ECLI:NL:RBMNE:2024:5361

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/4340 en UTR 24/4416
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoeken om voorlopige voorzieningen wegens niet-betaling griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juli 2024, worden de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoeker tegen twee verleende omgevingsvergunningen behandeld. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunningen, maar zijn verzoeken zijn kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter legt uit dat indien een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend, het griffierecht betaald moet worden. In dit geval bedraagt het griffierecht € 187,- per zaak. De griffier heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar verzoeker heeft dit niet tijdig gedaan. Er is geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven, waardoor de verzoeken niet inhoudelijk konden worden beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeert dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk zijn, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/4340 en UTR 24/4416

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juli 2024 in de zaken tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum.

Als derde-partij nemen aan de zaken deel:
[derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2], uit [woonplaats] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige
voorzieningen van verzoeker tegen twee verleende omgevingsvergunningen voor het adres [adres] in [plaats] . Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Omdat de verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de voorzieningenrechter
uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom de verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk zijn.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
3. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1]
In zaken als deze is het griffierecht € 187,- (per zaak). De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn bijgeschreven moet zijn op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brieven van 26 juni 2024 (zaaknummer
UTR 24/4340) en van 2 juli 2024 (zaaknummer UTR 24/4416) verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van de betreffende brief.
5. Verzoeker heeft het griffierecht in beide zaken niet (op tijd) betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging
voor dit verzuim gebleken.
Ook niet voldaan aan overige voorwaarden
7. De griffier heeft in de brieven van 1 juli 2024 verzoeker laten weten dat zijn
verzoekschriften niet voldoen aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld. Verzoeker is gevraagd om uiterlijk binnen een week na da datum van verzending van de brieven een kopie toe te sturen van de besluiten waar hij het niet mee eens is en een kopie van zijn bezwaarschrift(en). Ook op deze brieven heeft verzoeker niet gereageerd, zodat ook om die reden de verzoeken niet inhoudelijk worden beoordeeld.

Conclusie en gevolgen

8. De verzoeken zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de
voorzieningenrechter de verzoeken niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.