worden de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoeker tegen twee verleende omgevingsvergunningen behandeld. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunningen, maar zijn verzoeken zijn kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter legt uit dat indien een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend, het griffierecht betaald moet worden. In dit geval bedraagt het griffierecht € 187,- per zaak. De griffier heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar verzoeker heeft dit niet tijdig gedaan. Er is geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven, waardoor de verzoeken niet inhoudelijk konden worden beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeert dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk zijn, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.